Aangepast zoeken

VD AMOK
archief VredesMagazines

Onderzoeksdossier VD AMOK
Ondertussen in Irak

verschenen in het tijdschrift VredesMagazine
nummer 3, jaargang 5, 2012



Inhoudsopgave

Dit dossier is een product van VD AMOK in samenwerking met Vrede VZW uit Gent. Een eerdere editie is verschenen in nr. 415 van het blad Vrede.
Redactie: Kees Kalkman, Soetkin Van Muylem



Colofon

VredesMagazine 3e kwartaal 2012
Uitgave van de vereniging VredesMedia waarin samenwerken:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vereniging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland.
In Vredesmagazine zijn de tijdschriften Kernwapens Weg!, VD AMOK en de dikke nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders opgegaan.

Redactie
Jan Bervoets, Boudewijn Chorus, Hans Feddema, Benno Houweling, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Anke Polak, Jan Schaake, Guido Schokker, Barbara Smedema, Egbert Wever

Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
David-Jan Donner, Chris Geerse

De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk. De tekst van artikelen mag worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding. Copyrights van foto’s en tekeningen berusten bij de desbetreffende fotograaf /illustrator.

Fotoredactie
Hans Bouton, Anne Vaillant

Medewerkende fotografen en illustratoren
Activestills, Ario Abrahamson, Jan Bervoets, Christiaan Briggs, Daniel Herrera, Jordan Johmson, Latuff, André van der Linden, Len Munnik, Boyd Noorda, Olivier Vin, Sylvia Wilbrink

Vormgeving
Jimmy Slothouwer

Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg

Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van Vredesmagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmagazine.nl of 015 7850137

Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.

Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl

Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
e-post info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 15 augustus
Verschijningsdatum volgend nummer: 15 september

ISSN 1876-0724


Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

De onzekere toekomst van Irak

Naar aanleiding van de Golfoorlog in 1991 meldde de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken James Baker aan zijn toenmalige Iraakse collega Tariq Aziz, "We zullen je land vernietigen en terugbrengen naar het stenen tijdperk." En dat is ook gebeurd. Paul Wolfowitz, Amerikaans onderminister van Defensie verklaarde in 2002 dat de VS "staten zouden beëindigen die het terrorisme steunen". Wel, Irak werd 'beëindigd'. De Amerikaanse troepen hebben een verminkt land achtergelaten sinds hun zogenaamde terugtrekking uit Irak eind 2011. Volgens het internationaal recht zijn de VS juridisch en moreel verplicht tot herstelbetalingen en tot de wederopbouw van het land, maar daar is voorlopig zeker geen sprake van.

Vandaag, na bijna negen jaar van Amerikaanse bezetting en 'democratie', is Irak er slechter aan toe dan voor de VS-invasie van 2003. Onderwijs en gezondheid in Irak liggen ver onder het niveau van voor de invasie. Elektriciteit en schoon water zijn niet beschikbaar voor miljoenen Irakezen. Tragisch genoeg worden vrouwen en kinderen het hardst getroffen. Het religieus fundamentalisme van de Iraakse regering - die met de steun van de VS aan de macht kwam - verslechterde de positie van de vrouwen, en in het bijzonder hun toegang tot onderwijs en werkgelegenheid.

Een uitgebreid onderzoek van Dr. Souad Al Azzawi toonde aan dat ten minste 85% van de hoogopgeleide vrouwen werkloos is. De Iraakse vrouwen kenden voor 1991 de grootste bescherming van fundamentele vrouwenrechten en het hoogste opleidingsniveau in de hele regio. De enorme verschraling van hun rol en rechten in de huidige Iraakse maatschappij is simpelweg een ramp. Honderden vrouwen werden in het 'bevrijde' Irak al gedood vanwege hun beroepswerkzaamheden, hun publieke rol in het land of het niet voldoen aan de opgelegde kledijnormen, zoals het dragen van een hoofddoek. Veel vrouwen zijn gevlucht of hebben hun werk verlaten, wat leidde tot een brain drain die onder andere de gezondheidszorg heeft verlamd. Vrouwenhandel en prostitutie zijn bloeiend, en naar schatting 3 miljoen Iraakse weduwen en 5 miljoen wezen (een vijfde van de kinderen van het land) hebben moeite om te overleven.

Mensenrechtenorganisaties melden dat vier miljoen Irakezen nog steeds ontheemd zijn, hetzij in ballingschap in het buitenland of gevlucht binnen Irak. Velen van hen zijn niet in staat om naar hun voormalige buurt terug te keren na het sektarische geweld van 2005-2007. De Iraakse economie is een puinhoop en de productie-installaties zijn vernietigd. De zogenaamde democratie die de VS invoerden is een farce, waarin de sjiieten het hoge woord voeren en politiek geknoei en corruptie hoogtij vieren. 90% van de Iraakse bevolking is getraumatiseerd, de meeste mensen waren getuige van moord, explosies en ander geweld in de afgelopen negen jaar. Zelfmoordaanslagen, moorden en bomaanslagen in Irak hebben van 18 december 2011 (de datum waarop de VS de meeste van zijn troepen heeft teruggetrokken) tot nu, het leven gekost aan vele honderden Iraakse burgers. De internationale pers trekt bij de verslaggeving hierover volop partij voor de sjiieten. Nieuwsberichten trekken voortdurend van leer tegen de 'soennitische' terreurgroep al-Qaida, die aanslagen zou verrichten tegen de 'sjiitische bevolking'. Volgens veiligheidsexperts is al-Qaida in Irak echter maar een minuscuul kleine organisatie. Bovendien werden de voorbije maanden ettelijke bomaanslagen gepleegd in de Iraakse steden Ramadi, Mosoel, Haditha, Tikrit, Fallujah, de wijk Adhamiyah in Bagdad, de provincie Diyala, enzovoort. Dit zijn allemaal soennitische gebieden. De golf van aanslagen verspreidt zich dus over het hele land.

Vanwaar dan de voorliefde van de pers om het conflict te focussen op al-Qaida en de sjiitische bevolking uit te roepen tot de voornaamste slachtoffers? Waarom wordt er geen woord vuil gemaakt aan de duizenden soennieten die recent in het hele land werden aangehouden en gedetineerd door de regering? Waarom wordt er niet geschreven over de virulente sektarische politiek van premier Nouri al-Maliki, die recent nog verklaarde dat zijn belangrijkste identiteit 'sjiiet' is?

Corruptie en terreur

De wekelijkse protesten van de Iraakse bevolking tegen corruptie duren onverminderd voort, niettegenstaande de genadeloze repressie en zonder dat de pers daarover bericht. Die corruptie treft de hele Iraakse bevolking, net als het terreurbeleid van premier Maliki, de lieveling van de VS. Na zijn terugkeer uit Washington in december 2011 (waar hij een bezoek bracht aan president Obama ter voorbereiding van de definitieve terugtrekking van de Amerikaanse troepen), liet Nouri al-Maliki het huis van de Iraakse vice-president, Tareq al-Hashemi, omsingelen met tanks. Enkele dagen later vaardigde hij een arrestatiebevel uit tegen de vice-president. Al-Hashemi vluchtte naar Noord Irak, onder de bescherming van de president van de Iraaks-Koerdische regio Barzani. Hashemi's bescherming werd echter opgeheven en hij vluchtte begin april 2012 richting Qatar en Saoedi-Arabië. Na zijn terugkeer uit Washington eiste Maliki eveneens dat vicepremier Saleh al-Mutlaq zou worden ontheven uit zijn functie (wat recent ook gebeurde) en schoffeerde hij minister van financiën Rafi al-Issawi. Hashemi, Mutlaq en Issawi zijn allen soennieten en leden van de politieke coalitie Al-Iraqiya-lijst, de winnaar van de nationale verkiezingen van maart 2010.

Tussen de Iraakse president Maliki en zijn sjiitische coalitiepartner in de regering, de Sadristische partij, botert het ook al een tijdje niet meer. Op 27 december 2011 riep de leider van de Sadristen, Moqtada al-Sadr, op om het parlement te ontbinden en vervroegde verkiezingen te houden, een open uitdaging aan premier Nouri al-Maliki in een escalerende politieke crisis. Deze uitdagingen zijn uiteraard zeer tegen de zin van Maliki, die zijn grip op de macht verder wil verstevigen.

Executies en detentie

Op 28 mei 2011 publiceerde Amnesty International haar jaarlijks rapport. Conclusie: "Ernstige mensenrechtenschendingen werden gepleegd door Iraakse veiligheidstroepen en Amerikaanse troepen: duizenden mensen werden gedetineerd zonder aanklacht of proces, waaronder een aantal die werden vastgehouden voor meerdere jaren. (...) Marteling en andere vormen van mishandeling van gedetineerden door de Iraakse veiligheidstroepen is endemisch. (...) De rechterlijke instanties leggen de doodstraf op na een oneerlijk proces en ten minste 1.300 gevangenen wachten op hun executie in de dodencel." Human Rights Watch meldde op 9 februari 2012 dat er al 65 mensen werden geëxecuteerd in het begin van dit jaar, en een woordvoerder van de Iraakse regering bevestigde dat er nog meer executies zouden volgen.

In de aanloop van de terugtrekking van de VS-troepen in december 2011, zijn massaal arrestaties verricht over heel Irak. Volgens officiële cijfers van de ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken voerden veiligheidstroepen van de regering in december 2011, 220 operaties uit in 14 provincies en arresteerden ze daarbij 1726 burgers, waaronder tientallen vrouwen. In januari 2012 werden 210 operaties uitgevoerd, die leidden tot de arrestatie van 1.388 burgers. Tijdens de maand maart leidden 193 razzia's tot de arrestatie van 1465 burgers. De veelvuldige arrestaties en schendingen van de mensenrechten door het ministerie van Nationale Veiligheid, Antiterreureenheden, Awakening Councils (coalities tussen tribale sjeiks om de veiligheid te garanderen binnen hun gemeenschappen), Koerdische Peshmerga-troepen en andere milities werden niet opgenomen in deze cijfers, net zomin als de vele willekeurige arrestaties die verricht werden in de aanloop van de top van de Arabische Liga in Bagdad in maart 2012. Het lot van veel van deze arrestanten is onbekend. Familieleden zijn wanhopig op zoek naar hun vermiste geliefden. Irak heeft trouwens het grootst aantal vermiste personen ter wereld: meer dan één miljoen.

Winnaars?

Te midden van dit sombere beeld, is het moment gekomen om de vraag te stellen: wie won deze krankzinnige oorlog? Irakezen vieren vandaag nog steeds de terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak. Premier Nouri al-Maliki stuurde na de terugtrekking op 18 december 2011 een tekstberichtje met felicitaties naar de miljoenen Irakezen die een mobiele telefoon bezitten, en claimde de overwinning (die hij zogezegd had bewerkstelligd). Helaas, Irak en zijn bevolking zijn de grootste verliezers in de voortdurende saga van vernietiging die in 1991 begon met de Golfoorlog, die tijdens de internationale sancties van de jaren 1990 verder werd uitgediept, en die culmineerde in de Anglo-Amerikaanse invasie van 2003 en de daaropvolgende bezetting. 99% van de Amerikaanse bevolking kan evenmin de winnaar van deze oorlog genoemd worden. Een oorlog die volgens econoom en professor Joseph Stiglitz 4000 miljard dollar zal gekost hebben aan de Amerikaanse belastingbetalers. Deze kosten hebben ongetwijfeld bijgedragen aan de crisis van de VS-economie van de afgelopen jaren, die resulteerde in een groot verlies van jobs en huizen.

Veranderde regio

President Obama blijft volhouden dat de Irak-oorlog een eclatant succes was. De komende presidentsverkiezingen in de VS zijn een belangrijke factor in de huidige politiek van de Amerikaanse regering ten aanzien van het Midden-Oosten. Om zijn kansen op herverkiezing gaaf te houden wil president Obama tijdelijk rust en zet alle oorlogsinspanningen die geen snelle overwinning in het vooruitzicht stellen on hold, zowel in Iran als in Syrië. Het merendeel van de Amerikaanse bevolking was tegen het einde gekant tegen de oorlog in Irak, net zoals het zich ondertussen gekeerd heeft tegen de oorlog in Afghanistan. De meerderheid van de bevolking is momenteel niet onmiddellijk bereid om nieuwe oorlogen tegen Iran en/of Syrië te steunen. Laten we niet vergeten dat Obama precies werd verkozen met de belofte dat hij de oorlog in Irak zou stopzetten. Als hij in het Midden-Oosten tijdelijk een status quo kan bewerkstelligen, is een tweede ambtstermijn erg waarschijnlijk. Indien hij nieuwe uitzichtloze oorlogstheaters zou openen of indien het geweld in Irak terug zou oplaaien, zullen de Republikeinen daar ongetwijfeld de vruchten van plukken. De recente diplomatieke inspanningen van de VS-administratie om stabiliteit te bekomen in de regio zijn dus niet verwonderlijk. Maar ijveren voor stabiliteit in het Midden-Oosten blijkt toch niet zo evident. In Irak voltrekt zich immers een heel ander scenario dan was voorspeld door de VS in 2003. Het machtsevenwicht in de regio is nu onzeker en afhankelijk van vele factoren die buiten de Amerikaanse controle liggen. De huidige oplaaiende sektarische spanningen moeten in dit licht worden begrepen. De belangrijkste uitkomst van de jarenlange Amerikaanse bezetting is de toegenomen Iraanse invloed in Irak en in het Midden-Oosten in het algemeen.

Iran

Nouri al-Maliki is misschien wel de enige leider die aanvaardbaar is voor zowel de VS als voor het sjiitische Iran. Amerikanen en Iraniërs beschuldigen elkaar er voortdurend van zich te mengen in de Iraakse aangelegenheden. Maliki was meermaals de begunstigde van dit gekibbel. Toen Maliki in 2006 werd geselecteerd door de VS als de meest geschikte kandidaat premier, merkte een Iraakse functionaris op: "De Grote Satan [zoals de Iraniërs de VS noemen] en de As van het Kwaad [zoals Iran door de VS wordt omschreven] zijn weer samengekomen en hebben Maliki gekozen als hun man." Af en toe klinkt Maliki als een Iraakse nationalist, maar onder druk speelt hij de sektarische kaart, meestal door de Iraakse sjiieten angst aan te jagen met het spook van een Baathistische (partij van Saddam Hoessein) en soennitische contrarevolutie. Volgens sommige waarnemers is zijn intentie de creatie van een autoritaire sektarische staat. En zoals hierboven reeds vermeld, heeft Maliki systematisch alle soennitische ministers uit zijn regering verdreven en voert hij een genadeloze repressie tegen de soennitische bevolking. De intense politieke- en handelsbetrekkingen tussen Irak en Iran worden ondertussen argwanend gevolgd door de VS en de buurlanden in het Midden-Oosten. Het is bekend dat Irak een handje toesteekt bij het ontwijken van het door de VS opgelegde handelsembargo tegen Iran, onder meer door Iraanse goederen te importeren en te exporteren via zijn grondgebied en door dollars te ruilen tegen de Iraanse munt (de rial). Dit deviezenverkeer heeft Irak trouwens al meer dan 2 miljard dollar gekost omwille van de ontwaarding van de Iraanse rial.

Turkije

De opkomst van de Iraanse invloed in Irak via de sjiitische banden drijft de Iraakse Koerden die in het noorden van het land leven, meer en meer onder de paraplu van Turkije. De concrete strategische samenwerking tussen de autonome Koerdische regio in Noord-Irak en Turkije is dus een rechtstreeks gevolg van de Amerikaanse invasie. De nieuwe evenwichten in de nasleep van de bezetting van Irak bieden bepaalde perspectieven voor Turkije die de soennieten en Koerden in Irak kan ondersteunen tegen de groeiende Iraanse invloed in de regio. Op deze manier wordt in het Noorden van het land een Koerdistan gecreëerd onder de bescherming van Turkije, én onder bescherming van de VS. Op 12 maart ontmoette de Amerikaanse generaal David Petraeus, thans directeur van de CIA, de Turkse president Erdogan om hem er van te overtuigen de oprichting van een onafhankelijke Koerdische staat in het noorden van Irak te steunen. En Ankara lijkt geneigd om dit voorstel te onderschrijven. In de regeringskrant Today's Zaman vermeldde een artikel: "Als er een Koerdische staat zou worden opgericht in het noorden van Irak, dan zou Turkije geen andere keuze hebben dan die staat te erkennen". Maar voor het zover is, zal de kwestie van de olievoorraden eerst moeten opgelost worden. Het grote olieveld in de noordelijke provincie Kirkoek valt momenteel voor 2/3de onder de controle van de Koerdische jurisdictie, en de Koerden willen een groter deel van de koek. De Koerden menen ook dat zij onafhankelijk van de centrale regering oliecontracten mogen afsluiten met oliemaatschappijen van hun keuze. Daar is de regering Maliki, bij monde van olieminister Shahristani, het uiteraard niet mee eens. De Turkish Oil Company, die opereert in de Koerdische olievelden, is bezig een pijplijn aan te leggen die de Iraaks-Koerdische regio rechtstreeks zal verbinden met Turkije, waardoor de centrale regering in Bagdad buitenspel zou worden gezet. Om de eigengereidheid van de Koerden te bestraffen heeft de centrale regering lang geweigerd om de overeengekomen 17% opbrengst van de Iraakse olie aan Koerdistan uit te betalen. Begin april 2012 werd deze uitbetaling dan toch doorgestort in de aanloop van de nationale verzoeningsconferentie, die gepland was voor 5 april, maar die - zoals te verwachten viel - alweer eens werd uitgesteld voor onbepaalde duur.

Israël

De Israëlische betrokkenheid in Irak is sinds de Amerikaanse invasie en bezetting eveneens sterk gestegen. Op 4 september 2008 gaf de voormalige Israëlische minister van Binnenlandse Veiligheid, Avi Dichter, in het Onderzoeksinstituut voor de Israëlische Nationale Veiligheid een lezing over de Israëlische rol in Irak. "We hebben in Irak meer bereikt dan we verwacht of gepland hadden.", zei hij. "Irak neutraliseren was van het grootste strategische belang voor de veiligheid van Israël". De militaire macht van Irak werd met de invasie gebroken en volgens Dichter bestaat de Israëlische strategische optie nu uit het gefragmenteerd houden van het land. Dit moet onder meer gebeuren via de ondersteuning van de Iraakse Koerden met wapens en training, en het afsluiten van een partnerschap voor veiligheid met het oog op een toekomstige onafhankelijke Koerdische staat in Noord-Irak (die bij voorkeur de olie in Kirkoek en Koerdistan zal controleren). De ultieme strategische doelstelling van Israël in Irak, is het voorkomen dat het land terug een regionale macht zou worden.

Opdeling van Irak

De belangrijkste doelstelling van de Anglo-Amerikaanse oorlog tegen Irak is echter nog niet verwezenlijkt: het land verdelen in drie autonome staten op basis van etnische en sektarische gronden. Dit was de bedoeling van Israël, van Iran en dit was ook de strategie voorgesteld door de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger na de invasie van 2003 en ondersteund door de huidige Amerikaanse vice-president Joe Biden. Biden werkte in het Amerikaans Congres zelfs aan een wetsvoorstel om Irak te verdelen. De huidige, interne politieke gevechten tussen diverse fracties in Irak vormen een onderdeel van de politieke nalatenschap van de VS, een tikkende tijdbom die ooit moet ontploffen. Maar een opdeling van Irak is tegen de wil van de overgrote meerderheid van de Irakezen zelf. 72,7% van de respondenten van een enquête uitgevoerd door een internationale vrouwenrechtenorganisatie (Women for Women International) in 2008 meende dat er in de toekomst een verenigd Irak moest blijven bestaan met een centrale regering in Bagdad. 88,6% van de vrouwen dacht dat de scheiding van de mensen langs etnisch, religieuze en sektarische lijnen een slechte zaak is. Slechts 32,3% van de respondenten geloofde echter dat er ook echt een verenigd Irak met een centrale regering in Bagdad zou zijn de komende vijf jaar. Ook de anti-bezettingsbeweging in Irak is voor een verenigde natie. Waarom startte de internationale gemeenschap nog geen gesprekken op met deze beweging die de enige redelijke stem in de Iraakse politiek en de wil van de meerderheid van de bevolking vertegenwoordigt? Verdedigt deze oppositiebeweging misschien te veel de belangen van het Iraakse volk tegen de leegroof door de buitenlandse multinationale ondernemingen?

Politiek en milities

Als we de westerse media moeten geloven wordt de situatie in Irak volledig bepaald door etnische strijd, waarbij verschillende bevolkingsgroepen (de soennieten, de sjiieten en de Koerden) elkaar uitmoorden. Dat is echter een loopje nemen met de waarheid. Na de invasie kwamen diverse oppositiegroepen het land binnen in het kielzog van de Amerikaans tanks: bijvoorbeeld de sjiiet Ayad Allawi die bijna 30 jaar in ballingschap leefde in Groot-Brittannië en zijn aanhangers (Iraqi National Accord), Ahmed Chalabi en zijn groep bannelingen (Iraqi National Congress), de Peshmerga's van de twee Iraakse Koerdische partijen, de sjiitische Badr Brigade (oorspronkelijk de militie van de ISCI-partij, maar momenteel zelf uitgegroeid tot een politieke partij) en Nouri al-Maliki en zijn Islamitische Dawa-partij. Deze groepen startten vrijwel onmiddellijk een campagne op van standrechtelijke moorden en paramilitaire operaties op etnische basis. De terreurcampagnes werden gecoördineerd door de architecten van deze oorlog: de VS-generaals McChrystal en Petraeus. De leiders van de milities vormden ook de kern van de eerste door de VS aangestelde Iraakse overgangsregering. Het uitbesteden van staatsterrorisme aan lokale krachten werd beschouwd als een essentieel onderdeel van een beleid dat de door de VS gesteunde regering aan de macht moest houden. De Amerikaanse troepen rekruteerden de meest criminele lagen van de Iraakse bevolking. Deze Pentagonhuurlingen werden getraind door private veiligheidsbedrijven zoals DynCorp en werden ingezet om Irakezen te terroriseren en te vermoorden, met als doel het uitlokken van een burgeroorlog. De link tussen de VS en onder meer de Badr Brigade of de sjiitische Wolf Brigade (speciale politiecommando-eenheid onder het gezag van de Iraakse minister van Binnenlandse Zaken) en andere milities werd in de pers straal genegeerd. De mate waarin de Amerikanen betrokken waren bij de werving, de training, de leiding en de controle van deze eenheden, was nochtans verstrekkend. Het negeren van deze feiten vervormde de perceptie van de gebeurtenissen in Irak gedurende de escalatie van de oorlog. De indruk werd gewekt dat het zinloos geweld door de Irakezen zelf geïnitieerd werd en het verhulde de Amerikaanse hand in de planning en uitvoering van de meest wrede vormen van geweld. Veel Irakezen en Iraniërs zijn met zekerheid schuldig aan verschrikkelijke misdaden in de loop van deze campagne. Maar de eerste en belangrijkste verantwoordelijkheid voor dit beleid en voor de misdaden die eruit voortvloeiden, berust bij de individuen in de civiele en militaire commandostructuur van het Amerikaanse ministerie van Defensie, de CIA en het Witte Huis, die het terreurbeleid in Irak bedachten, goedkeurden en uitvoerden. Door de misdaden begaan door de Amerikaanse overheid toe te dekken, hebben nieuwsredacties een belangrijke rol gespeeld bij het voorkomen van de publieke verontwaardiging die de verdere escalatie van deze campagne misschien had kunnen verhinderen.

Ondertussen zit de Iraakse politiek in een impasse. De huidige regering bestaat grotendeels uit sjiitische politici, nauw verbonden met verschillende krijgsheren en hun milities. De soennieten zijn niet goed vertegenwoordigd in de regering en de tribale sjeiks uit de provincies Anbar, Nineveh, en Salah ad-Din beschouwen de overheid als een front voor Iran. Zelfs onder de sjiieten geloven velen dat de politici in Bagdad werken in het belang van de milities, en niet in het belang van de sjiitische bevolking, laat staan in het belang van Irak. De impasse vloeit grotendeels voort uit de verkeerde beslissingen gemaakt door de VS bij de installatie van de Iraqi Governing Council (het voorlopig bestuur) in 2003 en de interim-regering in 2004. Nadat de Amerikanen de teruggekeerde ballingen en militieleiders in de regering hadden geparachuteerd en hen machtsposities hadden gegeven, werd het vrijwel onmogelijk om ze er nog uit te krijgen, en nog moeilijker om ze te overtuigen om compromissen te sluiten. De militieleiders gebruikten hun gunstige posities om hun macht te behouden en uit te breiden ten koste van hun concurrenten, zowel binnen als buiten de centrale overheid. Elk ministerie in Bagdad is bijgevolg met handen en voeten gebonden aan de militie die ze controleert.

Collaboratieregime

Het is onmogelijk om alle aspecten van de totale vernietiging van Irak te belichten in enkele paragrafen. Het is eveneens onmogelijk om de ingewikkelde Irak-puzzel in het kort uit te leggen. Het is wel belangrijk om de situatie in Irak van nabij te blijven volgen want momenteel kan het daar nog alle richtingen uit. De Iraakse oppositie bereidt zich immers voor op een stevig verzet tegen wat ze noemt "het tweede gezicht van de bezetting". Hoe moeten we dit begrijpen? De regering Maliki kan moeilijk anders omschreven worden dan als een collaboratieregime. Het kwam immers aan de macht dankzij de buitenlandse bezetter. Tijdens Wereldoorlog II was het Vichy-regime in Frankrijk een collaboratieregering en niemand zou zich kunnen voorstellen dat de leider van die regering, Maarschalk Pétain, na de bevrijding gewoon had verder kunnen regeren over het land. In Irak kan dit blijkbaar wel: de marionettenregering van Nouri al-Maliki regeert gewoon verder na de terugtrekking van de buitenlandse bezetter, de Amerikanen. Dit wijst er misschien op dat Irak nog altijd een bezet land is en dat het nog bevrijd moet worden door de Irakezen zelf.

Irak blijft ondertussen zeer belangrijk voor de Amerikanen, en de geheime oorlog tegen de verzetsbewegingen en opposanten van het regime gaat gewoon door. Er is nog altijd, zij het een veel kleinere en minder zichtbare Amerikaanse aanwezigheid in het land. De Amerikanen hebben er bovendien voor gezorgd dat Irak in de nabije toekomst afhankelijk zal blijven van de VS voor de veiligheid, de olie-infrastructuur, zware industriële machines en het bankwezen. De projecten die de VS nog in Irak hebben lopen, dienen de Amerikaanse belangen, zoals de training van veiligheidstroepen om de Irakezen onder controle te kunnen houden. En dan zijn er uiteraard nog de zeer lucratieve oliecontracten. De meeste Irakezen kennen echter het verschil tussen wederzijds voordelige programma's en programma's die de VS schijnbaar in staat stellen te doen wat het wil in Irak.

De vredesbewegingen hebben de plicht om de oorlogsstokers in beschuldiging te stellen voor oorlogsmisdaden, om aan het publiek de juiste toedracht van deze vuile oorlog en de nasleep ervan uit te leggen, en om steun te verlenen aan de oppositiebewegingen in Irak die zich verzetten tegen de totale uitverkoop van het land.

Dirk Adriaensens
Dirk Adriaensens is lid van het uitvoerend comité van het BRussells Tribunal


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Miljardenorders voor wederopbouw leger Irak

Bijna 25 jaar zat Irak op slot voor de internationale wapenindustrie. Een wapenboycot die was ingesteld door de Verenigde Naties na de inval in Koeweit in 1990, maakte dat Saddam Hoessein moest interen op een oorspronkelijk redelijk goed uitgerust militair apparaat, dat in de decennia ervoor - ook tijdens de Irak-Iran oorlog in de jaren tachtig van de vorige eeuw - van alle kanten tot over de oren bewapend was.

Niet alleen verdienden Amerikaanse bedrijven miljarden aan instant orders in het kader van de bezetting van Irak (2003), in de jaren erna zwol langzaam de stroom orders voor de wederopbouw van het deels verwoeste, deels zwaar verouderde Iraakse wapenarsenaal aan. Dat gebeurde deels met Amerikaans geld, maar tegenwoordig vooral uit de olieopbrengsten van Irak of op krediet.

Sinds dat embargo in 2004 werd opgeheven buitelen de bedrijven over elkaar heen om het hele spectrum van pistolen tot en met gevechtsvliegtuigen aan Bagdad te slijten, daarbij gaat het niet in de laatste plaats om Europese leveranciers.

Zo leverde Frankrijk zes bewapende Gazelle-helikopters die de luchtmacht in de uitverkoop had staan. Voor 360 miljoen euro kwamen daar nog 24 lichte helikopters bij van Eurocopter, een onderdeel van EADS.

Griekenland gaf 100 overtollige pantservoertuigen cadeau. Hongarije deed hetzelfde met 77 T-72 tanks die op kosten van de Amerikanen een flinke opknapbeurt kregen. Dat was de opmaat voor de Hongaarse verkoop van 66 overtollige pantservoertuigen ter waarde van 30 miljoen euro, waarvoor Poolse en Oekraïense bedrijven de modernisering verzorgden. Polen verkocht 600 pantservoertuigen. Tsjechië hoopt in ruil voor olie 36 lichte gevechtsvliegtuigen van het noodlijdende Aero Vodochody te kunnen leveren. Servië verkoopt twintig trainingsvliegtuigen voor een kleine 200 miljoen euro en de Italiaanse werf Fincantieri levert voor 80 miljoen euro vier patrouilleschepen.

Ook uit de eigen regio komt 'steun'. Jordanië schonk Irak sinds 2004 266 pantservoertuigen en ook de Verenigde Arabische Emiraten doneerden helikopters en pantservoertuigen. Pakistan verkocht voor 25 miljoen euro enkele tientallen voertuigen en ook in Turkije bestelde Irak pantservoertuigen: 573 stuks voor 70 miljoen euro.

Aan kop van de lijst leveranciers staan Amerikaanse bedrijven, van helikopterfabrikant Bell tot Hercules transportvliegtuigen van Lockheed Martin. Het Amerikaanse Swiftships levert voor zo'n 200 miljoen euro 12 tot 15 bewapende patrouilleschepen. Ook verdienen Amerikaanse bedrijven aan de verkoop van buitenlandse spullen. Het bedrijf Arinc treedt als tussenpersoon op voor de verkoop van Russische Mi-17 helikopters aan Irak. Opvallend is ook de levering van Cessna vliegtuigen, die zijn uitgerust met Hellfire raketten. Duizenden Hummers, pantservoertuigen en kanonnen kreeg Irak van de Amerikanen cadeau.

Het meest omstreden is de aankoop van F-16 gevechtsvliegtuigen, waarvan Irak er 36 wil kopen. Eerst vond de Iraakse regering nog dat sociale programma's in het land voorrang hadden, maar dat bleek al snel voor de bühne. De president van de autonome Koerdische regio, Massoed Barzani, zette de afgelopen maanden regelmatig vraagtekens bij de massale aankoop van wapens, in het bijzonder ook de F-16: "Wij zijn bang dat de cultuur zal terugkeren die gelooft dat de taal van het vliegtuig, de tank en het kanon de taal is die problemen oplost."

Irak heeft voor de komende jaren nog vele miljarden euro's te besteden om een ambitieus wapenaankoopplan te financieren. De mix van grootschalige wapenleveranties en de uiterst fragiele veiligheidssituatie in Irak doet velen vrezen dat de huidige bewapeningsronde de stabiliteit van het land verslechtert. Mocht de vlam in de pan slaan, dan is er in elk geval geen gebrek zijn aan moderne wapens.

Frank Slijper
Campagne tegen Wapenhandel


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Sektarische spanningen in Irak

De sektarische spanningen in Irak noch hun onderliggende oorzaken komen zomaar uit de lucht vallen. Het huidige Irak vormde eeuwenlang het grensgebied tussen het soennitische Ottomaanse (Turkse) Rijk en het sjiitische Safavidische (Perzische) Rijk. In het zuiden van het huidige Irak werd Arabisch gesproken, in het noordoosten het aan het Perzisch verwante Koerdisch en in het gebied daartussenin nog eeuwenlang het aan het Arabisch verwante Aramees.

Waar het Arabisch de taal van de Islam was, was het Aramees de taal van de christenen en de Syrische kerken die tot op de dag van vandaag in Irak aanwezig zijn. De Britse kolonisator vereenzelvigde die christelijke groepen in het zuiden later met de oudtestamentische Chaldeeërs en die in het noorden met de Assyriërs. Verder overleefden in deze grensstreek nog tal van andere religieuze en taalkundige minderheden, zoals de Moeras-Arabieren of Mandeeërs met hun gnostische religie die op Johannes de Doper terug zou gaan en de Jezidi en Sabaken in het noorden met hun religies waaraan het oorspronkelijk Perzische zoroastrisme ten grondslag ligt. Tenslotte woont met name rond Kirkoek een omvangrijke groep Turkmenen.

De Britse verdeel-en-heers-politiek

De Eerste Wereldoorlog werd bijna een eeuw geleden niet alleen op Flanders Fields gevoerd maar ook in Oost-Europa en in het Midden-Oosten. In de laatstgenoemde regio bracht het de genadeslag toe aan het al twee eeuwen in verval zijnde Ottomaanse Rijk dat uiteindelijk tot de huidige grenzen van Turkije werd teruggebracht. Net zoals op de Balkan speelden de Britten, Fransen en Russen tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Midden-Oosten de nationalistische kaart uit. Taalkundige en religieuze groepen werden met beloftes van zelfbestuur - die later net zo gemakkelijk weer ingetrokken werden - opgeroepen om in opstand te komen tegen het multiculturele Ottomaanse Rijk dat tijdens de oorlog een bondgenoot was van het Duitse Rijk en het Habsburgse Oostenrijk-Hongarije.

Aan de vooravond van die oorlog had Groot-Brittannië al een aantal gebieden en belangen rond de Golfregio, waaronder olieconcessies in de zuidelijke helft van Perzië en een olieraffinaderij in de Perzische (nu Iraanse) stad Abadan. Voor olieconcessies in het huidige Irak moesten de Britten de strijd aangaan met de Duitsers die in die tijd betere relaties hadden met het Ottomaanse Rijk. Een oorlog is altijd een welkom mechanisme om de verhoudingen om te doen keren. In de woorden van de Amerikaanse auteur Harold Armstrong: "Engeland wilde olie. Mosoel en de Koerden waren de sleutel." Vanuit Abadan werd Bagdad in maart 1917 veroverd door de Britten, die in hetzelfde jaar de staat Irak creëerden. Op 14 november 1918, twee weken na de eigenlijke wapenstilstand in het Midden-Oosten, bezetten de Britse troepen de Noord-Iraakse stad Mosoel.

Hoewel aanvankelijk met de Fransen was afgesproken dat Mosoel bij het Franse mandaat van Syrië en Libanon gevoegd zou worden, behielden de Britten deze olierijke streek uiteindelijk toch liever zelf. In ruil kregen de Fransen een minderheidsaandeel in de Iraqi Petroleum Company. Per pijpleiding werd het leeuwendeel van de rond Kirkoek gewonnen olie, via de Britse mandaatgebieden naar de haven van Haifa getransporteerd; een deel ging via een parallelle oliepijpleiding naar Tripoli in het Franse Libanon.

De Britten bevoordeelden in het huidige Irak de soennitische en christelijke minderheden bij het toekennen van machtsposities. Al in 1920 kwam de Iraakse bevolking in opstand tegen de Britse overheersing. Soennieten en sjiieten zij aan zij. De Britten beloofden meer zelfbestuur en de vorming van een Iraaks leger, maar ter bescherming van hun eigen (olie)belangen in Irak richtten ze daarnaast een corps op dat voor de helft uit Assyriërs en voor de andere helft uit Koerden bestond met een paar Mandese en Turkmeense bataljons. Dit corps kwam vooral in actie na de door de Nazi's gesteunde staatsgreep van 1941 (de Britten heroverden en bezetten het land tot 1947).

Arabisch en Koerdisch nationalisme

De door de Britten in 1920 tot koning van Irak geparachuteerde Faisal I zocht toenadering tot de soennitische Koerden om met hen een tegenwicht te kunnen bieden aan de sjiitische meerderheid in Irak. Zijn zoon en opvolger Ghazi had openlijk anti-sjiitische ambities en onder zijn regering kwam het in het midden van de jaren '30 tot bloedig onderdrukte opstanden van achtereenvolgens de Assyriërs, de sjiieten en de Jezidi die zich uitgesloten voelden van belangrijke regeringsposities.

Na de afschaffing van de monarchie zou Irak door Arabische Soennieten bestuurd blijven. Aanvankelijk poogde de eerste president Qasim het Arabisch nationalisme te combineren met een Koerdisch nationalisme en richtte hij zich vanuit deze combinatie op de annexatie van zowel de Koerdische als de Arabische regio's in Perzië. Hij haalde de verbannen Koerdische leiding zelfs weer terug naar Irak. Dat leidde echter tot een aantal gewapende Koerdische opstanden in de jaren zestig en zeventig. In de jaren tachtig viel Saddam Hoessein Iran binnen met het doel de door Arabieren bewoonde en olierijke Iraanse provincie Koezestan (rond de eerdergenoemde stad Abadan) te annexeren. Tijdens de daaruit voortvloeiende oorlog tussen Iran en Irak (1980-1988) werden de Iraakse Koerden door Teheran aangemoedigd om in opstand te komen. Net zoals de Britse minister voor koloniën, Winston Churchill, eerder deed beantwoordde Saddam Hoessein deze Koerdische opstand met een gifaanval.

In de nasleep van de Golfoorlog van 1991 riepen de Amerikanen de Koerden en sjiieten in de olierijke gebieden in het noorden en zuiden van Irak op om in opstand te komen tegen de regering van Saddam Hoessein. Beide opstanden werden krachtig neergeslagen door het regime van de Iraakse dictator. In het bergachtige Koerdistan lukte het de opstandelingen uiteindelijk toch om, met westerse luchtsteun, een Autonome Koerdische Regio in te richten die de Amerikaanse invasie van 2003 verwelkomde. De Koerden maakten gebruik van deze oorlog om hun territorium uit te breiden naar de olierijke gebieden rond Kirkoek en Mosoel; twee steden waarvan de omringende regio's vooral bewoond werden door respectievelijk Turkmenen en Assyriërs en die onder Saddam Hoessein doelbewust (soennitisch) gearabiseerd werden.

Na de Amerikaanse terugtrekking

In het noorden van Irak is het huidige sektarisch geweld vooral terug te voeren tot dit grensconflict tussen de centrale regering en de Autonome Koerdische Regio. Na de arabisering onder Saddam Hoessein is sinds 2003 sprake van een 'koerdistanisering' van de stad Kirkoek en omgeving. Barham Salih, premier van de Koerdische regionale regering stelde (historisch onjuist) dat Kirkoek van origine een Koerdische stad is: "Het hoorde eerder bij de Koerden dan bij de Iraakse regering en alleen de olie maakte er een bron van spanningen van" (dat laatste is accurater). Daarna waarschuwde Salih voor een burgeroorlog rond Kirkoek. Al sinds 2007 is sprake van een tot nog toe uitgesteld referendum in Kirkoek over de vraag of de bevolking zich bij Koerdistan wil aansluiten of niet. Bij Mosoel ligt het ingewikkelder. De daar wonende Assyrische christenen claimen een eigen autonome regio in de zogenaamde vlakte van Nineve, waarvan verschillende varianten in omloop zijn met betrekking tot de omvang (van een kleine driehoek ten oosten van Mosoel tot de hele noordwestelijke hoek van Irak grenzend aan de eveneens door christenen bewoonde gebieden van Syrië en Turkije). Ook qua statuut is men het onderling niet eens (van een autonome regio vergelijkbaar met de Iraaks-Koerdische tot een onderdeel van die Koerdische regio). Veel aanslagen op christelijke kerken en eigendommen in Mosoel en in Koerdistan zijn te herleiden tot het spel om de macht in het olierijke noorden van Irak.

Interessant is ook de houding van Turkije ten aanzien van de Koerdische regio. Enerzijds worden regelmatig doelen in Iraaks Koerdistan gebombardeerd omdat daar PKK-cellen (het Koerdische bevrijdingsleger van Turkije) zouden zitten. Anderzijds wordt met de Iraakse Koerdische regio samengewerkt om de olie via de Kirkoek-Ceyhan-pijpleiding naar de haven van de Turkse kuststad Ceyhan te transporteren, zeker nu de transporten via Syrië of Jordanië-Israël vrijwel onmogelijk zijn.

Het sektarisch geweld tussen (Arabische) soennieten en sjiieten is omvangrijker en betreft niet zozeer de eventuele grenzen tussen gebieden van de respectievelijke groepen, maar de strijd om de macht in het land. De vorming van een Koerdisch en Arabisch-soennitisch tegenwicht zoals koning Faisal I nog nastreefde, is onmogelijk voor de Koerden en een deel van de sjiieten, omwille van de ressentimenten jegens de voormalige Arabisch-soennitische dictatuur van Hoessein. Via geweldplegingen trachten soennitische minderheidsgroepen hetzij het land op te laten splitsen dan wel het huidige centrale Iraakse bestuur te ontwrichten. Sjiitische milities, al dan niet verbonden met de regering, proberen het soennitische verzet dan weer de kop in te drukken. Toch lijkt het erop dat meer en meer soennieten inmiddels deel willen nemen aan het bestuur van Irak. De verkiezingen van 2010 werden in ieder geval minder geboycot door de soennieten dan die van 2005. Ook sommige sjiitische politici lijken de verschillen niet op de spits te willen drijven en beginnen zich meer op Irak als een geheel (al dan niet inclusief de Koerdische regio) te richten in plaats van op een specifieke sjiitische regio.

Jan Schaake
Jan Schaake is algemeen secretaris van Kerk en Vrede


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

De erfenis van de repressie

De verwarring over de behandeling van gevangenen in de oorlog tegen het terrorisme begon al snel na 11 september 2001 en had ook in Irak dramatische gevolgen.

De Amerikaanse President Bush en zijn minister van defensie Rumsfeld waren het er over eens dat de leden van al-Qaida en de Taliban die in Afghanistan gevangen werden genomen geen recht hadden op de status en de bescherming die krijgsgevangenen kregen volgens de Conventies van Genève. In plaats daarvan werden ze beschouwd als 'onwettige strijders' (unlawful combatants) die in de gevangenis van Guantanamo Bay en elders zouden worden behandeld volgens regels die de Amerikaanse regering eenzijdig kon vaststellen. Wel gaf Bush aan dat gevangenen "humaan moesten worden behandeld en op een manier die consistent was met de principes van Genève in de mate waarin dit overeenkwam en consistent was met de militaire vereisten". De formulering was dubbelzinnig en flexibel genoeg om in de praktijk arrestanten keihard aan te pakken en de grens van het internationale folterverbod systematisch te overschrijden Daarbij werd zonodig de definitie van foltering aangepast.

Onder de voortdurende druk om resultaten te produceren bij het ondervragen van vaak onwillige en weerspannige gevangenen bleek de oorspronkelijke catalogus van 17 toegestane ondervragingstechnieken uit het geldende Army Field Manual 34-52 al gauw niet toereikend meer. In december 2002 besloot Rumsfeld daarom 16 nieuwe ondervragingstechnieken toe te laten in het gevangenkamp van Guantanamo. Na juridisch advies werd een werkgroep ingesteld, die met een nieuwe lijst van 24 technieken kwam aanzetten. Uiteindelijk legde de minister op 16 april 2003 - terwijl de oorlog in Irak in volle gang was - de definitieve lijst vast. Intussen had de commandant van de Amerikaanse Joint Task Force 180, die in het kader van Operatie Enduring Freedom in Afghanistan vocht - zijn eigen lijst met ondervragingstechnieken vastgesteld. Een aantal technieken op deze lijst kwamen niet voor in het Field Manual en sommigen waren ontleend aan een Amerikaans programma genaamd SERE (Survival, Evasion, Resistance, Escape). Dit programma uit de Koude Oorlog diende om militairen zoals piloten beter bestand te maken tegen martelingen voor het geval ze in handen zouden vallen van de vijand. Daartoe werden ze - onder streng toezicht - onderworpen aan een aantal mishandelingen om ze emotioneel te harden.

Personeel van het militaire inlichtingenbataljon dat hielp bij de ondervragingen in Afghanistan, werd later naar Irak gestuurd. Achteraf werd door een onderzoekscommissie vastgesteld dat dit een van de manieren was geweest waarop de scherpere technieken waren geïntroduceerd in Irak.

Op straat opgepakte burgers

Maar in Irak heerste een heel andere situatie dan in Guantanamo of Afghanistan. Om te beginnen bevonden de VS zich in Irak formeel in de rol van bezettende mogendheid en werden dus geacht zich aan de Conventies van Genève te houden. Combined Joint Task Force 7 (CJTF-7) - zoals de multinationale eenheid van de coalitie na het eind van de grote operaties tegen het leger van Irak werd genoemd - zag zich vanaf juni 2003 geconfronteerd met een bonte verzameling gevangenen, waaronder 'onwettige strijders', krijgsgevangenen uit het Iraakse leger, saboteurs, op straat opgepakte burgers, beroepscriminelen en mensen die waren aangegeven door hun vijanden. Voor deze situatie was geen enkele voorbereiding getroffen, omdat op instructie van Rumsfeld was uitgegaan van een snelle overwinning met een beperkte troepenmacht, waarna het gezag snel kon worden overgedragen aan een nieuw democratisch regime. In plaats daarvan moesten de Amerikaanse militairen langer blijven dan ze hadden verwacht en werden ze in toenemende mate onder vuur genomen door een gewapende verzetsbeweging. Steeds grotere druk op de ondervragers om met resultaten te komen die nieuwe aanslagen konden voorkomen, overbelast personeel dat tegenover een gedemoniseerde vijand stond en richtlijnen voor ondervragingen die voor meerdere uitleg vatbaar waren - het was een recept voor systematisch misbruik en excessen.

Abu Ghraib

De grootste van de 16 Amerikaanse gevangenissen in Irak was Abu Ghraib, een ellendig oord dat al berucht was tijdens de dictatuur van Saddam Hoessein. In oktober 2003 waren er onder het regime van CJTF-7 bijna 7000 gedetineerden opgesloten die werden bewaakt door niet meer dan 90 militairen van de 800ste Brigade Militaire politie. De gevangenis was overbevolkt en werd regelmatig aangevallen, ook met zware wapens. In juli 2003 alleen al waren er 25 mortieraanvallen op het complex.

Voorzover er sprake was van opleiding voor het personeel, was daarbij uitgegaan van een krijgsgevangenenkamp achter de linies, niet van een gevangenis in het heetst van de strijd. Het idee achter Abu Ghraib was dat de bewakers de gevangenen zouden 'klaarstomen' voor verhoor door personeel van de 205e Militaire Inlichtingen Brigade, een eenheid die normaal belast is met inlichtingenwerk voor een hoofdkwartier. Voor de gelegenheid werden zij bijgestaan door tolken en ondervragers die van andere onderdelen bij elkaar waren gesprokkeld. De vermenging van bewaking en inlichtingenwerk was het resultaat van een werkbezoek aan Irak van de commandant van Guantanamo, generaal-majoor Miller, en zijn team. Miller stelde vervolgens in opdracht van Rumsfeld een geheim plan op dat moest leiden tot een snelle toename van de productie van inlichtingen uit de verhoren. Op basis van deze inlichtingen kon dan gehandeld worden. Miller adviseerde om de verhoren in Abu Ghraib te concentreren en om het bewakingspersoneel hiervoor in te schakelen. Ook introduceerde hij het gebruik van militaire honden bij de verhoren.

In januari 2004 overhandigde de VS-soldaat Joe Darby, bezwarende foto's die hij van collega's had gekregen aan de militaire recherche. Op de foto's waren schokkende taferelen te zien van sadistische mishandelingen en seksuele vernedering van naakte Iraakse gevangenen door bewakers van de nachtploeg van cellenblok I in Abu Ghraib. De militaire justitie begon een intern onderzoek. Maar het duurde nog tot eind april voor de beelden in handen waren gekomen van de media. CBS News zond ze uit, waarna ze de hele wereld rond gingen tot eeuwige schande van het Amerikaanse leger. Uiteindelijk werden naar aanleiding van deze affaire elf lagere militairen door krijgsraden veroordeeld tot gevangenisstraffen en ontslagen uit de dienst. De hogere verantwoordelijken ontsprongen de dans. Alleen de commandant van de Amerikaanse gevangenissen in Irak, de vrouwelijke brigadegeneraal Janis Karpinski, die verklaarde niet op de hoogte te zijn geweest van het misbruik, verloor haar ster en moest voortaan als kolonel door het leven.

Sektarisch geweld

In deze periode werd steeds duidelijker dat het de troepen van de VS niet zelfstandig zou lukken om de opstandige beweging tegen de bezetting in Irak te onderdrukken. Daarom werd gekozen voor een nieuwe aanpak, de opbouw van een sterke staat, die vooral gebaseerd was op de sjiitische meerderheid die ten tijde van het regime van Saddam Hoessein het meest had geleden. Er werd gebruik gemaakt van de door aanslagen van al-Qaida aangewakkerde sektarische haat bij sjiieten om het soennitische deel van de opstand te bedwingen. De onthullingen van de oorlogsberichten uit Irak door Wikileaks in 2010 toonden aan dat sjiitische (en Koerdische) politiecommando's werden ingezet in het gebied van de soennitische opstandelingen terwijl men zich er ten zeerste van bewust was dat ze soennitische arrestanten martelden.

Wikileaks onthulde ook het bestaan van Frago 242, een aanpassing in juni 2004 van een eerder gegeven order van het Amerikaanse hoofdkwartier in Irak. Frago 242 hield in dat, wanneer coalitietroepen stuitten op gevallen van mishandeling van arrestanten door Iraakse veiligheidstroepen, er alleen rapport moest worden opgemaakt, maar dat er geen verder onderzoek ingesteld hoefde te worden, tenzij het hoofdkwartier hier expliciet om vroeg. In de door Wikileaks gepubliceerde oorlogsberichten vindt men het voorbeeld van een Iraakse arrestant die door de Amerikanen in een ondergrondse bunker aangetroffen werd. Hij was opgehangen aan zijn polsen en was door soldaten geslagen met plastic buizen en bewerkt met een elektrische boormachine. Het slachtoffer werd door Amerikaans medisch personeel opgelapt, er werd rapport opgemaakt en verder gebeurde er niets. Sjiitische paramilitaire eenheden zoals de Baghdad Brigade en de Wolf Brigade, konden dankzij Frago 242 ongestraft martelen, waardoor de sektarische spanningen alleen maar verergerden. De situatie gleed af naar een burgeroorlog waarin etnische zuiveringen werden doorgevoerd en waarbij de soennieten uiteindelijk het onderspit dolven. Daarna kon de huidige premier Nouri al-Maliki zijn verlicht autoritaire regime vestigen.

Een rapport van Amnesty International uit 2010 concludeerde dat op dat moment naar schatting 30.000 Iraakse gevangenen zonder proces werden vastgehouden door de Iraakse autoriteiten, de meesten van hen onder erbarmelijke omstandigheden. Een deel van de gevangenen was ondergebracht in geheime gevangenissen, waar martelingen plaatsvinden. Sinds het begin van 2009 waren de Amerikanen begonnen hun 23.000 gevangenen vrij te laten of over te dragen aan Iraakse instanties. Volgens het internationaal recht hadden de VS gevangenen niet mogen overbrengen naar plaatsen waar ze het risico liepen om gemarteld te worden of het slachtoffer te worden van ernstige schending van de mensenrechten.

Kees Kalkman

Gebruikte bronnen:
Gareth Porter, Torture Orders Were Part of US Sectarian War Strategy. Inter Press Service, 1 november 2010
Amnesty International, New order, same abuses - Unlawful detentions and torture in Iraq (pdf) 2010.
Jane Mayer, The dark side - The insider story of how the war on terror turned into a war on American ideals (2008)
Steven Strasser (ed.), The official reports of the Independent Panel and the Pentagon on the shocking prisoner abuse in Iraq (2004)


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Verstoppertje spelen in Irak

Charles Duelfer,
Hide and Seek
PublicAffairs, 2009

De Amerikaan CIA-man Charles Duelfer kwam voor het eerst eind jaren tachtig in Irak, na de Iran-Irak-oorlog. In de jaren negentig coördineerde hij het onderzoek naar massavernietigingswapens (MVW) door UNPROFOR. In 2003 deed hij hetzelfde, nu in dienst van de CIA. Dit laatste onderzoek leidde tot het zogenaamde Comprehensive Report on Iraq WMD (Duelfer-rapport) (noot 1).

Over zijn ervaringen in dienst van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken schreef Duelfer het boek Hide and Seek. Het grootste deel van het boek gaat over zijn ervaringen in Irak. Hij beschrijft hoe hij in 1994 samen met de Nederlander Wolterbeek de loods met gevonden MVW bezocht "met zijn lekkende sarin gifgasgranaten, vaten met gif en een hoeveelheid vervuilde uitrusting." Hij deelt een trap uit naar de Fransen door te vertellen over Thomson-CSF (nu Thales), dat in 1995 de bewakingscamera's voor UNSCOM in Bagdad leverde. Die camera's werkten niet. Thomson-CSF stuurde echter wel een rekening voor een miljoen dollar. Zo staat zijn boek vol met kleine en grote anekdotes. Je leest vijfhonderd pagina's lang mee met iemand die Irak van nabij volgde en sprak met de belangrijkste spelers.

Een dergelijk boek lezen is tegelijkertijd moeilijk. Wat is waar en wat is desinformatie? Duelfer probeert zaken in een kader te plaatsen dat zijn positie ondersteunt. Zo waren de foutieve rapporten aan de vooravond van de Irakoorlog niet met opzet verkeerd geschreven. Er werd fout op fout gestapeld, omdat uitgegaan werd van een beeld en niet van de feiten. Miskleunen wijt hij aan slechte organisatie, ook al leidden ze tot cruciale stappen naar oorlog. De Iraanse jongens die als ratten sterven tijdens de strijd in de moerassen van de Shat'al Arab schildert hij af als gekken, die geloven in een prachtig leven na de dood. Alsof hij niet weet dat deze jongeren gedwongen werden gerekruteerd. Wel heeft hij dan weer veel waardering voor de Iraakse elite. Zo moet je bij het lezen de hele tijd sceptisch zijn.

Duelfer organiseerde ook verhoren van belangrijke Irakezen. Abu Ghraib is bekend geworden vanwege ernstige misstanden, maar Duelfers probleem is vooral dat het samen opsluiten van grote groepen gevangenen ertoe kan leiden dat mensen informatie delen en elkaar kunnen waarschuwen. Lastig voor de verhoorders.

Verbeten is de jacht op de MVW. Als een bericht opduikt dat het Al Abud-netwerk de financiën en infrastructuur heeft om MVW in te zetten, wordt onmiddellijk een onderzoeksteam gevormd. Er wordt triethanolamine gevonden, een voorloper voor mosterdgas. Alle sporen worden gevolgd en een capture/kill-eenheid ingeschakeld (noot 2) om getuigen te vinden, contacten worden gelegd door Larry Sanchez (noot 3). Het leger levert militairen om de compound aan te vallen waarvan men vermoedt dat er chemische wapens gemaakt worden. Twee Amerikaanse militairen komen door een explosie om het leven. Uiteindelijk blijkt het dood spoor: "Tenslotte bevestigde de Al Abud-actie dat de dreiging van verborgen MVW-voorraden klein was. Het feit dat de opstandelingen met veel moeite probeerden ingrediënten voor chemische wapens te bemachtigen was een aanwijzing dat ze die niet al verborgen in hun bezit hadden." Het onderzoeksteam van Duelfer was zeventienhonderd man sterk. Vier man kwam om het leven. Van de MVW werd slechts een enkel verdwaald spoortje gevonden.

Het boek is een aanrader, al moet je het kritisch lezen. Het geeft een beeld dat je niet uit kranten kunt halen. Het geeft daardoor inzichten die anders moeilijk te verwerven zijn.

Martin Broek

Charles Duelfer,
Hide and Seek
PublicAffairs, 2009

Noten:
  1. Duelfer report
    Comprehensive Report of the Special Advisor to the DCI on Iraq’s WMD With Addendums
    Key Findings
    Volume I of III 30 September 2004
    volume II of III, 30 September 2004
    volume III of III 30 September 2004
    Addendums to the of the Special Advisor to the DCI on Iraq’s WMD, March 2005 (Prewar Movement of WMD Material Out of Iraq)
    Terug naar tekst
  2. Deze eenheid opereert zowel in Irak als Afghanistan, zie p. 421-422.
    Terug naar tekst
  3. Sanchez is een bekende inlichtingenman van de CIA en de inlichtingendienst van het Ministerie van Energie. In 2004 werkte hij samen met de New Yorkse politie aan een infiltratieoperatie.
    Terug naar tekst

Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina