Aangepast zoeken

Naar beginpagina
Naar overzicht VD AMOKs

VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 13, nummer 3, 2004


Inhoudsopgave




Colofon

Gezamenlijk nummer
VD AMOK
Tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
Jaargang 13, nummer 3, 2004
't Kan Anders
Jaargang 27, nummer 7, 2004

VD AMOK
Verschijnt minstens 4 maal per jaar en wordt uitgegeven door Stichting VD AMOK.
Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.

Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie. Deze artikelen staan op onze website www.vdamok.nl.

Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK, Obrechtstraat 43, 3572 EC Utrecht, tel. 030-8901341, email vdamok"at"antenna.nl

Redactie
Mustapha Bah, Hans Christian Bouton (fotoredactie), Rein Heijne, Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga, Barbara Smedema, Egbert Wever

Fotografen en illustratoren
Hans Bouton, Karin van Haasteren (tekeningen), Boyd Noorda

Vormgeving
René Oudshoorn

Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag

Verder werkten aan dit nummer mee
Martin Broek, René Diekstra, David Jan Donner, Nico Faber, Chris van der Heijden, Jan Schaake, Fred van der Spek, Frank Slijper, Fred Valkenburg, Arjan Vliegenthart

Abonnementen
Een abonnement is minimaal € 14,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal € 18,-.
Over te maken op giro 5567607 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten € 3,- (€ 4,- inclusief porto).

Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.

Sluitingsdatum volgend nummer 1 december 2004



Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Inleiding

Voor u ligt het gezamenlijke nummer van de bladen van VD/Amok en 't Kan Anders. Dit blad onderstreept nog maar weer eens de goede samenwerking die Pais/HVB en VD/Amok hebben bij het organiseren van een symposium rondom de Amerikaanse verkiezingen van begin november 2004.

Dit symposium wordt gehouden onder auspiciën van het Landelijk Beraad van Vredesgroepen, het LBVO.

Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen speelt de vraag of een wisseling van President een positieve invloed zal hebben op de wereldvrede. Daarbij gaat het duidelijk ook om de rol die Bush heeft gespeeld bij de inval in Irak. Dat analyserend ontdek je vanzelf hoeveel kanten aan dat vraagstuk zitten. Dit nummer zal u een goede indruk geven wat u op ons symposium kan verwachten.

Ik wens u veel leesplezier en hoop u uiteraard te treffen op 30 oktober in Leiden


Fred Valkenburg
voorzitter Pais



- Redactioneel -

De vrouwen en mannen in onze provincie

De Nederlandse regering verdedigt haar interventiebeleid met het argument dat Nederland op de medaillespiegel van het wereldkapitalisme op de veertiende plaats staat. Met 16 miljoen inwoners produceert Nederland zoveel dat het zo'n 185 staten passeert. Kortom, in de kapitalistische wereldstaat is Nederland de veertiende provincie in belangrijkheid. Daarmee blijft het veel grotere landen ruim voor. Natuurlijk wil de regering volgend jaar een hogere klassering bereiken, maar met dit klassement zijn, tot spijt van sommige bestuurders en bewindslieden, geen medailles te winnen. Het geeft wel aan hoe rijk Nederland is en het geeft inzicht in de wijze waarop deze riante positie in de algemene rangschikking van het kapitalisme kracht moet worden bijgezet. Met militarisme.

Volgens de regering Balkenende noodzaakt deze rijkdom deelname aan oorlogen in verre streken om onze strategische positie te versterken. Niet zomaar verre streken zoals Burundi of Kongo, maar strategisch verre streken. Streken waar de Amerikanen, nummer 1 van het klassement, voorop gaan en waar zowel de VS als Nederland 'zeer grote belangen' hebben. Zoals in Afghanistan, waar de NAVO verantwoordelijk is geworden voor het steunen van Karzai, de president van dat zwaar getroffen land. Karzai moet op 9 oktober officieel tot president worden gekozen. Vanuit die gelegitimeerde positie moet er verder aan de vrede in Afghanistan worden gewerkt. Om dat te bereiken heeft de NAVO een nieuw idee gekregen. Met behulp van zogenaamde Provinciale Reconstructie Teams (PRT) zal aan vrede worden gewerkt. Ook Nederland heeft een provincie gekregen, om de vrede te bewerkstelligen. De provincie Baghlan. In de praktijk komt het werk van de soldaten van het PRT neer op patrouilleren; beetje zitten, beetje eten en een beetje theedrinken met de stamoudsten, de verschillende burgemeesters en andere belangrijke figuren in de provincie. In feite gaat het om spionagewerk en misschien zit er nog wel een geheime operatie in. Maar als het goed is wordt daarvan nooit iets vernomen. De bedoeling is dat indien de leden van het PRT lucht krijgen van iets dat op verzet tegen de regering van Karzai lijkt, het Afghaanse leger (in oprichting) wordt getipt. Het idee van het PRT is gewaagd omdat de deelnemers aan het PRT natuurlijk wel kwetsbaar zijn voor onverhoedse vijandigheden en er geen VN-mandaat voor is omdat het buiten de stabilisatietroepen van ISAF valt. Maar onze provincie Baghlan is ook geen openlijk oorlogsgebied. Operatie Enduring Freedom, de naam voor de oorlog in Afghanistan, wordt door de Amerikanen gevoerd. Vanuit onze provincie worden zij van belangrijke informatie voorzien.

De regering Balkenende heeft zich verder in het kader van de zogeheten stabilisatietaak in Irak de provincie Al Moethanna toegeëigend Ook daar bestaat de taak hoofdzakelijk uit patrouilleren, rondneuzen en begeleiden van de opleiding van de politie van de nieuwe regering. Dat laatste bleek 14 augustus jl. bij een hinderlaag in Al Roemaytha vreselijk mis te gaan. De Irakese politie was ondanks een Nederlandse kolonel van de marechaussee als rechterhand van de commandant niet gewillig, informatie over de hinderlaag door te brieven aan de mannen en vrouwen in onze provincie. De aanval veroorzaakte de dood van een Nederlandse militair en verwondde een aantal (5) anderen. In het spoeddebat dat daarop in de Tweede Kamer volgde, werd door sommige afgevaardigden letterlijk gesproken over 'onze provincie'. Minister Kamp van Defensie hield zich met moeite op het rechte spoor toen hij sprak van 'onze vrouwen en mannen in dé provincie Al Moethanna'.
De Nederlandse buitenlandse politiek waagt zich in oorlogen en ernstige conflicten. De risico's voor de deelnemende militairen zijn erg groot. De Nederlandse regering doet het daarbij steeds voorkomen of het louter gaat om gewapende welzijnswerkers die zij er op uit stuurt. Een verband met de gebeurtenissen elders in Irak of Afghanistan, laat staan in de rest van de wereld, blijft buiten de politieke beschouwing.
Nederland is een rijke provincie met grote belangen in arme provincies, waar de strategische belangen van de Amerikaanse regering worden gediend. Veel vrouwen en mannen in de Tweede Kamer zijn echter niet in staat verder te kijken dan de grenzen van hun eigen provincies.


De redactie



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Oorlogspropaganda -

In staat van morele ontbinding

Artikel= In de afgelopen tien dagen lukte het niet zo erg met mijn dagelijkse routineactiviteiten. Als ik aan het schrijven of behandelen was, of ergens op weg naar toe, dan drongen zich regelmatig beelden op van vechtende legers in de woestijn. Iedere keer als dat gebeurde, schrok ik als het ware emotioneel even wakker. Ik moest er mezelf dan aan herinneren dat het geen beelden waren van een film die ik de vorige avond op televisie had gezien, maar gedachten aan iets dat op datzelfde moment werkelijk plaatsvond.

Honderdduizenden mannen die een gevecht leveren op leven en dood, die bezig zijn elkaar af te slachten. Maar als je weet dat zoiets aan de gang is en je zit hier gewoon je routinedingen van alledag te doen, dan moet er fundamenteel iets niet kloppen. Niet met de wereld, en niet met jou. Want je doet er niks aan. Toch gebeurt het in jouw wereld. Dus heb jij ermee te maken. En toch leef je door alsof je er niets mee te maken hebt.

Ik heb de afgelopen dagen iedere avond naar de televisiebeelden van de oorlog gekeken, ik heb de kranten erop nagelezen, ik heb er zelf krantenartikelen over geschreven, maar ik kom niet echt in actie. Ik doe niks tegen de gruweldaden die op het slagveld plaatsvinden. Dat kan maar een ding betekenen. Ik ben moreel in staat van ontbinding. Tussen mijn morele houding, mijn afwijzing van oorlog, en mijn gedrag bestaat geen verbinding meer. ledere avond als ik Co Colijn of Rob de Wijk op de tv hun klinische aantekeningen op de kaart van Irak zie maken, ga ik over mijn nek. Hoe kun je in godsnaam over dood en verderf van het ergste soort zitten praten met een onverschilligheid alsof je de stelling van Pythagoras aan het uitleggen bent?

Gespleten

Maar iedere keer besef ik al gauw dat ik zelf geen haar beter ben. Even gespleten, evenzeer moreel ontbonden. Een van mijn beste vrienden en naar mijn oordeel een van de grootste psychologen van onze tijd, Albert Bandura, schreef in 1999 een artikel dat hij de titel meegaf 'Moral disengagement in the Perpetration of Inhumanities' (De rol van morele ontbinding bij onmenselijke wreedheden). Het is literatuur die in het Pentagon en het Witte Huis op de lijst van verboden lectuur staat.

Journalisten kunnen zich er beter ook maar niet aan wagen, willen ze hun beroep nog met een gerust geweten kunnen blijven uitoefenen. Bandura stelt dat mensen zich doorgaans niet bezondigen aan destructief gedrag jegens anderen tenzij ze dat voor zichzelf moreel kunnen rechtvaardigen. In het proces van morele rechtvaardiging wordt verwoestend gedrag persoonlijk en sociaal aanvaardbaar gemaakt door het te bestempelen als dienstbaar aan sociaal waardevolle of moreel juiste doelen. Door dat te doen kunnen mensen zich als moreel goede wezens blijven zien terwijl ze toch dood of verderf aan anderen toebrengen.

De meest radicale en snelle veranderingen in gedrag van onschuldig naar vernietigend op grond van morele rechtvaardiging zien we bij soldaten. De metamorfose van beschaafde mannen in niets ontziende vechtjassen is niet het gevolg van veranderingen in hun persoonlijkheid, hun agressieve driften of hun morele opvattingen. De metamorfose komt tot stand door de moraliteit van het moorden zo te herdefiniëren dat het zonder zelfcensuur of zelfverwijt kan worden gepleegd.

Rechtvaardigen

Door het gebruik van geweld moreel te rechtvaardigen, zien soldaten zichzelf als beschermers van hoogstaande waarden, handhavers van de wereldvrede, redders van de mensheid, of als degenen die de verplichtingen van hun land jegens andere volkeren of de wereldgemeenschap nakomen. Maar daarvoor moeten ze het geweld dat ze plegen, voor zichzelf en de buitenwereld in zulke woorden gieten dat het respectabel gedrag lijkt en dat ze er persoonlijk eigenlijk niet verantwoordelijk voor zijn. Ze moeten 'eufemismen' gebruiken, 'goede woorden'. Bandura noemt het 'sanitaire taal'. Als je bombardementsaanvallen 'chirurgisch precies' noemt, dan gebruik je sanitaire taal, die het beeld oproept alsof je een gezwel weghaalt en al het goede weefsel daaromheen spaart. Als je burgers die door bommen gedood worden, 'collateral damage', zijdelingse schade, noemt dan roep je het beeld op van iets dat jij niet kunt helpen. Want zelfs voor mensen die alleen maar goed doen, is zoiets soms niet te voorkomen. Als je spreekt 'tanks die door vliegtuigbommen zijn uitgeschakeld' dan roep je het beeld op van louter technische voertuigen die kapot zijn geschoten. Dat in die voertuigen mensen zaten, is jouw verantwoordelijkheid of probleem niet.

Met sanitaire taal wordt je destructieve gedrag gezuiverd van de strijdigheid met je morele waarden. Een treffend bewijs van het epidemische karakter van sanitair taalgebruik op dit moment is dat geen enkele krant, maar dan ook geen enkele, tot nu toe gesproken heeft van 'de Amerikaanse inval in Irak'. Allemaal spreken ze van de oorlog in Irak. Het Pentagon, minister Rumsfeld voorop, zou overigens laaiend zijn als kranten het wel over 'inval' zouden hebben. Dat zou namelijk de Verenigde Staten neerzetten als de agressor, wat ze natuurlijk zijn. Het zou ook te veel lijken op 'de inval' van Irak in Koeweit.

Symptoom

De komende dagen zullen we behalve een toename van sanitair taalgebruik, ook een toename zien van 'verlegging van verantwoordelijkheid' als een symptoom van morele ontbinding. Naarmate de Irakezen meer tegenstand zullen bieden, zal er harder tegenaan gegaan moeten worden. Er zullen meer verwoestingen plaatsvinden en meer burgerslachtoffers vallen. En het Irakese regime zal steeds meer de schuld krijgen. Alsof het regime, door de Amerikanen aangevallen, zich niet met alle middelen zou verdedigen, en zich al bij het eerste schot had moeten overgeven. Hoe meer kwaad de strijdende partijen over en weer aanrichten, hoe meer kwaadaardigheid de Amerikanen en in hun voetspoor de westerse media aan Saddam en de zijnen toeschrijven.

Een bijzondere manier van verleggen van verantwoordelijkheid is voorkomen dat je verantwoordelijkheid moet nemen door bepaalde feiten gewoon niet te willen weten. Volgens Bandura was het voor Amerikaanse ministers in allerlei crisissituaties niet ongewoon om tegen adviseurs te zeggen: 'just tell me what I need to know'. Kortom, 'geef me geen informatie over wat wij wel of niet gedaan hebben, waar ik moreel last van kan hebben'. Leiders hebben geen enkele behoefte om te weten watvoor 'buiten-het-boekje'-trucs of kwaadaardigheden hun militaire bevelhebbers en manschappen hebben uitgehaald om uiteindelijk de klus te klaren. Eind goed al goed. En als bepaalde wreedheden toch publiekelijk aan het licht komen, dan worden ze in eerste instantie steevast afgedaan als geïsoleerde incidenten, die vaak uit misverstanden of verwarring zijn ontstaan en niet uit immoraliteit.

Psychisch ziek

'Wat ik doe op het slagveld,' zo verklaarde een generaal ooit, 'heeft niets met mijn moraliteit als mens te maken.' Dat is in één zin de filosofie van de morele ontbinding. Maar de generaal had ongelijk, zoals bleek na de Eerste Golfoorlog. Veel van de soldaten die daar aan het front hadden meegevochten, kregen eenmaal thuisgekomen ernstige psychische problemen. Ze hadden de vernietiging, de afslachting van tienduizenden, en vermoedelijk zelfs meer dan honderdduizend Irakese soldaten meegemaakt. Het was een leger op de terugtocht dat niet meer vocht en toch naar het hiernamaals werd gebombardeerd. Behandeling van Golfoorlogveteranen door Britse collega's van mij toonde aan dat velen van hen psychisch ziek werden omdat ze moreel in de knel waren gekomen. Het mechanisme van de morele ontbinding werkte niet meer.

Maar diezelfde collega's hebben moeten vaststellen dat de autoriteiten, in casu het Britse ministerie van defensie, niets met die problematiek te maken wilde hebben. Er werd zelfs ontkend dat de problemen van de ex-soldaten iets met morele nood omtrent hun deelname aan de Golfoorlog te maken kon hebben. Dat zou ons ook nu wel eens te wachten kunnen staan. Dat de militaire ontmanteling van Saddam's regime wordt betaald met de morele ontbinding van onszelf.


Dr. René Diekstra
Dit stuk is eerder verschenen als column in het Noord-Hollands Dagblad (31-3-2003).



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Nieuwe Oorlog -

Is de derde wereldoorlog begonnen?

Ons beeld van oorlog is in hoofdzaak bepaald door de identificatie van oorlog en staat. Het waren tot voor kort telkens staten die elkaar de oorlog verklaarden. Maar staten zijn tegenwoordig als mandjes zo lek en andere machten – multinationals, internationale organisaties, ngo's, terroristische verbanden – winnen met de dag aan invloed.

De VN-definitie 'Agressie is het gebruik van gewapend geweld van een staat tegen de soevereiniteit, territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid van een andere staat.' betekent in feite niets meer. Het begrip oorlog is niet alleen juridisch, het is zelfs analytisch onbruikbaar. De grens met vrede is uiterst vloeiend: 'Peace is War' (Orwell).

Voor iedereen die na 1945 geboren is, is oorlog niet meer dan een woord. Oorlog vindt plaats op televisie, oorlog is elders, oorlog dat zijn de anderen. Geweld is verbannen naar een uithoek van de samenleving of het sportveld. Ons perspectief dat vrede heet is behoorlijk 'egocentrisch' en in ieder geval erg westers. Voor het merendeel van de wereldbevolking geldt echter een min of meer permanente oorlogssituatie, waarbij militaire strijd en struggle for life nauw met elkaar verbonden zijn. Een blik op de kaart toont dit in één oogopslag. Met name Afrika oogt als één groot slagveld.

Maar laten we vooral niet de ogen sluiten voor het feit dat onze positie niet alleen uitzonderlijk, maar misschien ook tijdelijk is. Het lijdt geen twijfel dat het aantal gewapende conflicten zowel tussen als binnen staten in de afgelopen vijftien jaar is toegenomen. Volgens het Sipri zijn de militaire uitgaven sinds 1998 wereldwijd gestegen. Weliswaar zijn deze nog iets minder dan tegen het eind van de Koude Oorlog, maar de toenmalige besteding was van volstrekt andere orde. Die diende niet om oorlog te voeren, maar om de vrede te handhaven. Dat geldt niet voor de huidige uitgaven die direct aangewend worden voor de strijd. En daarbij zijn de VS met een uitgave van 380 miljard dollar (2004) de koplopers. Zo schuift de grens tussen oorlog en vrede in de verkeerde richting.

In zijn boek The Culture of Fear beschrijft de socioloog Barry Glassner de angsten van de Amerikanen en de Amerikaanse angstindustrie. Die angst wordt gecultiveerd door het 'milleniumdenken' en vooral door de media. De invloed van de media is in het afgelopen decennium exponentieel gegroeid. Hollywood heeft rond rampen een volledige bedrijfstak gebouwd. Gevolg van een en ander is dat oorlog en alles wat in die richting wijst onvermijdelijk tot de core business van een van de belangrijkste industrieën ter wereld behoort.

Sinds de Val van de Muur hebben we te maken met een wereldmacht die door niets en niemand in balans wordt gehouden. En mede daarom met de dag meer weerzin oproept. Die weerzin zoekt in toenemende mate andere uitwegen dan de traditionele: niet langer via staten en regeringen maar in terroristische organisaties, religie, cultuur. Maar bij de bestrijding van deze nieuwe verbanden is sprake van een averechts effect. “Je begint geen oorlog tegen veertien zakmessen” (Jan Marijnissen). Met iedere 'overwinning' behalen de Amerikanen een nederlaag: met elk bombardement, elke arrestatie, iedere actie kweken ze meer vijanden dan ze onschadelijk maken.

Bovendien leidt de groeiende kloof tussen arm en rijk, als gevolg van de globalisering, onvermijdelijk tot chaos en meer chaos, woede en meer woede. Koppel deze ontwikkelingen aan het feit dat het steeds eenvoudiger schijnt te zijn om wapens te bemachtigen en je kunt nauwelijks anders concluderen dan dat de situatie explosief is.

Met dit alles is de klassieke wijsheid van Hugo de Groot in zijn tegendeel omgeslagen: de grens tussen oorlog en vrede is volledig zoek. Is het oorlog? Is het vrede? Is het vandaag vrede en morgen oorlog, in Amsterdam vrede en in Istanbul oorlog? Hiermee is oorlog niet langer een situatie maar een ervaring: het gevoel dat veiligheid, geweldloosheid en bescherming ieder moment in zijn tegendeel kan verkeren. Oorlog: een combinatie van woede, meedogenloosheid en praktische zin is al voldoende.

Onzin, paniekschopperij? Was het maar waar. Onzin, dan wel struisvogelpolitiek is juist de ontkenning hiervan. Ik (CvdH) wil pleiten voor meer pessimisme. Optimisme veronderstelt dat het goed en beter gaat. Dat is niet het geval. Zoals het nu gaat, gaat het van kwaad tot erger. Het is een dwaallicht met slechts twee uitwegen: een radicale verandering van de internationale politiek die niet verwacht kan worden van de Bushmen, of ………oorlog.


Chris van der Heijden
Chris van der Heijden is historicus en publicist.
Samenvatting van het gelijknamige essay in Vrij Nederland (10.1.2004) door Rein Heijne.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Israël/Palestina -

Een zeer éénzijdige oorlog

Israël mag Palestijnse gevangenen niet laten verkommeren, maar moet zich aan de Britse houding in Palestina spiegelen.

"Wat mij betreft kunnen ze allemaal verhongeren!" verklaarde Tzahi Hanegbi nadat Palestijnse gevangenen een hongerstaking hadden uitgeroepen tegen de omstandigheden in hun gevangenis. Daarmee voegde de minister voor binnenlandse veiligheid een gedenkwaardige zinsnede toe aan het woordenboek van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Hanegbi werd beroemd (of berucht) toen hij, als student-activist, met vrienden door een camera werd betrapt bij een jacht met fietskettingen op Arabische studenten. Ik heb destijds een foto van hem gepubliceerd die Duitse of Poolse studenten in de jaren dertig van de vorige eeuw niet zou hebben beschaamd. Met een klein verschil: in die jaren dertig waren Joden de vervolgden, nu de vervolgers.

Intussen is Hanegbi, zoals veel jonge radicalen, veranderd in een ongeremde carrièremaker. Hij is minister, draagt zelfs op warme zomerdagen elegante kostuums en loopt met de kenmerkende, zelfbewuste tred van een bewindsman. Hij steunt zelfs de ontruimingsplannen van Ariël Sharon, zeer tot ongenoegen van zijn moeder, Geula Cohen, die als extreemrechts militante niet van kleur verschoten is. Maar onder ministerskostuum en diplomatenmantel is Tzahi zichzelf gebleven, zoals blijkt uit de volstrekte onmenselijkheid van zijn uitspraak over de gevangenen, voor wier welzijn hij officieel verantwoordelijk is. En het blijft niet bij woorden: de huidige crisis in de gevangenissen werd veroorzaakt door zijn benoeming van een nieuwe directeur van het gevangeniswezen, die onmiddellijk de aanzet gaf tot een ontoelaatbare verslechtering van de levensomstandigheden van de Palestijnse gevangenen.

Maar laat ik me niet te veel met de persoon van de eerbiedwaardige minister bezig houden, het is veel belangrijker de aandacht te vestigen op de hongerstaking zelf. Die is uiteindelijk veroorzaakt door een bijzondere Israëlische uitvinding: de eenzijdige oorlog. Israëlische generaals zeggen steeds opnieuw dat wij in oorlog zijn. De oorlogstoestand geeft hen de mogelijkheid "gerichte eliminaties" uit te voeren die in alle andere omstandigheden moord genoemd zouden worden. Maar in een oorlog worden vijanden zonder proces gedood. En doorgaans worden het doden en verwonden van mensen, de vernietiging van huizen, de verwoesting van plantages en alle andere dagelijks terugkerende wandaden van de bezetters met een beroep op de oorlogstoestand gerechtvaardigd.

Soldaten versus terroristen

Het is een heel merkwaardige oorlog, die uitsluitend de soldaten van de ene partij rechten toekent. Bij de tegenpartij is geen sprake van oorlog, van soldaten en van de rechten van soldaten, maar uitsluitend van criminelen, terroristen, moordenaars. Waarom? Ooit was het verschil duidelijk: wie een uniform droeg was soldaat, wie geen uniform droeg misdadiger; soldaten van een binnenvallend leger mochten bewoners die op hen schoten standrechtelijk executeren. Maar in het midden van de twintigste eeuw veranderde dat. Er ontstond wereldwijd consensus dat Franse verzetsstrijders, Russische en Joegoslavische partizanen, en hun gelijken, als soldaten beschouwd moesten worden en daarmee recht hadden op de bescherming die reguliere militairen genoten. Internationale overeenkomsten en oorlogsregels werden dienovereenkomstig aangepast.

Wat is dan het verschil tussen soldaten en terroristen? Wel, zeggen de bezetters, er is een groot verschil: soldaten bevechten andere soldaten, terroristen schaden de burgerbevolking. Maar is dat vol te houden? Was de piloot die de atoombom op Hiroshima liet vallen, en tienduizenden onschuldige burgers doodde, een soldaat? Of een misdadiger, een terrorist? En wat waren de piloten die hele steden verwoestten, zoals Hamburg of Dresden, hoewel daarvoor geen deugdelijke militaire noodzaak meer bestond? Het argument dat werd aangevoerd was de wil van de Duitse burgerbevolking te breken en haar tot overgave te dwingen. Waren de commandanten van de Britse en Amerikaanse luchtmacht terroristen (of 'Terrorflieger', zoals de Nazi's hen noemden)? Wat is het verschil tussen een Amerikaanse piloot die een bom laat vallen op een markt in Bagdad en een Irakese terrorist, die op die zelfde markt een bom plaatst? Het feit dat de piloot een uniform draagt? Of dat hij zijn bom van grote afstand laat vallen en de kinderen die hij dood niet ziet?

Een menselijke behandeling

Ik zeg dit natuurlijk niet om het doden van burgers te rechtvaardigen. Ik veroordeel dat sterk. Wie ook de daders zijn – soldaten, guerrillero's, piloten of terroristen – allen hebben zich voor dezelfde wet te verantwoorden. Gevangen soldaten worden krijgsgevangenen en kunnen aanspraak maken op tal van in internationale conventies gegarandeerde rechten. Een speciale internationale organisatie - het Rode Kruis - houdt daar toezicht op. Krijgsgevangenen worden niet vastgehouden bij wijze van straf of wraak, maar uitsluitend om te voorkomen dat zij op het slagveld terugkeren. Zij worden vrijgelaten als de vrede gesloten wordt. Verzetsstrijders die gevangen genomen worden, worden vaak als misdadigers berecht. Niet alleen kunnen zij geen aanspraak maken op de rechten van krijgsgevangenen, maar in Israël zijn de omstandigheden waaronder zij gevangen zitten nog slechter dan die waaraan Israëlische misdadigers onderworpen zijn. De Amerikanen hebben van ons geleerd, president George W. Bush stuurde Afghaanse strijders naar een beruchte, speciaal voor hen ingerichte, gevangenis in Guantanamo, waar alle mensenrechten hen onthouden worden, zowel de rechten van krijgsgevangenen als die van gewone criminelen.

Jaren geleden, toen Joodse ondergrondse organisaties vochten tegen het Britse regime in Palestina, eisten wij dat onze gevangenen als krijgsgevangenen behandeld zouden worden. De Britten accepteerden dit niet, maar de gevangenen werden in de praktijk behandeld als krijgsgevangenen. Gevangen leden van de ondergrondse konden schriftelijke cursussen volgen en velen hebben in Britse gevangenkampen hun rechten- en andere studies kunnen afronden. Een van die gevangenen was Geula Cohen, de moeder van Tzahi Hanegbi. Ik zou graag weten hoe zij en haar kameraden uit de Stern Groep gereageerd zouden hebben als een Britse politiecommandant had gezegd dat het hem niet kon schelen als zij in de gevangenis zou sterven. Ze hadden waarschijnlijk geprobeerd hem te vermoorden. Gelukkig gedroegen de Britten zich anders. Zij brachten haar zelfs voor behandeling naar een ziekenhuis (waaruit zij prompt ontsnapte, met hulp van Arabische dorpelingen).

Tegenover de Ierse ondergrondse kozen de Britten een andere aanpak. Toen die een hongerstaking afkondigde liet Margaret Thatcher hen inderdaad doodhongeren. Een menselijke behandeling van politieke gevangenen heeft ook uit pragmatisch oogpunt de voorkeur. Ex-gevangenen bekleden tegenwoordig de hoogste rangen bij de Palestijnse Autoriteit. Mannen, die 10, 15 of zelfs 20 jaar in Israëlische gevangenissen gezeten hebben, zijn politieke leiders geworden, ministers en burgemeesters. Zij spreken vloeiend Hebreeuws en kennen Israël goed. Bijna allen behoren tegenwoordig tot het gematigde Palestijnse kamp, dat co-existentie tussen Israël en een Palestijnse staat voorstaat. Zij leiden ook de krachten die democratie en hervormingen bij de Palestijnse Autoriteit bepleiten. De rechtvaardige behandeling die zij destijds van het gevangenispersoneel kregen heeft hieraan zeker bijgedragen.

Humaan

Maar voor mij is het belangrijkste dat de staat Israël niet op Tzahi Hanegbi en de zijnen gaat lijken. Ik vind het belangrijk dat mensen - Palestijnen zowel als Israëli - niet in Israëlische gevangenissen verhongeren. Ik vind het belangrijk dat gevangenen - Israëli en Palestijnen - onder humane omstandigheden leven. Als Tzahi Hanegbi in de gevangenis zat, zou ik dat zelfs voor hem eisen.


Uri Avnery



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Oorlogspropaganda -

Controle over de media

Met gebruik van de media wordt een vredelievende bevolking veranderd in een oorlogszuchtige massa.

Laat ik eerst twee verschillende democratieconcepten tegenover elkaar stellen. Het ene vindt een samenleving democratisch als mensen op een betekenisvolle manier invloed kunnen hebben op het management van hun eigen zaken en als informatie vrij en open beschikbaar is. Een ander concept van democratie is dat mensen moeten worden afgehouden van het managen van hun eigen zaken en informatie scherp gecontroleerd wordt. Dat klinkt raar, maar we moeten ons realiseren dat dit het overheersende democratisch concept is.

Geschiedenis

De regering Wilson [Verenigde Staten - red.] heeft in 1917 een regeringscommissie voor propaganda in het leven geroepen - de Creel Commissie - die er binnen zes maanden in geslaagd is een vredelievende bevolking te veranderen in een hysterische, oorlogszuchtige bevolking, die iedere Duitser wilde vernietigen, en ten oorlog wilde trekken om de wereld te redden. Dat was een groot succes en leidde tot verdere successen. Zowel toen, als na de oorlog werden dezelfde technieken gebruikt om de angst voor de Roden - de Red Scare, zoals die genoemd werd - tot hysterie op te zwepen, die erin slaagde de vakbonden vrijwel te vernietigen en problemen als persvrijheid en vrijheid van politieke gedachtenvorming te elimineren. Met sterke steun van de media en de zakenwereld, die het werk feitelijk organiseerde. Met groot succes.

Onder degenen die actief en enthousiast meededen waren progressieve intellectuelen, mensen uit de John Dewey circle, die er trots op waren dat ze hadden laten zien dat de, zoals zij dat noemden, "intelligentere leden van de samenleving", zijzelf, in staat waren een aarzelende bevolking de oorlog in te drijven door hen angst aan te jagen en chauvinistisch fanatisme te bewerkstelligen. Daarbij werden grootse middelen gebruikt. Zo waren er vele geruchten over de wandaden van de Moffen, Belgische babies van wie de armpjes waren afgerukt, allemaal afschuwelijke zaken die we in geschiedenisboeken lezen. Die geruchten waren verzonnen door het Britse Ministerie van Propaganda, dat er destijds op uit was, zoals in geheime verslagen te lezen valt, "het denken in de wereld te beheersen". Belangrijker is, dat het de gedachtewereld van het intelligentere deel van de bevolking van de Verenigde Staten wilde beheersen, zodat dit op zijn beurt de propaganda die het verzon zou verspreiden en het vredelievende land tot oorlogshysterie brengen. Dat werkte, zeer goed zelfs. En het liet zien dat staatspropaganda, mits die gesteund wordt door de opgeleide klasse en afwijkingen niet worden toegelaten, grote invloed kan hebben. Die les leerde Hitler, en met hem vele anderen, en dat wordt tot op de huidige dag gevolgd.

De 'verdwaasde kudde'

Walter Lippman, de dean van de Amerikaanse journalisten is een belangrijke criticus inzake internationaal en binnenlands beleid en een invloedrijke theoreticus van de liberale democratie. Hij betoogde dat wat hij een "omwenteling in de kunst van de democratie" noemde, gebruikt zou kunnen worden om overeenstemming te bewerkstelligen, dat wil zeggen: de bevolking door middel van nieuwe propagandatechnieken te laten instemmen met dingen die zij niet wenste. Hij stelde dat er in een goed functionerende democratie verschillende klassen bestaan. In de eerste plaats is er de klasse burgers, die een actieve rol spelen in het beleid; de specialisten. Dit zijn mensen die analyseren, beslissingen nemen en uitvoeren, en die in het politieke, economische en ideologische stelsel de dienst uitmaken. Zij maken een klein deel van de bevolking uit. De anderen, zij die buiten deze kleine groep staan, de grote meerderheid van de bevolking, vormen wat Lippmann de "verdwaasde kudde" noemde. En we moeten onszelf beschermen tegen de alles vertrappende woede van die verdwaase kudde. We moeten dus middelen vinden om die verdwaasde kudde te temmen, en dat is die nieuwe omwenteling in de democratie, het "bewerkstelligen van eenstemmigheid". Media, scholen en populaire cultuurvormen moeten daarvoor verdeeld worden. De politieke klasse en de besluitvormers moeten hen een draaglijk gevoel van werkelijkheid geven, maar tegelijkertijd het juiste denken bevorderen. Denk er aan dat daarbij van een ongenoemde vooronderstelling wordt uitgegaan. Die betreft - en dat moeten zelfs de verantwoordelijken voor zichzelf verheimelijken - de vraag hoe zij in de positie komen die hen de autoriteit geeft beslissingen te nemen. Ze doen dat vanzelfsprekend door de mensen met werkelijke macht te dienen. Mensen met werkelijke macht zijn de mensen die de samenleving bezitten, en dat is een tamelijk kleine groep. Als de specialisten hen kunnen overtuigen hun belangen te dienen, dan zullen ze tot de leiding worden toegelaten. Maar houd dat stil. Het betekent dat zij zich de overtuiging en leerstellingen eigen gemaakt moeten hebben, die het belang van de macht dienen. Ze moeten diep doordrongen zijn van de waarden en belangen van de machthebbers en de band tussen staat en onderneming, die deze vertegenwoordigt. Als dat lukt, dan kunnen ze tot de klasse van de specialisten toetreden. De rest van de verdwaasde kudde moet worden afgeleid, haar aandacht moet op iets anders gevestigd worden.

Dat is gemakkelijk in wat tegenwoordig een totalitaire staat heet, en destijds een militaire staat. Je houdt een knuppel boven hun hoofd en als ze uit de lijn stappen sla je daar mee. Maar in vrijere en meer democratische samenlevingen kan dat niet meer. Dan moet je tot nieuwe propagandatechnieken je toevlucht nemen. De logica is helder: propaganda is voor de democratie wat de knuppel is in een totalitaire staat.

Het beheersen van publieke opinie

De Verenigde Staten gingen voorop in het PR-bedrijf. Het had zich voorgenomen "de geest van het publiek te beheersen", zoals leiders het noemden. Het leerde snel van de successen van de Creel Commissie, van het bewerkstelligen van de Red Scare en de nasleep daarvan. Het PR-bedrijf groeide in die tijd sterk. Het slaagde er in de jaren twintig geruime tijd in de bevolking volstrekt te onderwerpen aan sturing door de zakenwereld. Public Relations is een gigantische industrie, die tegenwoordig rond een miljard dollar per jaar besteedt. En die nog altijd gericht is op het beheersen van de publieke opinie. De bestuurder van een onderneming en de man die de vloeren schrobt hebben hetzelfde belang. We kunnen allemaal in harmonie samenwerken voor Amerika, dat was de kern van de boodschap. Er werd enorm veel energie in gestoken om dat over te brengen. Het is tenslotte de zakenwereld die de media beheerst en over gigantische reserves beschikt. Wie kan er tegen zijn de publieke opinie te mobiliseren voor verschaalde, lege concepten als "Amerikanisme"? Tegen gele linten? De kern van PR-slogans als "Steun onze troepen!" is dat ze niets betekenen. Ze betekenen zoveel als het steunen van de bevolking van Iowa. Maar er was natuurlijk wel een thema: steun je ons beleid? Maar men wil niet dat de mensen over dit thema nadenken, dat is de kern van goede propaganda. Het gaat er om een kreet te lanceren waar niemand tegen is, en iedereen voor, omdat niemand weet wat hij betekent. Omdat hij niets betekent, maar er uitsluitend op gericht is de aandacht af te leiden.

Het is zeer effectief en gaat tot de dag van vandaag door. En natuurlijk is er goed over nagedacht. De mensen in de PR-industrie werken daar niet voor niets. Ze werken. Ze proberen de juiste waarden te doen beklijven. Zij hebben terdege een idee wat democratie zou moeten zijn: een stelsel waarin de klasse van de specialisten ervoor wordt opgeleid de bazen, de bezitters van de samenleving, te dienen. De rest van de bevolking moet worden beroofd van iedere vorm van organisatie, omdat organisatie alleen maar moeilijkheden veroorzaakt. Die zou alleen voor de televisie moeten zitten en worden doordrongen van de boodschap dat het enige dat belangrijk is in het leven is meer spullen te hebben, of te leven zoals de rijke middenklassers, waarnaar je zit te kijken, en te leven met waarden als harmonie en Amerikanisme. Daar draait het om in het leven. En dan kun je wel denken dat er meer moet zijn in dit leven, maar omdat je alleen voor je TV zit zul je aannemen dat jij gek bent, gezien hetgeen daar omgaat.

Dat is dus het ideaal en er wordt veel geïnvesteerd om dat ideaal te bereiken. Er zit vanzelfsprekend een bepaald concept achter, het democratisch concept dat ik noemde. En de verdwaasde kudde vormt een probleem. We moeten een woedende oploop voorkomen, we moeten hen afleiden. Ze moeten naar de Superbowl kijken, naar sitcoms of geweldsfilms. Zo nu en dan doen we een beroep op ze om inhoudsloze slogans te schreeuwen, zoals "Steun onze troepen." We moeten ze flink bang houden. Tenzij ze bang zijn, voor allerlei duivels die hen dreigen te vernietigen, van binnenuit, van buitenaf, of waar dan ook vandaan, gaan ze misschien nadenken. En dat is heel gevaarlijk, omdat ze dat niet kunnen. Daarom is het belangrijk dat we ze afleiden en in een hoekje drukken.

Meningsvorming

Het is bovendien noodzakelijk de bevolking warm te maken voor buitenlandse avonturen. De bevolking is doorgaans vredelievend, zoals ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Het publiek ziet geen aanleiding om bij buitenlandse avonturen betrokken te raken, te doden en te martelen. Dus moeten we ze opjutten. En daarvoor moeten we ze bang maken...

Dat ideaal is tot op zekere hoogte bereikt, maar nooit helemaal. Sommige instellingen konden tot op heden niet vernietigd worden. De kerken, bijvoorbeeld, bestaan nog steeds en een groot deel van de afwijkende geluiden in de Verenigde Staten komen uit de kerken, simpelweg omdat die bestaan. Wie in een Europees land een politieke rede houdt zal dat hoogstwaarschijnlijk in een vakbondsgebouw doen. Hier gebeurt dat niet. Allereerst omdat er nauwelijks vakbonden zijn, en ook omdat ze voorzover ze bestaan, nauwelijks politiek actief zijn. Maar de kerken bestaan wel en dus spreekt men veelal in kerken. Het solidariteitswerk is in Amerika goeddeels vanuit de kerken ontstaan, voornamelijk omdat die bestaan.

Crisis in de demokratie

De verdwaasde kudde wordt nooit goed getemd, dat is een permanente strijd. In de jaren dertig kwamen ze opnieuw in opstand, en werden neergeslagen. In de jaren zestig was er opnieuw een golf van dissidentie. De specialistenklasse had daar een naam voor, de "crisis in de democratie". Men vond dat de democratie in de jaren zestig in een crisis was beland. Die crisis bestond eruit dat grote groepen in de bevolking zich gingen organiseren en probeerden in de politieke arena actief te worden. We komen zo terug bij de twee concepties van democratie. Volgens het boekje zou het een stap vooruit betekenen voor de democratie. Maar het gevoel overheerste dat er een probleem ontstond, een crisis die overwonnen moest worden. De bevolking moet worden teruggedreven naar haar staat van apathie, gehoorzaamheid en passiviteit, dat is haar natuurlijke toestand. We moeten daarom iets doen om de crisis te overwinnen. Daartoe werden pogingen gedaan, maar zonder succes.

Vietnamsyndroom

De crisis van de democratie bestaat nog steeds (deze tekst stamt uit begin jaren 1990; red.), maar is niet erg effectief als het op politieke veranderingen aankomt. Maar in tegenstelling tot wat velen geloven is ze wel succesvol als het om het veranderen van de publieke opinie gaat. Er werd na de jaren zestig veel gedaan om deze kwaal, het Vietnam Syndroom, te verhelpen. Het Vietnam Syndroom, een begrip dat rond 1970 opkwam, is naar believen gedefinieerd. Norman Podhoretz, intellectueel en Reagan-aanhanger, definieerde het als 'ziekelijke remmingen tegen het gebruik van militair geweld'. Hij zag ze bij een groot deel van de bevolking. Mensen begrepen niet waarom we mensen zouden moeten martelen of doden, of bedekken met bommentapijten. Het is heel gevaarlijk wanneer een volk met dergelijke ziekelijke remmingen besmet wordt, zoals Goebbels zeer goed begreep, omdat er dan een grens gesteld wordt aan buitenlandse avonturen. Het is noodzakelijk, zoals de Washington Post onlangs tamelijk trots schreef, om "mensen respect voor krijgshaftige waarden bij te brengen". Dat is belangrijk. Wie een geweldssamenleving wil die overal ter wereld geweld gebruikt om de doelen van zijn elite te bereiken, moet de juiste waardering voor krijgshaftige waarden stimuleren en kan geen ziekelijke remmingen over het gebruik van geweld gebruiken. Dat is het Vietnam Syndroom, dat overwonnen moet worden.

Beeldvorming als werkelijkheid

Het is ook noodzakelijk de geschiedenis volledig te vervalsen. Sinds de oorlog in Vietnam zijn verwoede pogingen ondernomen om de geschiedenis daarvan te herschrijven. Teveel mensen begonnen te begrijpen wat er werkelijk gebeurde, zelfs veel soldaten en jongelui die in de vredesbeweging actief waren. Dat was kwalijk. Daarom moesten die kwade gedachten omgebogen worden en een vorm van gezond verstand worden hersteld, dat erkende dat wat wij doen nobel is en gerechtvaardigd. Als wij Zuid-Vietnam bombarderen doen we dat om Zuid-Vietnam te verdedigen tegen iemand, en wel tegen de Zuidvietnamezen, omdat er niemand anders woonde. Intellectuelen uit de Kennedy-clan noemden dat "verdediging tegen de interne agressie in Zuid-Vietnam", zoals Adlai Stevenson het uitdrukte. Het was noodzakelijk om dit tot het officiële en onomstreden beeld te maken. En dat heeft tamelijk goed gewerkt.

Wie de media beheerst kan, als het onderwijs en de wetenschap conformistisch zijn, die boodschap over het voetlicht brengen. Het beeld van de wereld zoals dat aan de bevolking wordt voorgehouden heeft slechts een ver verwijderde gelijkenis met de werkelijkheid. De waarheid wordt begraven onder een opeenstapeling van leugens. Vanuit dit oogpunt is de afschrikking van de bedreiging door democratie die in vrijheid zijn gang kan gaan een geweldig succes, en dat is bijzonder belangwekkend. Dit is geen totalitaire staat, waar alles met geweld gebeurt. Deze resultaten zijn behaald in een situatie van vrijheid. Willen we onze samenleving kunnen begrijpen dan zullen we daarover na moeten denken. Deze gegevens zijn belangrijk voor de mensen die geven om het soort samenleving waarin ze leven.

De Golfoorlog [van 1991 red.]

Het laat zien hoe een goed functionerend propagandasysteem werkt. Mensen geloven dat als wij geweld gebruiken tegen Irak en Koeweit, we dat doen omdat we het principe huldigen dat illegale bezetting en het misbruik van mensenrechten met geweld het hoofd geboden moeten worden. Ze zien niet wat het betekent als we dat principe op het gedrag van de Verenigde Staten zouden toepassen. Dat is bepaald een spectaculair succes van de propaganda. (..)

Ik wijs erop dat dit niet heel veel verschilt van wat de Creel Commissie in 1916 en 1917 deed, toen die binnen zes maanden een vredelievende bevolking had veranderd in razende hysterici, die alles wat Duits was wilden verwoesten om ons van de Moffen te redden, die Belgische babies de armpjes afrukten. De gebruikte technieken zijn misschien wat subtieler, met de televisie en het vele geld dat eraan wordt besteed, maar het gaat tamelijk traditioneel.

Het gaat volgens mij niet zozeer om desinformatie en de Golfcrisis, om terug te komen op mijn oorspronkelijke commentaar. Het is veel breder. De vraag is of we willen leven in een vrije samenleving, of in een systeem dat neerkomt op een vorm van zelfopgelegd totalitarisme. Waardoor de verdwaasde kudde in de hoek gedrukt is, weggestuurd, bang gemaakt. De kudde die, in doodsangst, patriottische slogans schreeuwend, de leider bewondert die haar redde van de verwoesting, terwijl de hoger opgeleide massa op commando in de rij lopen, de slogans herhalend die ze moet herhalen. In ons land valt de samenleving uit elkaar, we worden een staat die met huursoldaten haar macht opdringt, in de hoop dat anderen ons zullen betalen om de wereld in elkaar te slaan. Dat is de keuze waarvoor we staan. Dat is de keuze waar u voor staat. Het antwoord op de problemen ligt in handen van mensen zoals u en ik.


Noam Chomsky
Massachusetts Institute of Technology 17 maart 1991



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Oorlogswinst en -verlies -

DE OORLOG IN IRAK
Voorbode van de toekomst

De oorlog in Irak is nog lang niet voorbij. Ondanks wanhopige pogingen van de voorstanders van die oorlog om de overwinning uit te roepen, een positieve toekomst te voorspellen, dan wel de hele affaire dood te zwijgen, zorgt het conflict voor de ene na de andere crisis. De officiële redenen om de oorlog te voeren zijn algemeen bekend en inmiddels afdoende ontmaskerd als een mengeling van leugens (over de Iraakse massavernietigingswapens), propaganda (de veronderstelde steun van het regime van Saddam Hoessein aan internationale terroristen) en valse voorwendsels (het brengen van democratie naar het Midden-Oosten).

De plannen voor de aanvalsoorlog waren al jaren van tevoren uitgewerkt door de neoconservatieve factie van de Amerikaanse regering, die door middel van het valse voorwendsel – het brengen van vrijheid en democratie – een reeks geopolitieke doelen nastreeft. Belangrijkste daarvan zijn controle over de olievelden (en daarmee indirecte controle op de oliebronnen van potentiële rivalen) en het verzekeren van een permanente militaire aanwezigheid in het Midden-Oosten. Nederland steunde de VS en dus ook deze doelen vanaf de aanloop naar de oorlog. Ze deed dit op een bedenkelijke internationaal rechtelijke basis, en steunde daarna de Amerikaans bezettingspolitiek door een troepenmacht te sturen. Deze militaire steun werd in de eerste fase omschreven als een op basis van VN-mandaat werkende stabilisatiemacht die moest helpen bij een vreedzame overgang naar het nieuwe democratische Irak.

Ancien regime

We zijn inmiddels een jaar verder. Er is een proces op gang gebracht dat naar democratische verkiezingen moet leiden, een proces waar slechts een deel van de Irakese politieke stromingen bij betrokken is. Gedurende het afgelopen jaar zijn een interimraad en nu een interimregering geïnstalleerd onder de voorwaarden van de Amerikaanse bezettingsautoriteiten. Dit betekende dat de krachten in Irak die wilden dat de Amerikanen op zijn minst een vertrekdatum zouden aankondigen van al hun troepen, geen rol speelden. De toezegging van de VS, waar de Nederlandse regering zich ook op beroept, dat de voorlopige Iraakse regeringen de Amerikanen kunnen verzoeken om te vertrekken, is dan ook loos. De Amerikaanse troepen zullen nog vele jaren in Irak blijven, en zijn in feite een imperiaal garnizoen.

De voortgezette guerrilla oorlog vindt zijn basis in dit Amerikaanse beleid. Een guerrillacampagne kan tot op zekere hoogte gevoerd worden door geïsoleerde groepjes strijders die vertwijfeld proberen om doelen na te streven die slechts door kleine delen van de bevolking worden gesteund. Daaronder vallen bijvoorbeeld de paar honderd Al-Qaeda strijders (en anderen) die naar Irak zijn gekomen, juist omdat de VS daar aanwezig zijn, alsook Ba'athisten die een herstel van het ancien regime willen. Maar guerrilla-oorlog op de schaal die in grote delen van Irak gevoerd wordt, kan onmogelijk worden volgehouden zonder aanzienlijke steun van de bevolking. Dat hebben de Nederlandse troepen in de provincie Al-Moethanna provincie ook ondervonden.

Olievelden

De houding van de bevolking en haar politieke vertegenwoordigers verschilt naar gelang men de aanwezigheid van de Amerikanen en hun bondgenoten direct afwijst, dan wel een voorlopig nut ziet in hun aanwezigheid bij het manoeuvreren om politieke macht te winnen. Daarbij speelt de inschatting van de eigen toekomst een belangrijke rol. De sjiieten zien zichzelf als de toekomstige leidende politieke kracht, op basis van hun aantal: ze vormen 60 % van de bevolking. Hun onderlinge meningsverschillen hebben veel te maken met het toekomstige leiderschap van de sjiitische politieke bewegingen en partijen. De concurrentie tussen ayatollah Sistani en de opstandelingenleider Al-Sadr is daar een uiting van. Daarnaast is er een belangrijke seculiere stroming die een regering op theologische grondslag afwijst.

De soennieten voorzien een toekomst waarin zij slechts een ondergeschikte rol spelen, met alle gevolgen vandien. Daarom is er grote steun onder de soennitische bevolking voor het gewapend verzet tegen de Amerikanen, die worden verdacht van plannen om de macht aan de sjiieten over te dragen.

De Koerden zien de Amerikanen als beschermheren en hebben geen moeite met de Amerikaanse aanwezigheid. Ze eisen een federaal Irak met garanties voor hun autonomie. Toegang tot de olie-inkomsten van de noordelijke olievelden is daarbij van groot belang.
Die eis wordt afgewezen door de leidende sjiitische groeperingen.

Ondanks de verschillen tussen de verschillende bevolkingsgroepen hebben opiniepeilingen steeds weer uitgewezen dat de Amerikanen en hun bondgenoten door de overgrote meerderheid van de Iraakse bevolking als bezetters worden gezien. De consensus is dat ze binnen afzienbare tijd weg moeten.

Dat laatste standpunt wordt sterk in de hand gewerkt door de mislukte wederopbouwprogramma's van de Amerikaanse bedrijven, die in de belangrijkste sectoren (energiecentrales, waterzuiveringsinstallaties) ver achterlopen op schema. De bedrijven die daar werkzaam zijn hebben grotendeels buitenlands personeel in dienst en veronachtzamen de grote Iraakse expertise die al aanwezig is. Slechts een klein percentage van de Amerikaanse economische hulpfondsen is daadwerkelijk gebruikt ten behoeve van de bevolking. Bij bedrijven zoals Halliburton is er sprake van absurde prijsopdrijving en corruptie. De Amerikanen handhaven hun privatiseringsplannen, waardoor Iraakse staatsbedrijven aan buitenlands kapitaal worden uitverkocht met alle negatieve gevolgen van dien voor de bevolking.

Wat hier tegenover staat is alleen de hoop op eerlijke verkiezingen. Dat is waar een deel van de Iraakse politieke stromingen op inzetten. Maar gezien de afkeer die de buitenlandse aanwezigheid oproept, valt het zeer te betwijfelen of de oorlog wordt stopgezet in de verkiezingsperiode.

Vietnamverleden

De gebeurtenissen in Irak zijn van groot belang voor de kansen van president Bush op herverkiezing op 2 november. Het Amerikaanse dodental heeft de duizend bereikt, de gewonden een meervoud daarvan. Voor een zittende president is de manier waarop de twijfelende kiezers (buiten zijn directe aanhang) naar de oorlog kijken, van groot belang. De directe betrokkenheid van de bevolking doordat familieleden gevaar lopen is kleiner dan in het verleden (zoals bijvoorbeeld in Vietnam) omdat er geen dienstplicht is. Het gaat dus veel meer om het vestigen van het beeld onder grote groepen stemmers dat de prijs die de VS betaalt, noodzakelijk is voor haar eigen veiligheid. Daarom is de valse koppeling tussen terrorismebestrijding en de guerrilla-oorlog in Irak zo essentieel. De tweede politieke tactiek is om de aandacht af te leiden naar andere zaken: bijvoorbeeld het Vietnamverleden van democratische presidentskandidaat Kerry. En tenslotte probeert men een beeld van vastberadenheid te vestigen, los van welke inhoud dan ook. Het is mogelijk dat dit gaat lukken, omdat de belangrijkste media in de VS hieraan meewerken. Helaas biedt Kerry geen duidelijk alternatief aan voor Irak. Ook onder hem zullen de Amerikaanse troepen blijven.

Hoewel het debat over de Nederlandse troepen meer doordacht is, probeert ook de regering hier om de heikele kwesties heen te draaien. Centraal staat de veiligheid van de troepen, en niet het nut of de politieke legitimatie van hun aanwezigheid. Net als in de VS is dit het gevolg van binnenlandse electorale overwegingen. De keuze is in feite tussen blijven in Irak totdat een crisis (zoals een algemene opstand) een tussentijdse terugtocht afdwingt, dan wel blijven tot maart 2005 en hopen dat het niet uit de hand loopt. Dat men voor het tweede kiest (met zelfs een mogelijkheid tot verlenging) is een overtuigend bewijs van de Amerikaanse invloed in Den Haag.


Karel Koster



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Olie en oorlog -

Olie en geostrategie

Er hoeft intussen nauwelijks meer aan getwijfeld te worden dat de VS de oorlog in Irak gevoerd hebben onder het voorwendsel van massavernietigingswapens, maar uiteindelijk Irak wilden bezetten om hun greep op de oliebronnen van het Midden-Oosten te versterken. (..) Deze belangstelling van de VS (..) komt voort uit een aantal motieven, die elkaar aanvullen: (a) Invloed op het aanbod en de prijs van olie, (b) het introduceren van alternatieven voor Saoedi-Arabië en de verscherping van de concurrentie tussen de oliestaten in het Midden-Oosten, (c) het instandhouden en intensiveren van de bestaande afhankelijkheid wat olie betreft van de EU, Japan en andere grootverbruikers van de militaire bescherming door de VS en ten slotte (d) het verhinderen van verdere verzwakking van de dollar als leidende valuta in de concurrentiestrijd met de euro.

Olie in overvloed tegen dumpprijzen

65% van de wereldvoorraad aan olie bevindt zich in het Midden-Oosten. Deze olie is bovendien door natuurlijke oorzaken gemakkelijker en dus goedkoper te winnen. Deze twee eigenschappen maken het Midden-Oosten voor de globale energievoorziening, dus de bepaling van het olieaanbod enerzijds en het niveau van de olieprijzen en de prijzen van alle andere energiedragers anderzijds, tot een strategische regio in de wereldeconomie. Wie het Midden-Oosten controleert beschikt over een strategische hefboom, om het eigenbelang tegenover alle andere naties die in de wereldeconomie een rol spelen door te kunnen zetten en voordeel te behalen. De VS hebben aan de ene kant in het bijzonder rechtstreekse economische voordelen van een lage olieprijs en kunnen aan de andere kant het olie-instrument inzetten in de strijd om de hegemonie met hun economische en militaire rivalen. De voorwaarde voor de economische en hegemoniale dubbelstrategie van de VS is echter het veiligstellen van een permanent ongestoord aanbod van olie tegen zo laag mogelijke prijzen, dumpprijzen. In een recent, strategisch energiepolitiek document wordt dit doel helder geformuleerd. In dit document (..) staat onder meer: "In de naaste toekomst echter zullen olie en aardgas waarschijnlijk een centrale rol blijven spelen in de wereldeconomie en de internationale energiemarkten. Daarom moeten wij meer olie en gasvoorraden vinden, we moeten op deze voorraden kunnen vertrouwen en erover kunnen beschikken tegen voorwaarden die een constante economische groei mogelijk maken (rapport van Alan Larson).
(..)

Levenselixer voor 'the American way of life'

Economisch gezien besparen de VS door de dumpprijzen voor olie aanzienlijk op deviezen en energiekosten. Dit is onafhankelijk van waar de olie-importen van de VS vandaan komen, omdat de olieprijs een wereldmarktprijs is. In zoverre kan dit belang, door het argument dat de VS slechts een kwart van hun behoefte uit het Midden-Oosten importeren, weerlegd noch gerelativeerd worden. Bij een prijsverschil van 10 dollar per vat tussen de schaarsteprijs en de dumpprijs besparen de VS - bij een totale import van momenteel 3,6 miljard vaten olie - 38 miljard dollar aan deviezen en - bij een totaal verbruik van 15 miljard vaten olie-equivalenten (kolen, olie, aardgas) aan eigen productie en import - ca. 150 miljard aan energiekosten. Maar als het prijsverschil tussen de vermoede schaarsteprijs van ca. 50 dollar per vat en de huidige dumpprijs van 25 dollar hoger is en 25 dollar per vat bedraagt, dan stijgen de deviezenbesparingen van de VS tot 98 miljard dollar en de besparingen aan energiekosten tot 375 miljard dollar per jaar. Het lage niveau van de energieprijzen was en is een belangrijk doel voor elke VS-regering. Het is niet alleen een belangrijk geopolitiek voordeel voor de VS-economie op de wereldmarkt, maar ook een belangrijke stimulans voor de consumptie op de binnenmarkt van de VS. Goedkope olie gold en geldt als het levenselixer voor de American way of life en als groeimotor voor de VS-economie. VS-presidenten die daar verandering in willen brengen kunnen erop rekenen de volgende verkiezingen te verliezen, terwijl ze er met een olieoorlog zeker van kunnen zijn dat hun electorale kansen groter worden.

Van dumpprijzen voor olie profiteren niet alleen de VS, maar alle grote importeurs, vooral de EU, Japan en de opkomende Aziatische drempellanden. Goedkope olie is ook hier de voorwaarde voor snelle economische groei. In het geval van de EU is het tevens de grondslag voor aanmerkelijke staatsinkomsten, door de energiebelastingen. De oliebelastinginkomsten van de EU waren in de jaren negentig een tijdlang hoger dan de olie-inkomsten van alle OPEC-landen samen.

Enerzijds profiteren de EU, Japan en de Aziatische drempellanden in belangrijke mate van de olie-importen tegen dumpprijzen, anderzijds worden ze daardoor tot energiepolitieke vazallen van de VS. In elk geval zolang de VS in staat zijn een strategie 'olie in overvloed tegen dumpprijzen' als hegemoniale macht door te zetten. En omgekeerd kunnen de VS zich tegenover hun grote economische rivalen alleen dan als waarborg voor goedkope olievoorziening opstellen, zolang ze de hegemoniale rol mogen spelen. En die rol hebben de EU, Japan en andere landen, gezien de voor hen aanzienlijke economische voorwaarden, inderdaad onvoorwaardelijk aan de VS gelaten.

De prijs die ze voor deze concessie betalen is hun veiligheids- en buitenlandspolitieke afhankelijkheid en ook nog energiepolitieke afhankelijkheid en mogelijke chantage in de toekomst.

Afhankelijkheid van olie

Zo bezien hebben de VS er objectief belang bij hun strategische militair-nucleaire en energiepolitiek onderbouwde hegemonie ook de komende decennia van de 21e eeuw voort te zetten en het met het oog op de opkomende wereldmachten China en India "winterhard" te maken. Wat energiepolitiek betreft betekent dit: (a) de eigen afhankelijkheid door diversificatie zo gering mogelijk te houden en de eigen speelruimte door extra opties voor energie-import zo ruim mogelijk te maken; (b) daarentegen de afhankelijkheid van de economische concurrenten van energie-import uit het onder controle van de VS staande Midden-Oosten zo groot mogelijk te maken; (c) enerzijds de Golfstaten tegen de Centraalaziatische staten (rond de Kaspische Zee) uitspelen, anderzijds de belangrijkste oliestaten in de Golfregio - in het bijzonder Saoedi-Arabië - tegen Irak uitspelen en de OPEC als geheel te verzwakken; (d) ook India en China - als kernmachten die economisch in toenemende mate afhankelijk zijn van olie-importen - onder de hegemonie van de VS te brengen. De VS hebben hun eigen afhankelijkheid van het Midden-Oosten, de belangrijkste olieregio, al lang tot het minimum gereduceerd, terwijl Japan en de Aziatische drempellanden met een importquote van 97% bijna uitsluitend van olie uit het Midden-Oosten en daarmee in laatste instantie van de goeie wil van de hegemoniale VS afhankelijk zijn. Ergens daartussenin bevindt zich de EU, die het tot nu toe blijkbaar is gelukt de eigen afhankelijkheid van import uit het Midden-Oosten te beperken door de olie- en gasimport uit Rusland systematisch uit te breiden. Of dit ook een bewuste politiek van de EU is om met een eigen diversificatiestrategie de hegemoniale ambities van de VS te dwarsbomen blijft voorlopig een open vraag. In elk geval is duidelijk dat de VS volgens hun eigen hegemoniale uitgangspunt er naar streven Rusland als energieleverancier en belangrijkste partner voor de EU buiten spel te plaatsen. Zo moet een bondgenootschap EU/Rusland als dragende peiler voor een multilaterale wereldorde worden verhinderd en uiteindelijk de afhankelijkheid van de EU van olieleveranties uit het Midden-Oosten en de Kaspische Zee worden vergroot.

De volgende activiteiten moeten dan ook gezien worden in het kader van het losweken van de EU van de afhankelijkheid van de Russische energie en de sterkere afhankelijkheid van deze regio voor de invloed van de VS in het gebied rond de Kaspische Zee. Dit zijn: de doelbewuste steun voor de ontsluiting van de olie- en gasbronnen in de Centraalaziatische landen Kazakstan, Oezbekistan, Turkmenistan en Azerbeidzjan. En de uitbouw van het stelsel van pijplijnen door Azerbeidzjan, Georgië en Turkije naar de Middellandse Zee met inbegrip van de hectische activiteiten op militair gebied en dat van de geheime diplomatie in deze regio (..).

Het gebied rond de olie beheersen

Maar om de olie- en geostrategische peiler in het stelsel van hegemonie deze betekenis te laten krijgen moeten de VS de hele ruimte van de Greater Middle East militair, logistiek en economisch, direct of indirect, zo alomvattend mogelijk te beheersen. Daar hoort bij: (a) een dicht net van militaire steunpunten en aanwezigheid van het VS-leger op locaties die van strategische belang zijn, (b) een zo groot mogelijk aantal bondgenoten en van de VS afhankelijke regio's, (c) de volledige controle over de logistieke structuren en transportroutes voor olie en gas met inbegrip van toegang tot de wereldzeeën en (d) deelname van een zo groot mogelijk aantal firma's uit de VS op het terrein van de installaties in de sector energie en infrastructuur. Met deze hegemoniale geostrategische blik komt het ten val brengen van het Talibanregime in Afghanistan - ook geheel los van 11 september - en het regime van Saddam Hoessein in Irak en het installeren van voor de VS bevriende regimes in deze landen in een nieuw licht te staan. Beide landen vervullen een sleutelrol bij de ruimtelijke uitbouw en permanente verlenging van het hegemoniale systeem van de VS in de toekomst. Afghanistan in verband met het pijplijnproject voor transport van aardgas en olie vanuit de Kaspische Zee - om het de VS vijandelijk gezinde Iran heen - naar de Indische Oceaan. En Irak als plaatsvervanger voor Saoedi-Arabië voor het geval van een ernstige crisis in dit land. Een wijziging van het regime in Iran zou vanuit het hegemoniale perspectief wel wenselijk, maar niet onontbeerlijk zijn. De oliepolitieke speelruimte voor Iran en de OPEC als geheel zou onder de nieuw gecreëerde voorwaarden sowieso drastisch afnemen. Met Irak en Afghanistan vergroten de VS hun handelingsvrijheid aanmerkelijk. Zo kunnen ze enerzijds de OPEC naar believen de politiek voor aanbod en prijs van de olie dicteren en anderzijds de controle over alle strategisch belangrijke transportroutes - ten noorden van de oliebronnen via de Middellandse Zee naar Europa en in het zuiden naar de Indische Oceaan en de Aziatische olieafnemers - aan hun rivalen presenteren.

Controle door olie

Tegen de achtergrond van de hegemoniaal-politieke relevantie van de olie komen ook de energiepolitieke prioriteiten van de regering Bush in een nieuw licht te staan. Deze prioriteiten werden al na een paar maanden als eerste belangrijke politiek daad gepresenteerd in het zogenaamde Rapport Cheney. Het komt erop neer dat de eigen energielogistieke structuur voor fossiele brandstoffen wordt uitgebouwd en de VS zich terugtrekken uit het Kyoto-protocol. Klimaatbescherming en de uitbouw van vormen van duurzame energie zou de basis wegslaan onder het gebruiken van de olieafhankelijkheid van andere staten voor de eigen hegemonie.

(..)
In het al eerder geciteerde energiepolitieke strategische document van de VS-regering komen op meerdere plekken de eigen geostrategische doelstellingen op bedekte, maar duidelijk herkenbare wijze ter sprake gebracht: "De Golf-producenten zullen een onvervangbare rol op de wereldmarkt blijven spelen. We zullen ze inderdaad aanmoedigen om de buitenlandse investeringen te vergroten en hun eigen economische potentieel te verruimen. Maar zoals de recente gebeurtenissen in Venezuela aantonen, heeft de wereld een hoogst flexibele en elastische oliemarkt nodig, die het sommige regio's mogelijk maakt om eb en vloed in andere regio's te compenseren. En hoe meer we zoeken naar diversiteit en groei van de wereldolieproductie, des te beter zal de markt werken." En verderop in het document: "Ondanks de vaak genoemde bezwaren tegen de 'afhankelijkheid' van het Midden-Oosten profiteert de wereldeconomie en die van de VS duidelijk van de toegang tot deze goedkope olie-aanbieders. Inderdaad is deze regio niet alleen de hoofdleverancier van de VS, maar ook die van onze belangrijkste economische partners, vooral in Azië. Zonder de overvloed van goedkope Golfvoorraden, zouden we schaarse hulpbronnen moeten inzetten om de energie die we nodig hebben tegen hogere kosten aan de wereldeconomie en onze burgers te verschaffen." Niet alleen wij, de VS, heet dit in klare taal, maar vooral onze 'economische partners', lees rivalen, zijn van de goedkope olie van het Midden-Oosten afhankelijk. Dat is goed en moet ook zo blijven. De hele wereld profiteert van de olierijkdom van het Midden-Oosten, zolang de voorraad strekt, en wij, de VS zullen onze rivalen in bedwang houden zolang wij onze sterke hand aan de oliepomp houden.

Volgens deze analyse is de sleutel tot de VS-hegemonie het in standhouden van oliedumpprijzen door de regio met de grootste en meest overvloedige (goedkope) olie- en gasreserves te controleren. Daarmee kunnen de ingewikkelde afhankelijkheids- en chantagemechanismes die de hegemoniale macht nodig heeft tegenover zijn militaire en economische rivalen overeind gehouden, respectievelijk gevestigd worden. Deze hegemoniaalpolitieke beheersing van de wereldwijde olietoevoer is alleen mogelijk doordat de hegemoniale macht de oliestaten naar believen de oliepolitiek dicteert, ze zonodig door geheime diplomatie en opstoken van interne onrust - zoals in Iran tussen 1951 en 1953 en nu in Venezuela - tot de orde roept, of, als niets helpt, het regime, zoals in Afghanistan en Irak, door een militaire interventie vervangt. Voorwendsels daarvoor zijn altijd te vinden. Het doel om de (goedkope) oliebronnen van het Midden-Oosten overvloedig en tegen lage prijzen te laten vloeien, vormt de hefboom voor de geostrategie van de VS. Alleen lage olieprijzen en ongestoorde leveranties maken het Midden-Oosten interessant voor energiehongerige staten, die bereid zijn in ruil daarvoor de hegemonie van de VS te accepteren.

En precies dit geostrategische doel maakt het hegemoniale geweldssysteem met inbegrip van de krijgshaftige interventies in het Midden-Oosten nodig. Een geweldssysteem dat aan de ene kant gericht is tegen de objectieve belangen van de oliestaten op korte en lange termijn en er aan de andere kant voor dient om de marktwerking te compenseren.
(..)

Concurrentie met de euro

Ten slotte speelt de aardolie op twee manieren een rol in monetair opzicht. Ten eerste is de oliemarkt de grootste markt voor een enkel product en vormt de wereldwijde oliehandel op dollarbasis daarom een belangrijke stabiliserende factor voor de valuta van de VS. Ten tweede investeren de grote olie-exporteurs Saoedi-Arabië, Koeweit en de Arabische emiraten hun deviezenoverschotten tot nu toe hoofdzakelijk in de VS. (..) Daarmee zijn oorlogen om olie tegelijkertijd monetaire oorlogen. Dat geldt in het bijzonder ook voor de Irak-oorlog. Irak was al eind 2000 begonnen de dagelijkse olieproductie van 2,4 miljoen vaten in euro's af te wikkelen. (..) Ook Iran verkoopt zijn olie grotendeels in euro's. (..) Daarmee werd de Irak-oorlog een recycling-oorlog van oliedollars. (..) De monetaire achtergrond van de oorlog bestond erin dat het afbrokkelen van het dollarfront binnen de OPEC werd afgeremd.


Mohssen Massarat
Uit: Getriebe nr, 32, maart 2004 (Duitstalig blad van ATTAC)



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Vredesbeweging -

Opbloei en Neergang van de 'Nieuwe Vredesbeweging'

Op 15 februari 2003 liepen meer dan 80.000 mensen in Amsterdam te hoop tegen de dreigende oorlog tegen Irak. Het was de grootste vredesdemonstratie sinds die van de jaren tachtig en überhaupt de grootste demonstratie in Nederland sinds de Val van de Muur in 1989 een eind maakte aan zo'n beetje alles waar ideologie bij kwam kijken. Was deze demonstratie het begin van een nieuwe beweging, zoals velen hoopten, of niet meer dan een ééndagsvlieg, waar het eigenlijk op lijkt. Een ééndagsvlieg die zijn tweede verschijningsdag niet eens gegund werd toen kort na het uitbreken van de oorlog op 22 maart wederom een demonstratie met 80.000 deelnemers plaatsvond, maar die in de media werd neergezet als aanmerkelijk kleiner (25.000) en gedomineerd door rellen. Het organiserende Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' werd nauwelijks als relevante politiek-maatschappelijk factor beschouwd en als ze al niet door anderen gemarginaliseerd werd, dan slaagde ze er zelf wel in om dat te doen. En tot slot heeft de Platform-campagne tegen de 'Nieuwe Oorlog' ook niet tot ingrijpende strategiediscussies binnen de bestaande (vredes)organisaties geleid.

De 'nieuwe vredesbeweging' rond Afghanistan

Het begin van het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' heeft niets te maken met de oorlog tegen Irak, maar ligt anderhalf jaar eerder in de eerste weken na de aanslagen van 11 september 2001. Het was een periode waarin nog maar weinig was te merken van de brede kritiek op de Amerikaanse oorlogsplannen. Integendeel. De wereld zou nooit meer hetzelfde zijn, we waren volgens Le Monde allemaal Amerikanen en er waren maar weinig die wakker lagen van de uitspraak van Bush dat je òf aan zijn kant stond òf aan die van de terroristen. In die periode van algemene verstandsverbijstering waren het maar een paar groepjes die het aandurfden een tegengeluid te laten horen. Zij vormden anderhalve week na de aanslagen het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' en organiseerden op 30 september een manifestatie tegen de 'Nieuwe Oorlog'. Het Platform richtte zich tegen een vergeldingsoorlog, tegen het aantasten van burgerrechten en tegen een vijandsbeeld jegens de islam.

Op 30 september en drie weken later op 20 oktober kreeg het Platform 5.000 respectievelijk 7.000 mensen op de been. Gezien de opkomst bij demonstraties tegen bijvoorbeeld de Kosovo-oorlog was dit onverwacht veel en in de media werd al gesproken van de 'Nieuwe Vredesbeweging'. Een beweging die niet alleen 'nieuw' was omdat de belangrijkste trekkers uit de 'oude', bekende vredesbeweging (IKV, Pax Christi, PvdA, GroenLinks, vakbonden) het lieten afweten, maar ook omdat de slag was gemaakt naar de jeugdige anti-globalisten en migrantenorganisaties die in de jaren tachtig nog helemaal niet in het zicht waren. De media-aandacht (bijvoorbeeld in NOVA en Twee Vandaag) concentreerde zich dan ook helemaal op de georganiseerde demonstraties en op het onderscheid tussen het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' en de vredesbeweging van de jaren '80.

Het ging dus niet om het eigen verhaal van het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' en toen de oorlog tegen Afghanistan na een maand eindigde met de inname van Kaboel was het ook snel afgelopen met de publieke aandacht voor het Platform. Het nam nog het initiatief tot een wekelijkse berichtenpagina 'het Andere Nieuws over de Nieuwe Oorlog', waarin ze het beeld dat de oorlog tegen het terrorisme z'n eerste succes had geboekt trachtte te ontzenuwen, en organiseerde op 16 februari 2002 een goed bezocht symposium over de structurele achtergronden van de 'Nieuwe Oorlog', maar het lukte het Platform niet meer om de landelijke media te halen. Nederland was in het voorjaar van 2002 ook volledig in de ban van de Fortuyn-manie, waarin het Platform verder geen rol speelde, ondanks haar uitgangspunt dat de islam niet tot nieuw vijandsbeeld uitgeroepen mocht worden. Ook in de grote Palestina-demonstratie van april 2002 speelde het Platform geen rol; deze demonstratie, waaraan 30.000 mensen deelnamen werd vooral gedragen door migrantenorganisaties.

Opbloei rond Irak

Het tweede bestaansjaar van het Platform verliep vrijwel identiek aan het eerste. Ook dit keer begon het met hooggespannen verwachtingen van de pers. Zo bracht het NRC eind september op de voorpagina het nieuws dat het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' naar eigen zeggen nog niet toe was aan demonstraties tegen de dreigende Irak-oorlog. Mede naar aanleiding hiervan vond een maand later de eerste Irak-demonstratie plaats, waarbij duidelijk bleek dat het Platform, ondanks het streven daarnaar, de slag naar het midden niet had kunnen maken. Wel waren inmiddels GroenLinks en de Raad van Kerken aan boord, maar IKV en Partij van de Arbeid demonstreerden nog steeds niet mee. Was het tijdens de Afghanistan-oorlog de tegenstelling tussen de oude en de nieuwe vredesbeweging, tijdens de Irak-oorlog ging het in de berichtgeving vooral om de smalle politieke marge van waaruit die 'nieuwe vredesbeweging' moest opereren. In een uitgebreid achtergrondartikel in het NRC van 15 februari 2003 werd uit de doeken gedaan hoe het Platform eigenlijk niet meer was dan een samenraapsel van kleine clubjes waarbij de grotere, zoals de ontwikkelingsorganisaties, hooguit na lang aarzelen de demonstratie (maar vrij expliciet niet het organiserend Platform) ondersteunden. Zo beschouwd was het een wonder dat er op 15 februari zoveel mensen gemobiliseerd konden worden, maar dat wonder mocht natuurlijk niet al te lang blijven bestaan.

Het is een discussie waard of ook het Platform zelf zich niet te veel op de omvang van de landelijke demonstraties en die van de lidorganisaties concentreerde. Misschien was het nog wel veel belangrijker dat in relatief korte tijd zo'n 30 lokale platforms ontstonden waarvan er vier (Groningen, Nijmegen, Rotterdam en Roermond) in staat bleken om een lokale demonstratie te organiseren waar meer dan 1.000 mensen aan deelnamen. De eerste speciale bijeenkomst voor lokale platforms vond echter kort na de inname van Bagdad plaats en wederom zakte de boel weer vrij snel in. Het Platform leek erg afhankelijk van de uitbraak van weer een nieuwe oorlog, in plaats van dat het erin slaagde om het concept 'Nieuwe Oorlog' als zodanig voor het voetlicht te brengen. Het lukte wel om het standpunt inzake Irak in opinie-artikelen geplaatst te krijgen en wat kleinere acties tegen bijvoorbeeld de uitzending van Nederlandse militairen naar Irak te organiseren, maar het bredere concept tegen de 'Nieuwe Oorlog', waartoe bijvoorbeeld ook de in het najaar van 2003 aangenomen terrorismewet had moeten behoren, verdween geleidelijk achter de horizon. En juist met dit concept had het Platform een rol kunnen spelen in de breder gevoerde discussie over de gevolgen van '11 september' voor ontwikkelingssamenwerking en internationaal beleid. De tijd dat er alle begrip moest zijn voor het optreden van de Verenigde Staten lag immers achter ons. In plaats van het kunnen deelnemen aan die discussie moest veel energie gestoken worden in het bijeenhouden van de bestaande coalitie.

En nu verder: neergang of doorgang

De vraag deed zich namelijk al snel voor of het bij het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' zou moeten gaan om de oorlog die in reactie op de aanslagen van 11 september 2001 op verschillende en vooral wisselende fronten gevoerd wordt. Gaat het Platform over de voortdurende oorlog in Irak die door steeds meer analisten met de Vietnam-oorlog vergeleken wordt, of over het verzet tegen een oorlogszuchtig en imperialistisch kapitalisme als voertuig voor de wereldrevolutie? En met deze vraag waar het om moet gaan is ook het zelfbeeld van het Platform aan de orde. Een coalitie van de 'oude vredesbeweging', als we daarmee de pacifistische of antimilitaristische achterban van het Landelijk Beraad VredesOrganisaties (LBVO) mogen aanduiden, de antiglobalistenbeweging, die slechts ten dele samenvalt met de zojuist beschreven beweging voor een wereldrevolutie, en de migrantenorganisaties die zich niet alleen verzetten tegen de oorlog in Irak maar ook wijzen op andere frontlinies tussen door het Westen gesteunde regiems en verzetsbewegingen daartegen zoals Israël-Palestina, Latijns-Amerika, Indonesië en de Filippijnen. Die diversiteit van verschillende typen organisaties en agenda's levert enerzijds dus problemen op als het gaat om een gezamenlijk actiepunt te formuleren, maar het levert tegelijk interessante mogelijkheden om onderdelen van de verschillende agenda's met elkaar te combineren en uit die 'nieuwe vredesbeweging' daadwerkelijk vernieuwende samenwerkingsverbanden op te zetten. Juist ook vanuit de 'oude vredesbeweging'.

Eind november vorig jaar organiseerden Pais, het Humanistisch Vredesberaad en het Haags Vredesplatform een openbaar debat over nieuwe strategieën voor de vredesbeweging. Wat zouden we als 'oude vredesbeweging' kunnen leren van met name de antiglobalisten? De conclusie van die bijeenkomst was enerzijds dat we als 'oude vredesbeweging' via het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' reeds intensief samenwerken met die antiglobaliseringsbeweging; maar anderzijds dat we er onvoldoende in slagen om onze eigenlijke vredesagenda in dat samenwerkingsverband aan de orde te stellen. Als we als 'oude vredesbeweging' willen dat de 'nieuwe vredesbeweging' meer is dan een ééndagsvlieg en ook graag zouden willen dat die nieuwe beweging niet alleen tegen oorlog is maar ook alternatieve wegen naar de vrede wil bewandelen, dan zullen we veel intensiever moeten proberen om die vredesagenda van ons in het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog', of desnoods in deelcoalities, in te brengen. Maar het is brengen en halen. Samenwerking betekent ook dat we als vredesbeweging moeten kijken wat anderen, antiglobalisten en migrantenorganisaties, op hun agenda hebben staan en delen daarvan aan de onze toevoegen. Op zich moet dat niet moeilijk zijn, want aandacht voor rechtvaardiger wereldverhoudingen en solidariteit met onderdrukte bevolkingsgroepen elders stonden altijd al op onze vredesagenda.

Maar als het zo belangrijk is om 'onze agenda' binnen de 'nieuwe vredesbeweging' te verspreiden, terwijl we ons tegelijkertijd zozeer kunnen herkennen in de thematiek van de agenda's van de anderen binnen het Platform, dan dringt zich toch de vraag op waarom de interactie tussen 'oude' en 'nieuwe vredesbeweging' zo hapert. Welke plaats neemt de 'oude vredesbeweging' binnen de 'nieuwe' in? Is het niet erg frappant dat, een jaar nadat het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' was opgericht, het regelmatig overleg binnen het LBVO werd stopgezet; dat er, met slechts een enkele uitzondering, nauwelijks interactie is tussen de nog bestaande vredesplatforms die in de jaren tachtig zijn opgericht en de dertig vredesplatforms die tijdens de oorlogen tegen Afghanistan en Irak tot ontwikkeling zijn gekomen; dat de 'oude' vredesbeweging het nogal laat afweten op de landelijke vergaderingen? Het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' blijkt steeds meer gezien te worden als een bont samenwerkingsverband dat demonstraties en andere activiteiten mag organiseren, maar dat vooral niet de pretentie mag hebben om ook nog iets inhoudelijks voor te stellen. Dat doen we zelf wel en veel beter, zo lijken de verschillende stromingen die in het Platform vertegenwoordigd te zijn, te denken. En dat zou een gemiste kans zijn.


Jan Schaake



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Regime change -

Met de wapenen van de wil
Hoe Saddam Hoessein geweldloos ten val gebracht kan worden

Saddam Hoessein heeft het Irakese volk meer dan twintig jaar wreed onderdrukt. En de laatste tijd heeft hij geprobeerd massavernietigingswapens te verwerven die binnen Irak voor hem geen enkel nut hebben. Daarom heeft president Bush gelijk als hij hem een internationale bedreiging noemt.
Tegen deze achtergrond is iedereen die zich verzet tegen Amerikaanse militaire actie om Saddam af te zetten verplicht voorstellen te doen hoe hij op een andere manier uit Bagdad kan worden verjaagd. Gelukkig is er een methode: burgerlijk, geweldloos verzet door de Irakese bevolking, ingezet als bewuste strategie om Saddam's machtsbasis te ondermijnen.

Helaas zullen geharde politici en commentatoren deze suggestie, zodra die wordt gedaan, naar de prullenbak verwijzen, met het argument dat geweldloosheid niet werkt tegen een zo ziekelijke tiran als Saddam. Zij doen dat omdat ze het onderscheid niet kennen tussen wat in de volksmond als "geweldloosheid" wordt beschouwd en de strategische geweldloze actie, die autoritaire regimes heeft bestookt totdat de dictators vermorzeld waren en die mensen van diverse vormen van onderdrukking heeft bevrijd.

In werkelijkheid begint geweldloos verzet dat geschiedenis schrijft doorgaans niet vanuit morele overwegingen. Het begint niet met mensen die bloemen in de loop van een geweer steken en het eindigt niet met demonstranten die zich verspreiden op weg naar huis. Het gaat gepaard met een scala krachtige instrumenten – stakingen, boycots, burgerlijke ongehoorzaamheid, het verstoren van overheidsorganen en zelfs geweldloze sabotage – in een afgewogen strategie gericht op het ondermijnen van de steunpilaren van de verdrukker. Het gaat er niet om een standpunt te verkondigen, maar om de macht te grijpen.

Dynamiek

Een ander misverstand over geweldloos verzet bij beleidsmakers en media is, dat de zwaarte van een regime en de kans op succes voor een in de bevolking gewortelde beweging om dat omver te werpen, omgekeerd evenredig zijn. Drie voorbeelden laten zien dat de mate van onderdrukking niet noodzakelijk de beslissende factor is in de dynamiek van dergelijke conflicten.

In de Tweede Wereldoorlog is onder de Deense bevolking geleidelijk breed geweldloos verzet gegroeid tegen de Duitse bezetting. De Denen hebben, eerst door culturele protestacties maar later ook door algemene stakingen, ruimte geschapen om te kunnen handelen en de kosten van de bezetting van hun land voor het Nazi-regime op te jagen. Hoewel de Duitsers in Denemarken zwaardere onderdrukking hadden kunnen toepassen dan zij gedaan hebben, maakt dit duidelijk waar het om draait. De Denen ontdekten dat er sprake was van een soort ruil met de Duitsers en gebruikten dat gegeven als hefboom bij de ontwikkeling van hun verzet.

Een autoritair bewind en een militaire bezetter hebben van de bevolking bepaalde dingen nodig. Die kunnen hun worden onthouden, al betalen degenen die zich verzetten daarvoor een prijs. Het verzwaren van de onderdrukking werkt niet altijd als strategie om het verzet te smoren, omdat groeiende onderdrukking meer mensen tegen de haren in strijkt en hen ertoe kan brengen in verzet te komen, waardoor het voor het bezettende regime nog kostbaarder wordt om de gewone gang van zaken te handhaven. We moeten begrijpen dat voor een bezetter de middelen om de bevolking zijn wil op te legger niet onuitputtelijk zijn, tenzij hij bereid is de hele bevolking uit te moorden.

Berlijners

Een ander voorbeeld uit de Tweede Wereldoorlog maakt dit ook duidelijk, het openbare geweldloze verzet van de vrouwen in de Rosenstrasse in februari en maart 1943. In reactie op de gevangenneming van hun joodse echtgenoten begonnen honderden niet-joodse vrouwen, samen met andere burgers, dagelijkse sit-ins voor het pand Rosenstrasse 2-4 waar hun mannen aanvankelijk heengebracht waren (de meesten waren al snel naar concentratiekampen overgebracht). SS'ers schoten in de lucht, sloten de dichtstbijzijnde tramhalte en probeerden hen daarmee af te schrikken. Maar ze kwamen steeds terug, uiteindelijk met duizenden.

Dit plaatste de Nazi's voor een dilemma: om het protest te beëindigen zouden ze deze vrouwen weg kunnen slepen, arresteren of met geweld van de straat jagen. Maar het regime was bang dat dit andere Berlijners, die het zeker zouden horen, tot verzet zou aanzetten. Binnen een week kwam Goebbels tot de conclusie dat het gemakkelijker was de vrouwen hun mannen terug te geven, en hij lieten velen uit de kampen terughalen; 1.700 mannen werden vrijgelaten.

Conflicten waarbij strategische geweldloze actie gebruikt wordt, vragen niet noodzakelijk in alle fasen om fysieke kracht. De Nazi's hadden het protest in de Rosenstrasse op de eerste dag kunnen beëindigen, maar deden dat niet; ze begrepen dat het geen probleem van macht was. De politieke context was het probleem: het doden van joden was één ding, maar schieten op niet-joodse Duitse burgers, vrouwen, was iets heel anders. Dat zou hun imago bezoedelen (en misschien zelfs de legitimiteit van hun bestuur in de waagschaal stellen) op een heel kwetsbaar moment, kort na de nederlaag bij Stalingrad. We leren hieruit dat hun vrijheid van handelen door hun vermogen tot onderdrukken niet vanzelfsprekend vergroot werd.

Stilte

Het belang van de legitimiteitsvraag wordt ook in Chili aangetoond. Niemand twijfelde in de jaren zeventig en de vroege jaren tachtig aan de bereidheid van Pinochet om angst als onderdrukkingsinstrument te gebruiken om de macht te behouden. Verdwijningen, brute moorden op dissidenten en willekeurige arrestaties hadden de meeste andersdenkenden tot zwijgen gebracht. Maar toen in 1983 die stilte eenmaal was doorbroken – met een eendaagse landelijke langzaam-aan-actie, gevolgd door nachtelijk getrommel op potten en pannen in heel Santiago – kon het regime de bevolking niet langer in dezelfde mate angst aanjagen, en spoedig waren er maandelijks massale protesten.

Toen zichtbaar werd dat een groot deel van de bevolking zich tegen het regime verzette voelde Pinochet zich gedwongen zijn legitimiteit te bevestigen, en hield hij een referendum over de voortzetting van zijn regering. Dat verloor hij, dankzij de aanwezigheid van internationale waarnemers en de organisatie van de basis. Daarna werd zijn plan met geweld in te grijpen geblokkeerd doordat zijn officieren hem duidelijk maakten dat ze zijn bevelen zouden negeren.

Wat was er gebeurd? Een ogenschijnlijk onschuldig protest had de mogelijkheden van het regime om de bevolking te intimideren aangetast en de democratische oppositie wist daarvan gebruik te maken om zich te organiseren en uiteindelijk meer legitimiteit te verwerven en daarbij de aanhang van de dictator te splitsen.

Grenzen

Het bewind van Saddam is wellicht even gruwelijk als dat van welke dictator dan ook sinds Stalin, maar hij wordt niet, zoals de Russische tiran, gesteund door een partij in de loopgraven, die zich op een hoger ideologisch doel kan beroepen. Zijn greep op de macht hangt vooral af van persoonlijke loyaliteit en de versterking daarvan met materiële beloningen en dodelijke straffen. Daarom moeten de regelmatig terugkerende verslagen van zijn onderdrukking niet alleen worden gezien als teken van zijn bruutheid, maar ook als bewijs voor de afkeer die zijn grillige persoonlijke stijl oproept: hij zou niet hoeven in te grijpen als er niemand was, die misschien déloyaal zou kunnen zijn.

Een invasiemacht die zich met geweld een weg naar Saddam wil banen zal eerst alle militaire en veiligheidstroepen om de man heen moeten vernietigen, en die zullen, met de dood voor ogen, terugschieten. Daarop zouden afgrijselijke gevechten in en rond Bagdad volgen. Zijn stafchefs hebben president Bush gewaarschuwd voor de kosten die een invasie met zich mee zou brengen.

Wanneer een campagne tegen Saddam echter zou beginnen onder de burgerbevolking, met over het land gespreide incidenten, en geen doelen zou bieden voor militair ingrijpen, dan zouden pogingen het verzet neer te slaan afhangen van lagere, minder betrouwbare leden van Saddam's onderdrukkingsapparaat. Als het verzet de politie en de soldaten duidelijk zou maken dat het hen niet als vijand zag, en het aanvankelijk niet meer was dan een kleine ergernis, dan zou het besef dat het verzet tegen Saddam gericht was leiden tot vermindering van de angst van mensen om mee te doen aan verdergaande meer systematische verzetsdaden. Dat de oppositie beter zichtbaar en serieus werd, zou dissidente elementen binnen het regime ruimte bieden te deserteren als de gebeurtenissen uit de hand zouden lopen.

Een paar jaar geleden, toen duizenden moslims in de heilige stad Karbala samenkwamen voor de jaarlijkse godsdienstige feesten, stuurde het regime troepen omdat het wanorde of een opstand vreesde. Maar die waren zozeer in de minderheid tegenover de burgers dat ze letterlijk werden omsingeld – waarmee de grenzen van Saddam's repressieve apparaat zichtbaar gemaakt werden.

Eerder dit jaar reageerde een vooraanstaand lid van de geweldloze Irakese oppositie verbitterd, toen de regering Bush alle mogelijke militaire strategieën bleek te onderzoeken om tot een omwenteling in Irak te komen, zonder zich te realiseren "dat 22 miljoen Irakezen Saddam Hoessein verafschuwen" en zo een enorme reserve vormen om zand in zijn machine te strooien. Tijdens een onlangs gehouden overleg over de toekomst van de democratie herinnerde een ander lid van de Irakese oppositie de sceptischer aanwezigen eraan dat Saddam's regime niet kan functioneren zonder de olie-inkomsten, en dat er een klein aantal burgerarbeiders in de olie-industrie werkt dat, als het zou vertrekken, daarmee eigenhandig een crisis zou veroorzaken. Als Saddam de arbeiders in de olie-industrie, of in elektriciteitscentrales, zou doden, hoe zouden dan de olievelden kunnen blijven produceren of zijn paleizen en gevangenissen van stroom verzekerd kunnen blijven?

Façade

Als een geweldloze beweging de kop opsteekt gaan de meeste analisten ervanuit, dat die geen succes zal hebben. Zij zien wel de kosten van het verzet, maar niet de kosten die het verzet met zich mee brengt voor de handhavers van de bestaande orde. Maar de regimes die door geweldloos verzet ten val gebracht zijn – zoals Zuid-Amerikaanse generaals, Ferdinand Marcos in de Filippijnen of Slobodan Milosovic in Servië – tolereerden afwijkende meningen niet en zagen niet af van het doden van tegenstanders omdat zij zwakkere onderdrukkers waren dan Stalin of Saddam. Het waren allemaal dictaturen, die openheid slechts toelieten voor zover dat nodig was om een façade van interne of externe legitimiteit te handhaven of omdat de kosten van de onderdrukking anders te hoog zouden zijn. Ook de Raj in India was bepaald niet de uitzondering die de regel bevestigt, behalve voor wie denkt dat de massamoorden in Amritsar of de doden van Dhrasana niet meer waren dan ongelukkige misstappen van de Engelsen.

De gedachte dat geweldloze actie structurele beperkingen kent die verband houden met het karakter van het regime is ten dele het product van drie generaties, die ons deze strategie hebben voorgespiegeld als morele voorkeur of een vorm van ethisch gedrag. De meeste pleitbezorgers voor geweldloosheid hebben onbewust het geloof versterkt dat machthebbers hun macht niet kan worden ontnomen als zij bereid zijn overweldigend militair geweld te gebruiken, door te benadrukken dat "geweldloze actie overwint doordat de tegenstander het lijden en de boodschappen van het verzet ziet en besluit op te geven". Zo heeft geweldloos verzet in de regel niet gewerkt.

Er zijn regimes onttroond die geen scrupules hadden geweld tegen hun tegenstanders te gebruiken of hen het recht te ontnemen zich uit te spreken. Hoe? In de eerste plaats door te laten zien, dat de oppositie in staat was het laatste beetje steun voor het regime van het publiek en de buitenwereld af te breken, zijn legitimiteit te ondermijnen, de kosten van het behouden van de macht op te jagen en het onderdrukkingsapparaat uit te putten.

Strategische geweldloze actie bestaat niet uit aardig zijn voor je onderdrukker, en nog minder uit je afhankelijk te maken van zijn vriendelijkheid. Ze is er op gericht de fundamenten van zijn macht af te breken en hem te verjagen. In Irak is dat mogelijk.


Peter Ackerman en Jack DuVall
Peter Ackerman is voorzitter van de Raad van Toezicht van de Fletcher School of Law en Diplomacy van Tufts University, Jack DuVall is directeur van het International Center on Nonviolent Conflict. Samen publiceerden zij 'A Force More Powerful: A Century of Nonviolent Conflict.'

Dit artikel is geschreven voor de val van Saddam Hoessein



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Pacifisme -

Pacifisme en de strijd tussen Goed en Kwaad

Het Kwaad is weer terug. Niet 'alle kwaad' dat in ons zit en waartoe 'de mens' nu eenmaal geneigd is, maar het absolute Kwaad dat we buiten onszelf lokaliseren en dat het op ons voorzien heeft. En die 'we' is dan het absolute Goede: de – feitelijk enige – beschaafde wereld. En met het Kwaad komt de Vijand. Die Vijand is dit keer echter geen staat maar een cryptisch netwerk dat bijna mythische vormen heeft aangenomen. De Vijand haat ons. Waarom Hij dit doet, weten wij niet precies. Maar het lijkt zeker dat Hij te lokaliseren is in de Arabische wereld en rond de moskeeën in ons eigen deel van de wereld. Bij ons is alles pais en vree en wij staan met de beste, humanitaire bedoelingen tegenover de rest van de wereld die overgeleverd is aan de barbarij. De Vijand daarentegen is gewetenloos, richt Zich op het zwakke van de superieure Westerse samenleving en slaat meedogenloos toe.

Permanente Oorlog of Eeuwige Vrede

Anderhalf decennium nadat de Val van de Muur het einde van het Koude Oorlog markeerde, hebben we weer een nieuwe tweedeling in de wereld gecreëerd. Een tweedeling die dieper gaat, onverzoenlijker en heter is dan die van de Koude Oorlog. De nieuwe ordening is gebaseerd op religieus geduide cultuurgebieden, waarvan het liberaal-christelijke Westen en de islamitische Arabische Wereld het duidelijkst tegenover elkaar staan. De intolerantie van beide kanten, je staat of aan onze kant of aan die van de ander, sluit een beweging van ongebonden landen (of organisaties) principieel uit. En de oorlog wordt heet gevoerd, niet in de marges zoals tijdens de Koude Oorlog, maar in de kernlanden van de onderscheiden vijandelijke gebieden: de aanslagen van 11 september in de VS en 11 maart in Europa en de aanhoudende gevechten in Afghanistan en Irak.

Deze 'Nieuwe Oorlog' is een heilloze onderneming omdat ze niet te winnen is en dus eindeloos voort kan duren. De tegenstelling wordt immers gebaseerd op iets dat ten diepste raakt: de cultureel-religieuze achtergrond van mensen, groepen en landen en gaat dus verder dan een ideologisch verschil over de inrichting van de mondiale samenleving. De vijandschap is onverzoenlijk en lijkt gericht op de volledige eliminatie van de andere partij; het idee dat er voor beide groepen een plek is onder de zon, is vreemd aan de ideologie van beide partijen. Een derde reden waarom de oorlog niet winbaar is, is dat ze gekenmerkt wordt door een zogenaamde asymmetrische oorlogsvoering. Het militaire overwicht van het Westen is zo groot dat ze elk ander land afzonderlijk binnen de kortste keren onder de voet kan lopen. De andere kant hanteert het middel van aanslagen waar de Westerse samenleving zich eigenlijk niet tegen kan verdedigen.

Natuurlijk kunnen we proberen om een grote veiligheidsmuur om ons heen op te trekken waarachter we in angst blijven leven, vooral als 'ons' expeditieleger (in de praktijk zal dat vooral het Amerikaanse zijn, waar we niets over te zeggen hebben) weer eens ergens een operatie uitvoert. Natuurlijk kunnen we de rest van de wereld met militaire middelen onze wil opleggen en waar nodig een bezettingsleger of stabilisatiemacht stationeren. Natuurlijk kunnen we proberen om de moslims in onze eigen samenleving en mogelijk ook elders aan banden te leggen en laat ons daarbij dan vooral niet gehinderd worden door allerlei subtiele onderscheiden. Dit is de wereld waar we in terechtkomen als we zo doorgaan en de eerste sporen hiervan zijn reeds zichtbaar.

Het pacifisme heeft zich nooit thuis gevoeld bij dit soort rigide maatregelen. Ook niet in de strijd om het Goede over de wereld uit te storten, zij het met bevrijdend geweld of met humanitaire interventie. Het stond dan ook kritisch tegenover het maakbaarheidsideaal van links dat de jaren zeventig typeerde, maar moet nog minder hebben van het huidige rechtse neoconservatieve maakbaarheidsideaal. Het keert zich dan ook tegen de retoriek van Blair en anderen die niet ophouden met het spreken over een 'historische strijd' in naam van de 'democratie' en de 'beschaving'.

Het is deze ideologie van een humanitair imperialisme dat al voor 11 september 2001 aan een geweldige opmars bezig is. In naam van de beschaving wordt op talloze plaatsen in onze wereld een strijd geleverd voor westerse waarden als democratie, vrijheid en vrij ondernemerschap, zoals het in de onderliggende Amerikaanse Veiligheidsstrategie heet. Met de komst van dit humanitair imperialisme lijkt het pacifisme te hebben afgedaan. Maar in werkelijkheid is het juist dit humanitair imperialisme, zwanger van ideologische en religieuze taal, waartegen het pacifisme zich richt en geen schone handen maar wel een zuiver taalgebruik en gezond verstand bepleit.

Wie met geweld toeslaat, moet verwachten met geweld teruggeslagen te worden. Wie het Kantiaanse idee van de 'Eeuwige Vrede' aanhangt, kan niet voorbij aan de Kantiaanse imperatief die ervan uitgaat dat het ieder ander geoorloofd moet zijn datgene te doen wat je jezelf ook toestaat te doen. Als het Westen zich bedient van uitbuiting en preventieve oorlogen, zal het geconfronteerd blijven worden met terroristische aanslagen. Wie A zegt, moet ook B zeggen: wie tegen het aanslagenterrorisme van Al-Qaeda en aanverwanten is, kan niet zwijgen over de bommenterreur van Bush en Blair.

Tegen de retoriek

De pacifistische agenda beperkt zich niet tot een kritiek op het geweld. Het pacifisme start met een kritiek van de retoriek van vijandsbeelden en probeert vervolgens bruggen te slaan naar de andere kant om tot een gezamenlijke definitie en een gezamenlijk aanpak van het probleem te komen. Want problemen zijn er wel degelijk, bijvoorbeeld het ontbreken van enige vrijheid, respect voor mensenrechten en democratie in het Midden Oosten, dat echter nooit met bommenregens opgelost kan worden. Zo'n aanpak werkt zelfs averechts omdat de bevolking, die smacht naar vrijheid, mensenrechten en democratie, het Westen, door zijn optreden, juist associeert met het tegendeel.

Op een dieperliggend niveau ligt de vraag naar de Vijandsbeelden. Vijandsbeelden zijn van alle tijden en schijnen bij ieder mens en iedere samenleving te horen. Deze vorm van collectieve haat is een menselijk instinct. Paradoxaal genoeg hoeft de mens de groep waarover hij zich een vijandsbeeld vormt helemaal niet persoonlijk te kennen, maar kan hij zich ook bedienen van ervaringen van anderen, stereotypen en vooroordelen waarmee de ander een karakter aangemeten wordt dat helemaal niet in overeenstemming hoeft te zijn met de werkelijkheid. In het werk Dialektiek van de Verlichting stellen Adorno en Horkheimer dat een vruchtbare omgang met de ander alleen mogelijk is, wanneer wij zelf bereid zijn om onze ogen te openen voor het feit dat wij ook schuld dragen aan het feit dat de ander onze vijand is geworden en dat vijandsbeelden ook iets zeggen over onszelf. Eeuwen van kolonialisme en economische uitbuiting tot op de dag van vandaag toe nopen ons ertoe vast te moeten stellen dat wij ook schuld dragen aan het ontstaan van de huidige wereld, inclusief het verschrikkelijke en afkeurenswaardige terrorisme.

Terecht stelt de Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber tegenover de bloedige politiek van het religieuze fundamentalisme de bloedeloze politiek van het westerse kapitalisme. De economische uitbuiting en de – nog steeds toenemende – verschillen tussen arm en rijk wereldwijd vormen een voedingsbodem voor terroristen. Zij bedienen zich van deze voedingsbodem om steun te verwerven onder de bevolking van landen die zuchten onder internationale schuldenlast en uitbuiting door lokale heersers. Dit is geenszins een rechtvaardiging voor het gedrag van deze terroristen, maar biedt een veel vruchtbaardere aanzet tot een verklaring van het internationaal terrorisme dan het denken in pamflettistische termen als de 'botsing der beschavingen.' Het wegnemen van deze voedingsbodem is op de lange termijn de enige strategie die daadwerkelijk kans van slagen heeft. Dit vereist een drastische wijziging van de internationale economische orde, die alle landen in deze wereld perspectief op echte verbeteringen dient te bieden.

Voor gerechtigheid

Na de Val van de Muur heeft het er 10 jaar op geleken dat we in één wereld leefden. Op 11 september 1990 kondigde George Bush senior de Nieuwe Wereldorde aan die gekenmerkt zou worden door vrede en welvaart en waarin een grote rol zou worden toegekend aan de Verenigde Naties die in de jaren daarna een Agenda for Peace zou ontwikkelen. In deze Nieuwe Wereldorde nam de economische globalisering een hoge vlucht. De bomen groeiden tot in de hemel en de wereld zou veranderen in een global village, waarin genoeg zou zijn voor iedereen. Maar de Nieuwe Wereldorde werd geen wereldgemeenschap, geen mondiaal dorp, maar een stad die de omliggende dorpen leegzoog. Er rees dan ook verzet tegen de Nieuwe Wereldorde. Zowel binnen het Westen, in de anders-globaliseringsbeweging als daarbuiten, waarin grote en middelgrote landen een veelal kunstmatige eigen identiteit probeerden te behouden door zich ook militair te versterken.

Tegelijkertijd dringt zich het idee op dat in plaats van een Nieuwe Wereldorde eerder sprake is van een Nieuwe Wereldwanorde. Robert Kaplan schrijft het Anarchistisch Pandemonium en Morgan Norval Opmars van de Wanorde. Aan de zelfkant van 'onze' beschaafde wereld lijkt een wereld van geweld en wetteloosheid te bestaan. Een wereld waar we misschien wel militair moeten ingrijpen, mocht het te dol worden. Het is dit laatste beeld dat bij een groot aantal machtshebbers in deze wereld ingang gevonden heeft. Terwijl het veeleer voor de hand ligt om de oorzaken van deze wanorde, de leegloop van dorpen naar grote steden, het hoofd te bieden en dáár de stimulering van sociale en economische ontwikkeling op te richten. Van het zogenaamde vredesdividend, waar iedereen na de Val van de Muur en het wegvallen van de voorgehouden noodzaak tot absurd hoge defensie-uitgaven over sprak, is de afgelopen vijftien jaar echter weinig vernomen.

De kritische houding jegens de gebezigde retoriek, het streven naar economische en sociale rechtvaardigheid en het aandragen van geweldloze oplossingen voor conflicten tussen mensen, groepen en landen voor het vraagstuk van het internationaal terrorisme vragen een actieve opstelling en geen lijdzame houding waarvan het pacifisme zo vaak beschuldigd wordt. Pacifisme heeft dan ook niets te maken met passiviteit, maar juist met een pacem facere, het daadwerkelijk inzetten voor vrede. Deze vrede kan niet zonder economische en sociale gerechtigheid. Daaraan voorbij te gaan is een doodlopende weg, maar het is helaas wel de weg waarop wij op dit moment beland lijken te zijn.


Jan Schaake en Arjan Vliegenthart

Het pacifistisch manifest, dat hier in verkorte vorm is afgedrukt, maakt deel uit van een bredere brochure die in november verschijnt ter gelegenheid van het 80-jarig bestaan van de vereniging Kerk en Vrede en dat voor 8 euro besteld kan worden bij het secretariaat van Kerk en Vrede.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- In memoriam -



Afscheidswoord op begrafenis
Den Haag, 31 augustus 2004


Gerard van Alkemade (1938-2004)

Beste mensen; familie, vrienden, vriendinnen, kameraden (strijdmakkers zou hij zelf zeggen) van Gerard. Deze toespraak komt minstens 20, 30 jaar te vroeg. Gerard had nog zoveel te doen, zat nog vol plannen en ondanks de beroerde politieke situatie waarin we ons in de wereld, in NL bevinden en zijn daardoor de laatste tijd ook pessimistischer kijk op de ontwikkelingen, wist hij op zijn eigen manier toch ook de moed erin te houden.

Niets doen, niet kiezen is kiezen voor de sterksten, de machthebbers en daar had Gerard een veels te groot hart voor, teveel gezien en teveel kennis. Hoewel een zeer tolerant mens kon hij zich vreselijk opwinden over het verraad van de Mient Jan Fabers en Wim Koks in deze wereld. Ik wil hier niet spreken namens een organisatie, club en zelfs niet sec namens de vredesbeweging. Hoogstens namens de beweging van mensen die het goed bedoelen met de wereld, een beweging waarvan Gerard het grootste deel van zijn leven deel uitmaakte. Want hoewel Gerard inderdaad fulltime vredesactivist was, was dat voor hem onlosmakelijk verbonden met andere facetten van sociale strijd: internationale solidariteit, antiracisme, milieu etc.

Gerard was een netwerker pur-sang met kontakten in tal van sociale bewegingen en in alle leeftijden van bedaarde/bejaarde vredesactivisten tot jonge, opgefokte krakers, ook al noemden sommigen hem soms spottend een "jehova voor vrede". Hij vond het belangrijk om zichzelf, maar ook anderen met elkaar in gesprek te brengen. Hij stak daarbij zijn meningen niet onder stoelen of banken, maar luisterde ook serieus naar meningen en opvattingen van anderen.

Ook was Gerard een lastig mens, voor zichzelf en voor anderen, een pietje precies die uren kon schaven en schuren aan een pamflettekst en door vergaderde en door vergaderde tot in de trein terug uit Utrecht of Amsterdam doorvergaderde en doorvergaderde. Zijn punctualiteit botste soms met het spontanisme van minder georganiseerde mensen. Maar hij was altijd enthousiast over elke poging van mensen iets te doen, hoe klein een actie ook was.

Zelf een sober, maar rijk sociaal en cultureel leven leidend in een stil straatje aan de rand van de koopgoten die de Haagse binnenstad rijk is, ergerde hij zich vreselijk aan de uitpuilende winkels met alle reclame en koopziek publiek. Wetende dat dit consumptiepatroon schadelijk is voor zelfs de allereerste basisbehoeften van de medemens en het milieu. Vliegtuigreizen, auto's, computers, mobiele telefoons Gerard had er weinig mee op.

In een nog niet gepubliceerd artikel: "Overconsumptie en oorlog" voor het combinatienummer van het kan anders/vredeskoerier en Procesnieuws/Kernwapens Weg legde hij haarscherp de vinger op de pijnlijke plek. Hij was blij dat hij dit artikel nog geschreven had.Citaat: "zolang het rijke deel van de mensheid niet drastisch consumindert kan er van ontwapening en vrede geen sprake zijn".

Lieve Gerard, in de ongeveer 20 jaar dat ik je ken ben je als mededemonstrant, inspirator en kameraad of strijdmakker, zoals jij dat noemde ook een vriend geworden, iemand waarmee je kon discussiëren en praten over politiek, cultuur, natuur, maar ook kon komen lachen, stoom afblazen na een arrestatie, uithuilen. Altijd kon je ondanks je eigen drukke activiteiten (deadlines etc.) tijd maken en het was vrijwel altijd mogelijk een hapje mee te eten. Vele momenten zal ik herinneren en koesteren. Met nepbloed besmeurd rondgeleid worden door een hotemetoot van de wapenmaffia op hun beurs, tassen vol folders met hun oorlogstuigreclame verzamelend voor verder onderzoek t.z.t. met een steeds zenuwachtiger wordende begeleider, door de opmerkingen van zijn collega oorlogshandelaren. Of met z'n tienen de tijd pratend, zingend en melige opmerkingen makend doorkomen in de groepscel van een Haags politiebureau. Maar ook Bertholds Brecht 3GroschenOper door Theatergroep de Appel, een Koerdische muziekgroep in het Volksbuurtmuseum of een hapje in het eetcafé van de Blauwe Aanslag.

Ik zal je ontiegelijk missen. Wij zullen je ontiegelijk missen. En velen met ons. We zijn zo blij, dat je je boek over Kees af hebt gekregen. Je hebt er zo hard aan gewerkt en zoveel voor gelaten. Het boek was zo belangrijk voor je (en voor de vredesbeweging). We zijn zo blij dat je nog bij leven en welzijn de Kees Koning Vredesprijs hebt gekregen. Je had het zo verdiend. Het beste dat er te doen valt, is door te gaan met de strijd voor gerechtigheid en vrede.Het enige wat er te doen valt is verder werken aan die betere wereld.

We zullen daarbij nog vaak aan je denken… en je missen…


Rob



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

- Column -

Spektakel

De Nederlandse bijdrage aan de Amerikaanse Irakpolitiek bestaat uit een detachement ter plaatse van 1300 man. Die houden zich volgens de regering echter niet bezig met militair optreden, maar juist met puur humanitaire activiteiten ten gunste van de bevolking. Balkenende zei half augustus dat de overgrote meerderheid van de bevolking deze activiteiten dan ook zeer op prijs stelt. Volgens de militairen zelf was de relatie met de bevolking nog steeds goed.

Dit sprookje is inmiddels wreed verstoord door het sneuvelen van enkele en het gewond raken van heel wat Nederlandse militairen. Er wordt nu dan ook anders gesproken over de situatie in Irak, zowel door autoriteiten als door verwanten van de soldaten.

Minister Kamp zei eerst dat de soldaten daar alles hebben wat nodig is, maar besloot later tot zwaardere bewapening en extra troepen. Hij zei dat de meerderheid van de Irakezen nog steeds voor de Nederlanders is, maar zich niet laat horen. Hij stelde dat de veiligheid verminderde en zelfs zorgwekkend werd doordat na de 'soevereiniteitsoverdracht' van eind juni niet meer de Nederlanders zelf maar de Irakezen daarvoor moeten zorgen. Hij sprak over "gefilterde informatie". Hij wees ook op het feit dat de Iraakse veiligheidsdiensten onzichtbaar waren bij de dood van de tweede Nederlander.

Door familieleden van de soldaten wordt tegenwoordig gezegd dat die als schietschijf dienen, dat het er gewoon oorlog is. Ook dat de bevolking langs de weg de duim naar beneden houdt bij het passeren van de Nederlanders en dat de meerderheid niet blij is met hen. Zij menen dat de inlichtingen van de Iraakse politie niet betrouwbaar zijn.

En inderdaad: de aanvallen waarbij Nederlandse slachtoffers vielen waren grootschalig, gecompliceerd en zorgvuldig voorbereid. De Nederlandse bewapening is trouwens zwaar, gegeven de aanwezigheid van Apache gevechtshelikopters, berucht om hun vernietigende vuurkracht. En hoe humanitair is eigenlijk het opleiden voor het Iraqi Civil Defense Corps en voor de politie?

Laten we eerlijk zijn over de rol van de Nederlandse militairen. Nederland steunde in het begin de Amerikaanse aanval op Irak, niet militair maar wel politiek. Als gevolg van die aanval is er nu een Amerikaans-Britse bezetting. Nederland heeft ja gezegd op het verzoek om een deel van het Iraakse grondgebied voor zijn rekening te nemen, dat wil zeggen de bevolking in toom te houden. Hand- en spandiensten ten behoeve van de agressors dus.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Toen en toen -



AMOK
september 1984

De militarisering van Nederland

"Oppositie-woordvoerder Stemerdink noemde in het parlement de
Defensienota een 'aangeklede boodschappenlijst'. Hij voegde eraan
toe dat een groot deel van de boodschappen al door staatssekretaris
materieel Van Houwelingen was gedaan voordat de kamer zich over de
plannen kon uitspreken. Hij had volkomen gelijk en vergat alleen erbij te
vertellen dat het verschil tussen de regering en de grootste
oppositiepartij is dat de PvdA 3 % minder voor nagenoeg
dezelfde boodschappen wil betalen. (..)

Het algemene beeld is echter duidelijk:

Dit staat geheel in het kader van het beschermen van de lines of
communication
(aanvoerlijnen) van de NAVO door Nederland. Een en
ander leidt tot een aanzienlijke uitbreiding van de Nationale Reserve,
de aanleg van raketgordels rond de grote steden, de havens en Schiphol
en van munitiedepots en radarketens. (..)

Na de verbeterde uitrusting van het Nederlandse leger in de jaren zeventig
(..) volgt nu dus steeds duidelijker de militarisering van Nederland.
Vrijwel alle belangrijke programma's zijn daarbij het gevolg van
NAVO-besluiten. (..) Het wordt steeds duidelijker: wie het Nederlandse
militaire beleid wil wijzigen, zal de NAVO aan moeten pakken."




VeeDee
september 1984

Slinkse aanval

"Op 6 augustus werd de anti-militaristische beweging opgeschrikt door een
persbericht van minister de Koning van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Van vier 'vredes' tewerkstellingsobjekten werd de erkenning ingetrokken. De
slachtoffers waren Kerk en Vrede, de X-Y beweging, de Oekumenische
Studenten Gemeente, de Stichting Voorlichting Aktieve Geweldloosheid
(SVAG) èn natuurlijk de vijf ontslagen dienstweigeraars. (..)

Begin dit jaar kregen de ex-rechercheur Sibers en de juridisch medewerker
van TEG, Hofsteenge de opdracht een onderzoek in te stellen nar vermeende
overtredingen van de Wet Gewetensbezwaarden Militaire Dienst door links
georiënteerde tewerkstellingsobjekten. In mei lag er een lijvig rapport op het
buro TEG met de kwalifikatie 'Zeer Geheim'. Een kwalifikatie die overigens
nogal kriminaliserend is voor de dienstweigerbeweging. (..)

De tewerkstellingsobjekten werden op het matje geroepen en bedreigd met
intrekking van de erkenning als tewerkstellingsobjekt.

Kerk en Vrede kreeg te horen dat ze dienstweigeraars hadden uitgeleend aan
de Beweging Weigering Defensiebelasting en de Opleiding Sociale Vredesdienst
(OSV). Twee instellingen die niet zijn erkend als tewerkstellingsobjekt. De
X-Y beweging had twee dienstweigeraars geplaatst 'in het veld'. Zij verrichtten
onderzoek naar de Nederlandse wapenhandel op het Anti-Militaristies Buro in
Nijmegen. Omdat beiden in Nijmegen waren geplaatst kon X-Y volgens TEG niet
voldoende kontrole uitoefenen.

De Oekumenische Studenten Gemeente had evenals Kerk en Vrede een
tewerkgestelde uitgeleend aan de OSV. (..) De SVAG had volgens TEG te
nauwe banden met het OSV, waardoor het vertrouwen in hen was
geschonden. (..) De Doopsgezinde Vredesgroep ten slotte had volgens TEG
niets misdaan. Hun tewerkgestelde was echter geplaatst op het kantoor
van Kerk en Vrede, een inmiddels 'besmet' verklaarde instelling.
(..)

De tewerkstellingsobjekten en de en de ontslagen dienstweigeraars mochten
het nieuws via de media vernemen. Een fraai staaltje wanbestuur.

Op het persbericht werd verontwaardigd gereageerd. (..) Om de politieke
kant van de beslissing te benadrukken werd op 15 augustus op symbolische
wijze de hal van het Transitorium (het rijkskantorengebouw) bezet samen met
twee kamerleden (Andree van Es van de PSP en Jules de Waard van de PvdA)."




Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina



Recensies Recensies Recensies
Recensies Recensies Recensies
Recensies Recensies Recensies






The Beauty Queen's Guide to World Peace
Money, power and mayhem in the twenty-first century

Dan Plesch
Londen : Politico's Publishing
2004
pp 373, met register
8.99 pond.



Een probleem waar de vredesbeweging sterk onder lijdt is het steeds herhalen van oude formules en beschrijvingen van de catastrofen die ons te wachten staan, zonder dat er praktische richtlijnen voor actie worden aangeboden om deze vreselijke toekomst te vermijden. Het is daarom verfrissend om in dit boek, geschreven door een veteraan van de vredesbeweging, kennis te nemen van een andere aanpak van de problemen. Dan Plesch heeft een geschiedenis van activisme, lobbyen en onderzoek die teruggaat naar de tachtiger jaren; in die zin is hij net zoals vele andere activisten een product van de massale anti-kernwapenbeweging van die tijd. In twintig jaar intensief lobbywerk en interactie met de media, beleidsmakers en politiek heeft hij steeds gezocht naar ideeën die meer waren dan een eenvoudige verwerping van het bestaande beleid. Deze publicatie is een weergave van de ideeën die hij in die praktijk ontwikkelde.

Waarom de schoonheidskoningin (Beauty Queen) als voorbeeld? Plesch had geconstateerd dat bij een recente schoonheidscompetitie alle deelneemsters hun wens voor wereldvrede uitspraken. Een wens die door de overgrote meerderheid van de mensheid wordt gedeeld. Maar hoe daar te komen? Plesch begint met een korte beschrijving van de ernstigste wereldproblemen.

Ook de 'oorlog tegen het terrorisme' komt op deze manier aan bod. Plesch pleit voor het gebruik van een ander concept dan terrorisme, vooral omdat het een nietszeggend begrip is. Er is inderdaad een internationale oorlog aan de gang tegen een kleine minderheid van opstandelingen die om uiteenlopende reden de wapens heeft opgenomen. Bij het bestrijden daarvan, stelt Plesch, is het van cruciaal belang te begrijpen dat deze oorlog een politieke oorlog is. Het gaat vooral om een strijd tussen ideeën. Toen hij een officier van de Britse elite strijdkrachten SAS suggereerde dat de strijd voor 95% ging om sociaal-democratie en voor 5% om het doden van de vijand, antwoordde deze: nee, het gaat voor 1% om doden. Deze fundamentele les dreigt vergeten te worden, stelt Dan Plesch, juist door de civiele autoriteiten.

Deze oorlog is internationaal en moet dus door internationale instanties gevoerd worden. Dat betekent een centrale rol voor de VN. Maar, stelt Dan Plesch, niet de VN zoals die nu is. Bij deze en andere internationale lichamen zouden de vertegenwoordigers gekozen moeten worden door de bevolking van de landen die ze vertegenwoordigen. Dit ziet Dan Plesch als een methode om de bureaucratische logheid van de VN en andere organen te doorbreken. Deze gedachte lijkt merkwaardig en onuitvoerbaar, maar is het niet. Bij nationale verkiezingen zouden ook internationale vertegenwoordigers gekozen kunnen worden. Partijen in landen met evenredige vertegenwoordigingen zouden dit zelfstandig kunnen doen: bijvoorbeeld door aan te geven dat bepaalde mensen op de kieslijst, als ze verkozen worden, naar de VN of andere internationale lichamen zullen gaan.

Dan Plesch legt grote nadruk op het belang van democratische vertegenwoordiging: het is een sleutel voor het oplossen van de grote wereldproblemen, omdat er veel grotere druk ontstaat voor oplossingen als gekozen vertegenwoordigers van de direct betrokkenen aanwezig zijn in plaats van diplomaten die zich slechts achter gesloten deuren hoeven te verantwoorden. Dan Plesch ziet dit niet als een radicale ommezwaai, maar eerder als een logische volgende stap in de ontwikkeling van de democratie in de geschiedenis. In de Britse geschiedenis die hij als voorbeeld aanhaalt zijn een aantal beslissende ogenblikken aan te wijzen waar de eerste stappen naar grotere inspraak en macht door het volk worden genomen. Zo werd tijdens de Britse revolutie in 1644-1648 door de Levellers gepleit voor het algemeen stemrecht.

Hun eis werd afgewezen, het kiesrecht werd beperkt tot degenen met bezit. Maar de opvolgers van deze beweging wonnen uiteindelijk in de twintigste eeuw het universele kiesrecht.

Zoals gezegd stelt Dan Plesch dat internationale problemen op internationaal vlak moeten worden opgelost. Een belangrijke rol dus voor een gedemocratiseerde VN. Een substantieel deel van het boek wordt besteed aan de voorgeschiedenis van deze organisatie. De politieke reden daarvoor is duidelijk: de ideologen van de huidige Amerikaanse regering hebben een serieuze poging gedaan om de VN samen met andere internationale organen ten grave te dragen. Dan Plesch herinnert hen eraan dat de VS niet alleen een medeoprichter was van de volkerenorganisatie, maar dat het de oorlog tegen het fascisme in 1941-45 ook uitdrukkelijk voerde onder de banier van de toekomstige VN. In een aantal belangrijke door Dan Plesch aangehaalde documenten (zoals de dagorder van Generaal Eisenhower voor de invasie van bezet Europa) wordt verwezen naar de eigen kant als de "Verenigde Naties".

Om een rechtvaardige internationale orde te bewerkstelligen stelt Dan Plesch nog een interessante maatregel voor, deze keer in de economische sfeer. De kwalijke rol van multinationals in de wereld is bekend, evenals pogingen om deze ondernemingen via wetgeving of afspraken te dwingen hun gedrag te beteren. Dan Plesch biedt een meer structurele oplossing aan: hij stelt voor om het concept van 'beperkte aansprakelijkheid' (limited liability) af te schaffen. Zo'n regeling zou de handelsvrijheid van de directies van die ondernemingen aanzienlijk inperken. Elke schade (bijv. aan het milieu) die door hun handelen ontstaat, moet dan volledig worden vergoed.

Van cruciaal belang is verder een verschuiving van de energie-afhankelijkheid van olie naar waterstof en andere duurzame energiebronnen. Het gaat Dan Plesch daarbij niet alleen om het redden van het milieu, maar ook om het verwijderen van een belangrijke geopolitieke bron van conflict.

Dan Plesch heeft niet de illusie als zou dit programma – want dat is het – spontaan worden overgenomen door de politiek. Net als in de geschiedenis zal er gevochten moeten worden voor de verdieping en uitbreiding van de democratisering. Het is de bedoeling dat deze ideeën in het debat rondom het World Social Forum van 2005 worden geïntroduceerd. Het is de moeite waard om het debat elders alvast te beginnen.
KaKo.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





Wapenhandel
Samenstelling: Frank Slijper

Voor meer informatie over Nederlandse wapenhandel en -industrie: ga naar www.stopwapenhandel.org



De zeepbel van Joep

Eind augustus opent het NOS Journaal met het nieuws dat het Rotterdamse Havenbedrijf zwaar in de problemen is geraakt nu internationale banken de 100 miljoen euro opeisen waarmee de haven zich garant heeft gesteld voor Joep van den Nieuwenhuyzen's RDM. Zijn wapenimperium stort daarmee definitief in elkaar. Eerder dit jaar kwam de zakenman al regelmatig negatief in het nieuws met berichten over zakelijke ruzies en faillissementen. Volgens hemzelf zijn die vooral de schuld van defensie en Stork, die hem bewust kapot hebben gemaakt.

Het verhaal van Van den Nieuwenhuyzen's wapenhandel is het verhaal van een gokker die al jaren zijn hand overspeelt, maar steeds weer kans ziet op de been te blijven. Van de beminnelijke dandy die altijd van alles ritselt, maar waar niemand greep op heeft. Een opmerkelijk hoofdstuk in de geschiedenis van de Nederlandse wapenhandel komt tot een einde.

List en bedrog

Met de overname van het vrijwel failliete Rotterdamse RDM maakt 'bedrijvendokter' Van den Nieuwenhuyzen in 1991 zijn entree in de wereld van de wapenindustrie. Dan al ligt het werk in de haven nagenoeg stil – de laatste duikboot is jaren tevoren al afgebouwd. De helende handen van Joep weten de malaise bij de RDM niet te keren. In betere tijden bouwde men op Heijplaat schepen voor de Holland-Amerika Lijn. Ooit bood de werf werkgelegenheid aan meer dan 5.000 mensen. Als 'Joep' de RDM koopt zijn dat er minder dan 800. Bij het failliet in april dit jaar zijn dat nog 390 werknemers en na de daaropvolgende doorstart 140. Na de verrassende overname door het Havenbedrijf – daags voor de berichten over de gigantische bankgaranties naar buiten komen – lijkt het definitief voorbij. Minister Zalm van Financiën laat zelfs doorschemeren dat de plannen voor de tweede Maasvlakte – het prestigeproject van de haven – door de escapades van directeur Willem Scholten mogelijk op de helling moeten.

Het meeste geld dat Joep de afgelopen dik tien jaar verdient met wapenhandel vloeit voort uit de activiteiten bij het onderdeel RDM Technology: revisie en doorverkoop van oude tanks en kanonnen die bij defensie zijn wegbezuinigd. De RDM sleept orders in de wacht uit Canada, Chili, Noorwegen, Oostenrijk en de Verenigde Arabische Emiraten.

Jordanië is in 2003 de eerste en vooralsnog enige klant van de MOBAT – een kanon op een vrachtwagen gebouwd. Het land krijgt voor 18 miljoen euro 18 exemplaren. Thailand zou al jaren interesse tonen voor het mobiele kanon. Ondanks de aardige verkoopresultaten levert de handel van de RDM ook veel ruzie op. Eerder dit jaar slepen de Emiraten de RDM voor de rechter vanwege een geschil over de kwaliteit van de airco in door RDM opgeknapte pantservoertuigen. Volgens de RDM willen de Emiraten voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Volgens directeur Luijten van de RDM is sprake van 'die Arabieren' en 'een wereld van list en bedrog'. Er is nog meer mis met de levering: zonder toestemming van de Verenigde Staten werd technologie voor schietbuizen aan de VAE doorverkocht.

Ook heeft RDM Technology het aan de stok met defensie, dat al anderhalf jaar een bedrag van 2,6 miljoen euro opeist voor tweedehands Leopard tanks die Van den Nieuwenhuyzen aan Chili heeft verkocht.

Smeergeld

Bij scheepsbouwtak RDM Submarines is het duimen draaien. Het periodiek onderhoud van de Nederlandse onderzeeërs wordt langzaamaan overgeheveld naar het Marinebedrijf in Den Helder. En exportorders? Die bestaan vooral in de dromen van Joep. Er gaat bijna geen jaar voorbij zonder kandidaat-klant voor RDM's nieuwste duikbootklasse, de Moeraal (Moray). Maar deals met Chili, Israël, Pakistan, Thailand en Zuid-Afrika lopen steeds weer op niets uit. Koningin Beatrix doet midden jaren negentig een goed woordje bij de Indonesische president Soeharto. Hier ketst de duikbotenorder naar verluidt af vanwege smeergeldperikelen. Problematisch was vooral de hoogte van de 'çommissie' die Soeharto en zijn kliek zouden moeten krijgen.

Van den Nieuwenhuyzen mag niet klagen over de steun die hij van de Nederlandse overheid ontmoet. Voor een habbekrats krijgt hij van de marine twee overtollige onderzeeërs, die hij gebruikt als goedkoop lokkertje voor eventuele gegadigden. Natuurlijk was die hulp niet geheel zonder staatsbelang: de overheid had het ontwerp van de Moeraal gefinancierd. De laatste jaren lopen tenslotte ook 'vergevorderde' onderhandelingen met Egypte en Maleisië stuk.

Duikbootgeheimen

Wat al jaren vermoed werd komt met het debacle bij het Havenbedrijf plotseling weer boven drijven: geheime duikbotendeals met Taiwan. Nadat in 2001 de Amerikaanse regering Taiwan acht nieuwe dieselonderzeeërs belooft, maar die niet zelf kan maken (de Amerikanen varen alleen met kernonderzeeërs), komt de RDM al snel in beeld. Terwijl Buitenlandse Zaken in alle toonaarden ontkent ooit een exportvergunning voor iets dergelijks toe te staan, zit Joep op dat moment in de VS over de mogelijkheden van hulp aan de Taiwanezen te onderhandelen. Dat toenmalig minister Van Aartsen, zoals Van den Nieuwenhuyzen nu beweert, hem daarop smeekte alsjeblieft niet te leveren en financiële compensatie in het vooruitzicht stelde, gaat iedere realiteitszin te boven. Dat de Nederlandse regering zich de haren uit het hoofd heeft getrokken dat ze ooit de verkoop van de RDM aan Van den Nieuwenhuyzen heeft goedgekeurd is des te waarschijnlijker. Hoewel staatssecretaris Van der Knaap van defensie de Tweede Kamer in mei nog verzekert dat ondanks het failliet van de RDM de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) waakt over de geheime blauwdrukken en tekeningen die daar rondzwerven, staat in augustus de Nationale Recherche bij Joep op de stoep om de staatsgeheimen op te eisen. Na een aanvankelijke weigering gaat hij een paar week later alsnog overstag. Ondertussen blijft het gonzen van de geruchten over 'lekkage' van duikbootgeheimen naar Taiwan.

Kruimels

Tweede helft jaren negentig krijgt Joep de smaak van het overnemen goed te pakken. Succes blijft echter meestal uit. In de maritieme sector koopt hij in 1998 de restanten van oud-concurrent Wilton-Fijenoord. Bij de Schiedamse reparatiewerf is aan werkgelegenheid weinig meer over. Een jaar na de overname is er nog een vijftal werknemers aan de slag met reparatie en vervanging van oude duikbootonderdelen voor Taiwan.

Op landmacht gebied lijft hij SP Aerospace & Vehicle Systems in. Verzelfstandigd na het failliet van DAF leidt het oude Special Products in Geldrop een kwakkelend bestaan. Men bouwt aan het pantservoertuig Fennek, dat al tien jaar lang een aaneenschakeling van vertragingen en financiële problemen is (zie ook vorig nummer VD AMOK). Voor de luchtvaartpoot zijn weinig meer dan wat kruimels productiewerk over: delen van landingsgestellen voor de F-16 en de Apache en NH-90 helikopters. Van Lockheed Martin ontving men trots een order voor de ontwikkeling van een 'vanghaak' voor de JSF versie die voor vliegdekschepen wordt gebouwd. Die haak is onderdeel van een kabel die de JSF op het dek tot stilstaan moet brengen. Daags nadat ook SP over de kop gaat – half augustus – meldt concurrent Stork zich geïnteresseerd bij de curator.

Drugsbestrijding

In Arizona koopt Van den Nieuwenhuyzen in februari 1999 MD Helicopters – fabrikant van helikopters voor traumadiensten, grensbewaking en drugsbestrijding. Dit onderdeel van Apache bouwer McDonnell Douglas stond in de etalage nadat Boeing de firma had overgenomen. Ondanks redelijke verkoopcijfers lopen bij MD verhalen over nieuwe productielijnen en potentiële orders doorgaans ver voor de realiteit uit. En ook hier weer: problemen volop.

Belangrijk wapenfeit is de order van acht zwaar bewapende MD Explorers voor de narcotica brigade van de Mexicaanse marine. De politie van Colombia bestelde in 1999 twee stuks MD530F. Van de Turkse politie komt een opdracht voor tien MD600N heli's. Na langslepende problemen rond de exportfinanciering komen in maart van dit jaar eindelijk de eerste toestellen aan. Het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) kan nog altijd niet met de bij MD bestelde heli's de lucht in. Vanwege de zwaarte van de toestellen willen de luchtvaartautoriteiten de benodigde certificering niet afgeven. China geldt al jaren als het land van belofte voor MD. Ook met het oog op de aankomende Olympische Spelen heeft men grote verwachtingen. Ondanks een joint venture en een enkele verkoop zijn de verkopen nog altijd op de vingers van een hand te tellen. Van de aangekondigde beursgang in Amsterdam is sinds november vorig jaar niets meer vernomen.

Dan is er nog het experimentele FlyCam: op afstand bestuurbare helikoptertjes voor opsporingsdoelen. Joep ziet wel brood in de vliegende camera's van de TU Delft en koopt de het project op. Samen met MD valt het onder de paraplu van RDM Aerospace. Na de lancering van het initiatief blijft het vooral erg stil. Tot in april het doek valt.

Nma

Verder dan overnameplannen komt het niet met de Mechanische Centrale Werkplaats (MCW) in Leusden. De geplande privatisering van dit legeronderdeel, waarin Van den Nieuwenhuyzen naast Thales en Stork een meerderheidsaandeel zou krijgen, wordt dit jaar in de ijskast gezet vanwege het gebrek aan vertrouwen in Van den Nieuwenhuyzen. Defensie heeft na de vele financiële injecties in Joep's bedrijven geen zin in nog een zorgenkind. Het vreest bovendien voor de paraatheid van het materieel. In een opmerkelijke stap heeft Van den Nieuwenhuyzen de zaak nu aanhangig gemaakt bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma). Vooralsnog weigert die de zaak te onderzoeken. Gezien de bijzondere positie van de defensiemarkt is het twijfelachtig of ook maar sprake kan zijn van illegale afspraken, tenzij duidelijk is dat die een prijsopdrijvend effect zouden hebben. Voor het overige is concurrentievervalsing in de wapenindustrie eerder regel dan uitzondering. Ondertussen zit er voor Joep weinig anders op dan maar eens een nieuwe tak van sport te verzinnen. In de wapenhandel lijkt hij voorgoed uitgekotst.




Tokio aangespoord om een eind te maken aan het verbod op wapenhandel

De belangrijkste lobbygroep van de Japanse zakenwereld vraagt aan de regering om het al tientallen jaren bestaande verbod op wapenexport op te geven. Daarmee zou de weg worden vrijgemaakt voor Japanse bedrijven om toe te treden wereldwijde combinaties op het gebied van militaire technologie. Zo zou ook de toenemende assertiviteit van Japan op het gebied van de buitenlandse politiek benadrukt worden.

De Japanse Federatie van Economische Organisaties, de Keidanren, heeft een beroep gedaan op de regering om het verbod te heroverwegen omdat het volgens hen de ontwikkeling van essentiële technologieën door Japanse bedrijven belemmert en de veiligheid van het land bedreigt.

De huidige Japanse regering interpreteert de pacifistische grondwet flexibeler dan haar voorgangers en heeft de zelfverdedigingsmacht [Het Japanse leger – VDAMOK] naar irak gestuurd.

Hoewel dit sinds 1995 al de derde keer dat de Keidanren vraagt om herziening van het verbod, is de kans op succes deze keer groter. Er is een groeiende publieke acceptatie van de Japanse behoefte om zijn defensiecapaciteit. Dit jaar herziet de regering de defensiepolitiek op middellange en lange termijn en opheffing van het verbod zou daar deel van kunnen uitmaken.

Eerder dit jaar heeft het hoofd van het Japanse defensieagentschap, Shigeru Ashiba, gezegd dat het verbod moet worden opgeheven zodat Japanse bedrijven moderne wapens kunnen gaan ontwikkelen. Een commissie die voorstellen voor de defensiepolitiek moet uitwerken onder leiding van premier Junichiro Koizumi heeft de mogelijkheid om het verbod te herzien ook te berde gebracht.

De Japanse wapenbedrijven staan onder druk nu de regering heeft bezuinigd op de uitgaven voor defensiematerieel en voor 100 miljard yen in de jaarlijkse bewapeningsbegroting van 700 miljard yen heeft verschoven om een raketverdedigingssysteem aan te kopen dat uit de VS moet worden geïmporteerd.

Keidanren maakt zich vooral zorgen dat het exportverbond Japanse deelname aan projecten zoals de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter kan belemmeren. Als de militaire industrie zich moet beperken tot de thuismarkt zijn ze bang achterop te raken.
(KK)

Bronnen:
Financial Times 22.7.2004
voor de militaire rol van Japan zie ook VD AMOK 2004/2



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





Korte berichten
Samenstelling: Kees Kalkman



Campagne van burgemeesters om kernwapens af te schaffen in Nederland van start

'Burgemeesters voor de Vrede' (Mayors for Peace) is een organisatie opgezet in 1982 door de toenmalige burgemeester van Hiroshima, Araki, en dient solidariteit tussen de volkeren op te bouwen en samenwerking aan te moedigen met het 'Programma voor het Promoten van Solidariteit tussen Steden richting de Totale Afschaffing van Kernwapens'.

De club bestaat uit steden uit de hele wereld die hun steun hebben uitgesproken voor het programma dat burgemeester Araki aankondigde in 1982. Op 31 mei 2004 waren er 605 steden in 108 landen en regio's lid. Sinds 2003 wordt door burgemeester Akiba vanuit Mayors for Peace een speciale campagne gevoerd gericht op nucleaire ontwapening. Volgend jaar mei zal in New York een belangrijke internationale conferentie plaatsvinden: de toetsingsconfererentie van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV).

Burgemeester Akiba's bedoeling is dat er zoveel mogelijk burgemeesters van over de hele wereld aanwezig zullen zijn om zich uit te spreken voor uitbanning van kernwapens. Daarnaast moeten er tijdens en voorafgaand aan de conferentie in zoveel mogelijk steden allerlei activiteiten voor hetzelfde doel georganiseerd worden. Deze activiteiten zijn de afgelopen maanden begonnen in de VS, België en Duitsland. Daar hebben honderden burgemeesters zich aangesloten bij burgemeester Akiba's oproep.

In Nederland wordt deze campagne ook gevoerd. De burgemeesters van de acht Nederlandse lidgemeenten van Mayors for Peace (Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Middelburg, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Waalwijk) hebben in augustus een brief ontvangen van de burgemeester van Hiroshima met het verzoek de 'Noodcampagne voor de afschaffing van kernwapens' te ondersteunen. De campagnevoerders hopen dat naast de burgemeester van Middelburg, die dit al eerder gedaan had, ook de andere burgemeesters hiertoe bereid zijn en dat zij zich vervolgens ook willen inzetten om nog veel meer Nederlandse burgemeesters bij dit initiatief te betrekken.

Tijdens de herdenkingsdagen van de bombardementen op Hiroshima en Nagasaki begin augustus stonden diverse vredesorganisaties gezamenlijk met een kraam in Amsterdam om handtekeningen onder het publiek op te halen. Daarbij werden de mensen ook geïnformeerd over de noodcampagne.

De komende maanden zullen de gezamenlijk vredesorganisaties in Nederland zich inspannen om burgemeesters lid te maken van de 'Burgemeesters voor Vrede' en om de campagne van burgemeester Akiba te ondersteunen.
Informatie:
Karel Koster
030 2714376
k.koster"at"inter.nl.net




Khan, Zuid-Afrika en de ultracentrifuge

Begin dit jaar kreeg het zogeheten Khan-netwerk, opgezet om kernwapentechnologie aan toekomstige kernwapenstaten te leveren, grote bekendheid. De constructie van een kernwapen is technologisch een ingewikkelde kwestie, omdat er nogal wat precisieapparatuur nodig is om bijvoorbeeld uranium te verrijken tot de zuiverheidgraad noodzakelijk om een bom te maken. Vanuit Pakistan zou dit netwerk vraag en aanbod bij elkaar hebben gebracht. De namen van de betrokken bedrijven zijn niet bekend gemaakt, formeel uit hoofde van veiligheidsoverwegingen en om de betrokken bedrijven niet zakelijk te beschadigen. Libië was een van de ontvangende landen, en naar nu blijkt uit Amerikaanse berichtgeving, Zuid-Afrika één van de (tussen)leveranciers. In dat land werd begin september een zakenman, Johan Andries Muller Meyer, gearresteerd die tussen november 2000 en november 2001 via zijn firma Trade Fin gespecialiseerd materiaal had geleverd aan Libië. Onderzoek van het Internationaal Atoom Agentschap IAEA heeft uitgewezen dat het bedrijf betrokken was bij de leverantie van ultracentrifuges, aanvoerpijpen voor uranium ingebouwd in de ultracentrifuges en een Spaanse machine waarmee het belangrijkste ultracentrifuge-onderdeel, de hoogwaardige stalen buizen van de rotoren voor de verrijking, gemaakt wordt. De IAEA onderzoekers gaan er van uit dat Meyer tussenhandelaar was voor twee Duitse leveranciers: Gerhard Wisser en Gotthard Lerch.

Bron: Washington Post, 4 sept 2004




Soldaten te huur in Noord-Ossetië

In Noord-Ossetië kun je jonge dienstplichtigen vaak bijna alles zien doen behalve hun militaire verplichtingen.

Dienstplichtig soldaat Sergei ziet er uitgeput uit. "Ik heb net zes maanden van mijn tweejarige diensttijd doorgebracht op particuliere bouwplaatsen," vertelt hij. "De officieren verhuurden ons aan lokale types, meestal rijkaards, de zogenaamde 'nieuwe Osseten'. We bouwen datsja's (zomerhuisjes) of hoeden het vee voor hun."

"Sommigen behandelen ons honds, anderen zijn vriendelijker – ze kopen wodka en dure sigaretten voor ons en pikken hoeren voor ons op in de stad. Zo heb ik mijn militaire dienst doorgebracht met een schop in mijn hand. Ik durf je dat wel te vertellen omdat ik toch gauw afzwaai."

Van de naar schatting minimaal 10.000 Russische troepen die in Noord-Ossetië zijn gelegerd, worden er honderden als los arbeider gebruikt. Dienstplichtigen als Sergei die uit andere delen van Rusland komen zijn kwetsbaarder voor deze vorm van uitbuiting dan de plaatselijke figuren die dicht bij huis zitten.

Kolonel Alexander Tebloyev, de militaire officier van justitie van het garnizoen in Vladikavkaz heeft er zijn handen vol aan. "We pakken de officieren aan die zich aan deze praktijken bezondigen," zegt hij. "Maar er zijn nog steeds commandanten die hun dienstplichtigen verhuren aan particulieren of ze op hun eigen land aan het werk zetten."

De burgers die hierbij betrokken zijn vallen buiten de militaire jurisdictie. Privé-ondernemer Herman ziet er geen been in om soldaten als los arbeider te gebruiken. "Ik maak wandelementen en meubels. Ik heb hulp nodig en die vind ik bij de militaire onderdelen in de buurt. Ik betaal de juiste figuren en ze sturen soldaten. Zo spaar ik geld uit en je kunt goed werken met militairen. Ik geef ze een maaltijd per dag en koop wodka en sigaretten voor ze. Dat zijn mijn hele onkosten. Mijn zaak loopt als een trein."

Een officier van het federale narcoticabureau die zijn naam niet genoemd wilde hebben vertelde dat de soldaten die buiten hun onderdeel moeten werken vaak drugs mee terug nemen en ze verdelen onder hun maten. Ook worden soldaten soms gedwongen te bedelen op straat. De lokale bevolking ziet dit met afschuw aan.

Bron: Murat Gabarayev, krant Glashatai, Institute for War & Peace Reporting 7.7.2004



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Berichten van de basis -

Berichten van de basis



1979 – 2004
25 jarig jubileum Vrouwen voor Vrede

Op zaterdag 9 oktober wordt een landelijke dag gehouden in Amersfoort in verband met het 25 jarig jubileum van Vrouwen voor Vrede. De thema's die dag zijn:
Vrouwen waarheen?
Wat is de plaats van Vrouwen voor Vrede na 25 jaar?

Op het programma staan onder meer inleidingen door Wil Bus/Lineke Schakenbos (Vrouwen Voor Vrede), Krista van Velzen (SP-lid Tweede Kamer) en Saskia Kouwenberg (X min Y). Verder treedt het Vrouwenvredeskoor op en wordt de Vredesvrouw van het jaar gekozen.

De landelijke dag wordt gehouden in het gebouw van Vrouwen voor Vrede landelijk aan de Stadsring 137 Amersfoort.

Aanmelden per e-mail: vrouwenvoorvrede"at"antenna.nl of per post: Postbus 963, 3800 AZ Amersfoort




Welkom in Leiden!

Op 30 oktober is het zover. Om half elf zal ons symposium officieel worden geopend door de heer Lenferink, burgemeester van Leiden.

Ons symposium, want aan dit symposium is meer dan 18 maanden gewerkt. Allereerst door de beleidsgroep bestaande uit Rein Heyne, van het Humanistisch Vredesberaad, Kees Kalkman van VD AMOK, Jan Schaake van het comité tegen de "nieuwe oorlog", Panc Batelaan en Nico Faber van Pais. Deze groep heeft de relatie met de verkiezingen in de VS gelegd en de deelonderwerpen gezocht bij het thema pro Amerika of pro Europa.

Uiteindelijk is gekozen voor het thema: "Bush, Irak en wij ..."

Sprekers op dit symposium zijn:

Na de drie eerste sprekers is er een vragen uurtje en na de tweede drie eveneens.

Om half vijf is er gelegenheid tot discussie over het geheel of over een deel, met ondertussen een kopje soep en een broodje. De beleidsgroep zorgt ook mede voor het speciale nummer van VD AMOK/'t kan anders, dat ook als symposium krant zal worden benut. Het blad is in de vertrouwde handen van de redactie van VD AMOK. Zowel de inleiders als de mensen van het beleidsteam leveren er een bijdrage aan.

Het gehele symposium wordt georganiseerd onder auspiciën van het Landelijke Beraad van Vredesorganisaties (LBVO), die ook een belangrijke bijdrage in de financiën verzorgt.

Als voorzitter van deze dag is gekozen voor Fred Valkenburg uit Amsterdam, hij is ook voorzitter van Pais.
Het symposium wordt gehouden in de zalen van het Leidsch Volkshuis aan de Apothekersdijk 23 te Leiden. Het volkshuis ligt op enkele minuten afstand van het centraal station van Leiden. Als U uitstapt aan de Leidse kant loopt U rechtuit de Stationsstraat in, Voorbij de ANWB en het Volkenkundigmuseum komt U op de Steenstraat die uitkomt op de Beestenmarkt. Gewoon recht doorlopen en aan het eind van het plein links de brug over, verder 10 meter langs het water en dan oversteken dan bent U op de Apothekersdijk. Halverwege vindt U het volkshuis.

Een andere mogelijkheid is met de auto, rijden naar de Haagweg en daar uw auto voor 5 euro de hele dag parkeren. Vanaf het parkeerterrein is gratis vervoer van en naar het Leidse Volkshuis. Parkeren in de buurt van het Volkshuis is veel duurder en moeilijk.

Wat gaat het kosten?

De entree bedraagt € 3,- het symposium nummer kost voor niet abonnees € 2,- voor tussen de middag, en om half vijf zijn er lunchpakketten te koop voor € 2,50, bestaande uit soep en broodjes.

Wat gebeurt er nog meer?

De aankleding van de ruimtes geschiedt door 2 tentoonstellingen van het museum voor vrede en geweldloosheid namelijk de tentoonstelling Gedeelde Visie en de Gandhi tentoonstelling.

Voor de weergave van de sprekers zal worden gebruik gemaakt van grootscherm projectie, verzorgd door Walter Faber. Van het geheel wordt een videoband gemaakt, die in 2005 zal worden verkocht.

De aankleding van de dag en alle bijkomende werkzaamheden worden gedaan door de doe groep. De leden daarvan zijn: Anke Polak (voorzitster van het Humanistisch Vredesberaad, Bart Werk (vredesgroep FNV), Hans Feddema, voorzitter Gandhi Comité en Willem Leemhoff, Panc Batelaan en Nico Faber van Pais.

Verder werken mee jongeren van de groep Eurodusnie, en van de Fabel van de Illegaal. zij zullen helpen bij de entree en zullen de discussies leiden van half vijf.

Wees welkom maar kom wel, Nico Faber



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina