Aangepast zoeken

Naar beginpagina
Naar overzicht VD AMOKs

VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 10, nummer 3 & 4, 2001


Inhoudsopgave




Colofon

VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 10, nummer 3/4, 2001

VD AMOK
verschijnt vijf maal per jaar en wordt uitgegeven door de Vereniging Dienstweigeraars (VD) en het Antimilitaristies Onderzoekskollektief (AMOK). Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.

Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie.

Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK
Obrechtstraat 43
3572 EC Utrecht
tel. 030-8901341
e-mail: vdamok"at"antenna.nl

Redactie
Hans Christian Bouton (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga, Egbert Wever

Fotografen en illustratoren
Jan Akkerman, Hans Christian Bouton, Henk Braam/HH, Jaco Klamer/Stichting Vluchteling, Robert Knoth/HH, Michel Kooren/HH, Mikkel Ostergaard/HH, Jan van der Pouw, Martin Roemers/HH, Sake Rijpkema/HH, Teun Voeten/HH

Vormgeving
René Oudshoorn, Egbert Wever

Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag

Verder werkten aan dit nummer mee
Mark Akkerman, Harry van Bommel, Ludo den Brabander, Martin Broek, Michel Chossudovsky, David Jan Donner, Elfje, Kees Hudig, Nelly Koetsier, Carla van Os, Jan Schaake, Frank Slijper, Fred van der Spek, Roger Vleugels

Abonnementen
Een abonnement is minimaal ƒ 30,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal ƒ 40,-.
Over te maken op giro 1308126 t.n.v. Vereniging Dienstweigeraars, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten ƒ 6,50 (ƒ 8,90 inclusief porto).

Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.

Sluitingsdatum volgend nummer
2 november 2001



Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





REDACTIONEEL

Oorlogsmisdaden en mondialisering

De mondialisering van het recht is onderhavig aan dezelfde politieke krachten als die in het politiek-economische spel de dienst uitmaken. Milosevic kon tenminste 1,2 miljard dollar opbrengen bij de kassa van de mondialisering. In naam van de internationale rechtsgang heeft Joegoslavië hem daarom verkocht. Het liefst had de Joegoslavische regering hem voor de eigen rechter gebracht, maar dat brengt geen cent op. Hoe kan het verklaard worden dat Milosevic een aantal jaren geleden in nauwe samenspraak met Westerse regeringen de dienst uitmaakte op de Balkan? Of dat zijn tegenvoeter Tudjman in Kroatië bewapend werd door de VS, terwijl zijn manschappen zich schuldig maakten aan precies diezelfde oorlogsmisdaden waar Milosevic nu voor is uitgeleverd? De lijst is eindeloos en maakt duidelijk dat er sprake is van een schaamteloze hypocrisie en tegenstrijdigheid van beleid. Andere belangen, zoals het inperken van de invloed en zelfs het vernietigen van de staat die niet met het m! ondialis eringsspel wenst mee te doen, zijn doorslaggevend. De kwestie van oorlogsmisdadigers is er een van symboliek.

Sinds het einde van de Koude Oorlog is er een toenemende belangstelling voor de vervolging van oorlogsmisdadigers. Het gaat daarbij niet alleen om de beulen, of de schrijftafelmoordenaars zoals Eichmann in een eerder tijdperk, maar ook om de politiek hoogst verantwoordelijken. Drie fenomenen lopen op dit moment door elkaar heen. Twee internationale rechtbanken, een voor de oorlogsmisdaden begaan in het voormalige Joegoslavië en een voor de genocide in Rwanda. Ten tweede is er het Internationale Verdrag tegen het folteren uit 1984 dat kansen biedt aan menig slachtoffer politieke vervolging. Het was enkele jaren geleden de eventuele vervolging in Spanje van de Chileense dictator Pinochet die een precedent schiep, nu worden ook anderen genoemd. En tenslotte, een enkele jaren geleden aangenomen wet in België, die een Belgische rechtbank bevoegdheid geeft misdaden tegen de menselijkheid waar ook ter wereld en door wie ook gepleegd te beoordelen. Deze twee laatste instrumenten ! hebben n og weinig concreets opgeleverd, behalve de recente veroordeling van enkele Rwandezen in België, waaronder twee nonnen. Ze kregen 18 jaar voor hun rol in de massamoorden in Rwanda in 1994. Deze zaak brengt enkele dilemma's voor het voetlicht. Een cruciale kwestie is die van de verantwoordelijkheid: hoe 'laag' mag een gerechtshof gaan in het aanwijzen van de verantwoordelijken? Hoe moet een rechter de schuld en verantwoordelijkheid meten van de politici die het misdadige proces in werking hebben gesteld (misschien zonder het te beseffen) en de uiteindelijke uitvoerders die al dan niet onder de bedreiging van hun eigen leven het bloedige handwerk verrichten?

Hier komt ook de pijnlijke ommezijde boven en dat betreft de evidente voorselectie onder de misdadigers. De premier van Israël Sharon is op zijn minst medeplichtig voor de massamoord op burgers in de oorlog Libanon in 1982. Burgers die volgens het internationale oorlogsrecht onder zijn bescherming (die van een bezettingsleger) stonden. Het valt sterk te betwijfelen of hij zich ooit voor een internationale rechtbank zal moeten verantwoorden. De reële politieke machtsverhoudingen staan dat niet toe. De Belgische minister van buitenlandse zaken Michel zit zwaar in zijn maag met bovenbedoelde wet. Hij wil ervan af, zeker nu Palestijnse mensenrechtengroepen Sharon voor de Belgische rechter dagen. Net op het moment dat België als voorzitter van de EU met Sharon zaken moet gaan doen.

En wat te denken van de verantwoordeljkheid van Henry Kissinger als minister van buitenlandse zaken voor de niet verklaarde oorlog tegen de Cambodjaanse bevolking in 1968. Geen enkele regering zal ook maar een reële stap ondernemen om deze Amerikaanse staatsburger voor het gerechtshof te dagen.

Betekent dit dat wij tegen dit nieuwe beleid moeten zijn? Nee, elk proces creëert immers een precedent en een publiek debat dat telkens weer de vraag stelt: waarom X wel en Y niet? En geeft ons in de geïndustrialiseerde wereld met zijn hoge welvaart de kans om ons af te vragen: hoe hadden wij in die situatie gehandeld?


De redactie


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Nederland smokkelland -

Doorvoer wapens orde van de dag

Hoewel de BVD in haar laatste jaarrapport opmerkte dat wapendoorvoer in Nederland niet problematisch is, publiceerde de NOVIB onlangs een rapport over de rol die Nederland heeft bij de doorvoer en smokkel van wapens: Doorvoer van wapens via Nederland "wij controleren strenger op brilslangen en zeldzame vogels dan op wapens." Martin Broek analyseert daarin deze functie van Nederland en komt met een aantal aanbevelingen. In deze VD AMOK een aantal passages ontleend aan het rapport.

Waar Schiphol een van de belangrijkste luchthavens van Europa is, is Rotterdam de grootste containerhaven ter wereld. Op Nederlands grondgebied wordt ruim 25% van de totale in- en uitvoerstroom van goederen van de EU afgehandeld. Alleen al in het havengebied van Rotterdam vindt dagelijks een overslag plaats van circa 20.000 goederencontainers. Bovendien bestaan er goede spoor- en railverbindingen met Duitsland en België. Deze infrastructuur vormt een belangrijke ader van de Nederlandse economie: 'Nederland distributieland en mainport voor Europa.' Die distributie betreft naast Nederlandse waar, vooral ook de doorvoer van goederen via Nederland. Het gaat daarbij om een breed scala aan producten.

Hoewel het leeuwendeel van de doorvoer volstrekt normale handel is, weet ook het smokkelcircuit, gebruik makend van de gaten in de wet en de uitvoering, zijn weg in Nederland distributieland te vinden. Bij controle komen zeldzame diersoorten uit vliegtuigen tevoorschijn. Cocaïne komt binnen en XTC verlaat het land. Daarnaast zijn er verstekelingen op schepen en vrachtwagens. Niet verwonderlijk vinden ook wapens hun weg via Nederland naar een nieuwe bestemming. Dat het daarbij gaat om grote hoeveelheden is wel verbazend, gezien de voortrekkersrol die Nederland speelt bij het aan banden leggen van de illegale wapenhandel.

Niet alle wapens die Nederland verlaten doen dat overigens illegaal. Het overgrote deel van de handel voldoet aan de wettelijke normen en beschikt over de vereiste exportpapieren. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de export van (onderdelen van) wapens die in Nederland zijn geproduceerd. Ook kan het gaan om wapens van sportschutters of militairen, die via een haven of railverbinding het land verlaten, voor een schietwedstrijd of legeroefening in het buitenland. In al deze gevallen is een uitvoervergunning vereist.

Daarnaast zijn er wapens afkomstig uit een ander land, die korter of langer in Nederland verblijven en vervolgens verder getransporteerd worden naar een land van eindbestemming, de zogenaamde doorvoer. Afhankelijk van de duur en plaats van verblijf en de aard van de wapens bestaat voor de doorvoer van wapens een vergunning- dan wel meldingsplicht. In de praktijk blijkt de controle op doorvoer zo beperkt is, dat maar een beperkt deel van de op Nederlandse bodem doorgevoerde wapens daadwerkelijk wordt aangemeld en dientengevolge de illegale doorvoer uitgebreid de kans krijgt.

Wapens door de lucht, over de weg en zee

Over doorvoer van wapens via Nederlandse wegen, railverbindingen, lucht- en zeehavens zijn maar weinig gegevens bekend. De gegevens die er zijn maken echter duidelijk dat de Nederlandse rol in de internationale wapenhandel aanzienlijk is. De cijfers die voorhanden zijn gaan vooral over Schiphol en de Rotterdamse haven. Zo werden op Schiphol in 1994 maandelijks ongeveer 100 vrachten met wapens aangemeld. Die vrachten kunnen bestaan uit twee geweren, maar ook uit tientallen mortieren of honderdduizend stuks munitie. Het gaat om legale en illegale handel en om kleine en grote wapensystemen.

Kenmerkend voor de gebrekkige controle op doorvoer is het feit dat terwijl tientallen luchtvaartmaatschappijen Schiphol als doorvoerhaven gebruiken, in 1994 slechts twee luchtvaartmaatschappijen, te weten de KLM en UK Air, wapenzendingen aanmeldden. Ter vergelijking: alleen al het bedrijf Aero Groundservices handelt op Schiphol de vracht af voor ruim dertig luchtvaartmaatschappijen, van Egypt Air tot Lufthansa. Van de Rotterdamse haven is niet veel meer cijfermateriaal bekend dan dat in 1997 in 86 gevallen doorvoer werd gemeld; in 1998 gebeurde dat 131 maal.

Slechts over enkele korte periodes zijn, veelal summiere, gegevens bekend. Die voorbeelden spreken overigens wel tot de verbeelding. Zo werden in 1994 voor een particuliere onderneming op de Nederlandse Antillen 21 MP 545 machinepistolen doorgelaten en kreeg een medisch bedrijf in Uruguay een zending geweren, pistolen en munitie.

Rapport als een thriller

Het belangrijkste document op dit gebied is een rapport van de Economische Controle Dienst (ECD) - met medewerking van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en Douane - over de gang van zaken op Schiphol in 1994. Dit rapport werd in oktober 1995 met de Vaste Kamercommissies van Justitie en Defensie besproken en op 12 maart 1996 vertrouwelijk aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Justitie toegezonden. De inhoud van dit rapport is bij het publiek slechts gedeeltelijk bekend, omdat in de - na een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) - vrijgegeven versie de meeste en belangrijkste pagina's geheel blanco zijn gemaakt. Uit deze gewitte versie blijkt dat van opsporing nauwelijks sprake is. Het volledige, niet gewitte rapport, waarover de auteur beschikt, laat zich lezen als een thriller. Wapens gaan via Schiphol kriskras de wereld over. In 1994 naar 92 landen. Ter vergelijking: voor de reguliere Nederlandse wapenexport zijn dit gemiddeld 45 landen. Bovendien, h! et gaat hier slechts om het topje van de ijsberg: twee luchtvaartmaatschappijen die de moeite namen hun wapenzendingen te melden.

Verbetering controle

Hoewel de problematiek rond wapendoorvoer de afgelopen jaren wel geregeld aandacht kreeg van pers, politiek en non-gouvernementele organisaties (NGO's), is de kritiek gebleven dat er nauwelijks iets aan de controle is verbeterd. De controle faalde tot voor kort op twee gebieden: organisatorisch en juridisch. De juridische leemtes zijn inmiddels wel gedeeltelijk aangepakt door een nieuwe wet op de in-, uit en doorvoer van wapens, maar deze biedt nog altijd ruimte voor doorvoer. Deze nieuwe wet en de haken en ogen die eraan zitten wordt aan het eind van dit rapport behandeld.

Praktisch gezien is er weinig veranderd. Er zijn nog altijd amper middelen voorhanden om de controle goed uit te voeren. Het is daarom belangrijk dat gestreefd wordt naar een veel scherpere controle op dit onderdeel van de wapenhandel. Dat er geen adequate controle plaats vindt, is overigens een visie die door Douanebeambten wordt gedeeld. Zij doen dergelijke uitlatingen ondanks "de grote angst zich vrij te uiten" voor represailles door de leiding van de douane. Ook over de douane, de belangrijkste controle instantie op het gebied van wapendoorvoer, verderop in dit rapport meer.

Mazen dichten

Helemaal tegen te houden is de illegale wapenhandel nooit, dat wordt door alle betrokkenen gesteld. Maar daarmee is niet gezegd dat de controle niet beter kan en moet. Wapens hebben grote invloed op de mensenrechtensituatie en de veiligheid in landen en regio's. De toevoer van wapens kan bestaande conflicten verergeren en ertoe leiden dat deze sneller met geweld zullen worden opgelost. Tijdens een recente voorbereidingsvergadering voor de VN Conferentie over de illegale handel in kleine en lichte wapens, werd door een aanwezige gesteld dat "iedere keer als details worden ontdekt over illegale kleine wapens, wordt duidelijk dat de internationaal opererende wapenhandelaren in veel landen kunnen opereren in de marges van de wetgeving, gebruikmakend van gaten in de regelgeving, corrupte beambten, belastingparadijzen en zwakke wetshandhaving. Dit voorkomt dat ze ontdekt worden en zo kunnen ze wapenembargo's ongestraft omzeilen."

Grenzen controleren

In internationaal verband is er steeds meer aandacht voor de rol en invloed van de illegale wapenhandel, de betrokken makelaars en hun transportkanalen. Terecht, want een deel van deze handel is van doorslaggevend belang in allerlei conflicten. NGO's kunnen een rol van betekenis spelen in het onderzoek naar feiten en patronen rond de proliferatie van kleine wapens, aldus een Keniaans onderzoeker op eerdergenoemde vergadering. Nederland, en vooral Buitenlandse Zaken, speelt internationaal een belangrijke rol in initiatieven ter beheersing van illegale wapenstromen. Den Haag stelde bijvoorbeeld voor om de eerste dag van de VN Conferentie rond lichte en kleine wapens, 9 juli 2001, "Small Arms Destruction Day" te noemen.

In Oost-Afrika werd onlangs door een achttal landen uit het Grote Merengebied en de Hoorn van Afrika de Nairobi Verklaring aangenomen. Deze verklaring richt zich tegen de stroom kleine wapens die deze regio binnenkomt. Eén van de belangrijkste actiepunten was het vergroten van de regionale samenwerking om effectiever de grenzen te controleren, aldus de Keniaanse Minister van Buitenlandse Zaken. Hieraan gekoppeld ligt de conclusie voor de hand dat ook de grenzen van uit- en doorvoerlanden, inclusief die van Nederland, beter bewaakt zouden moeten worden. Nederland vormt als distributieland een tussenstop voor wapens naar vrijwel overal ter wereld. De financiële en organisatorische mogelijkheden die Nederland heeft zijn aanzienlijk ruimer dan die van bijvoorbeeld Kenia. Nederland is dat niet alleen aan zijn voortrekkersfunctie verplicht, het dient er ook een evident belang mee.

Nieuwe wet

Hoewel er sinds 13 februari 2001 een nieuwe wet betreffende doorvoer van wapens van kracht is doet de NOVIB de volgende, aanbevelingen. (ingekort overzicht)


Martin Broek


Doorvoer van wapens via Nederland : "Wij controleren strenger op brilslangen en zeldzame vogels dan op wapens"
Onderzoek uitgevoerd en rapport vervaardigd door Martin Broek van de Campagne tegen Wapenhandel in opdracht van Novib, de Nederlandse Organisatie voor Internationale Ontwikkelingssamenwerking, Mei 2001.
Het rapport is gratis te bestellen bij de NOVIB, Postbus 30919, 2500 GX Den Haag, tel 070 3421 758 (Mario Weima).


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Fietstocht -

Wapenbedrijven in Amsterdam

Sinds een half jaar kent Amsterdam weer een antimilitaristische actiegroep: Wapentuig! Op 1 mei 2001 organiseerde ze een fietstocht langs de grootste van de vele bedrijven en kantoren die in de hoofdstad geld verdienen aan wapens: het uitdokteren van nieuwe, de verkoop, het transport en het smokkelen ervan. Een verklaring van Wapentuig! en een overzicht van de belangrijkste schuldigen.

In Amsterdam worden wapens ontworpen, gemaakt, gefinancierd, verkocht en geëxporteerd. Er is een groot aantal bedrijven dat zich bezig houdt met wapenproductie. Wapens zijn niet de oorzaak van oorlog, maar de aanwezigheid van veel wapens maakt de kans op het uitbreken van geweld wel veel groter en de bereidheid tot het vreedzaam oplossen van conflicten kleiner. Leveringen leiden ook tot wapenwedlopen: als land A wapens koopt wil land B dit ook. Voor wapenfabrikanten een mooi gegeven, dan blijft er ook vraag naar de dodelijke handelswaar. Het bezit van wapens geeft macht.
Dit geldt zowel voor landen in het Zuiden als in het Noorden. Deze machtspositie wordt niet alleen gebruikt voor humanitaire interventies, maar ook om het eigenbelang te verdedigen, invloedsferen te beschermen en de bestaande orde te verdedigen. Voor steeds meer mensen betekent deze zogenaamde orde leven in armoede. Om tegen deze wapenindustrie te protesteren fietsten we 1 mei langs een viertal ondernemingen gevestigd in Amsterdam die zich met wapenexport of -productie bezig houden: NCM, IBM, NLR en EADS.

Dag van de arbeid

Op de dag van de arbeid pleiten wij ervoor de wapenindustrie te sluiten. Wapenhandel heeft een negatief effect op mensenrechten en veiligheidssituaties. Het heeft ermee te maken dat er betere bestemmingen zijn voor geld dan het te besteden aan wapens. Waarom blijft de overheid geld steken in het in stand houden van de wapenindustrie? In 1998 werd voor deze bedrijfstak minimaal 340 miljoen gulden subsidie opzij gezet. Er zijn ongeveer 12.000 banen in de Nederlandse wapenindustrie. Deze subsidie betekent dus ruim 29.000 gulden per baan. In deze subsidies zitten niet de extra's zoals exportkredieten en rondreizende staatssecretarissen die op en neer pendelen naar potentiële afnemers. De defensie-industrie zegt zelf dat ze niet kan overleven zonder deze subsidies. Dit gezien de sinds de jaren tachtig geslonken omzet en de zwaar gestegen kosten van onderzoek en ontwikkeling. Dit neemt niet weg dat het vanuit een bedrijfseconomische optiek onverdedigbaar is om 340 miljoen gulden s! ubsidie in te zetten voor het overeind houden van een industrie met een totale omzet van 3 miljard gulden.

Economie

Al het geld dat nu in de defensie-industrie wordt gestoken kan ook voor andere doeleinden worden gebruikt. Juist op de dag van de arbeid is het goed om te pleiten voor een stop van de steun aan de wapenindustrie. Het kan de Nederlandse economie en werkgelegenheid alleen maar ten goede komen nu een doodlopende weg te verlaten. Het is er de tijd voor: er is overcapaciteit op de wapenmarkt in Europa van 30 tot 50 procent en er is krapte op de arbeidsmarkt voor technisch geschoolden.

De een z'n dood

De kosten zijn niet de belangrijkste reden om tegen de wapenindustrie te protesteren. Het belangrijkste is dat wapens doden, dat ze niet bijdragen aan een veiliger en rechtvaardiger wereld voor iedereen. Dat wapens ingezet worden om de ongelijke verdeling in de wereld in stand te houden. Enkele jaren geleden verzuchtte een Indonesisch mensenrechten activist tijdens een toer door Europa: "Bij jullie gaat het om banen, bij ons om levens." Internationale solidariteit is niet gebaat met steun aan het buitenbeentje van de economie, de wapenindustrie. Het geld kan beter worden besteed aan de ontwikkeling van vreedzame manieren om conflicten op te lossen of aan technologie die het milieu spaart in plaats van in peperdure wapens. Dat levert ook banen op en nog belangrijker is een bijdrage aan vrede in de wereld.

Nederlandse Credietmaatschappij (NCM)

In een prachtig pand aan de Keizersgracht bevindt zich de Nederlandse Credietmaatschappij (NCM). Deze bank is door de overheid belast met het verstrekken van exportkredieten. In veel landen bestaan dergelijke exportkredietvoorzieningen. Ze zijn bedoeld om de export van goederen aan risicovolle landen te ondersteunen. Door het verschaffen van krediet aan het afnemende land weet het leverende bedrijf zeker dat het zijn geld terug krijgt. "De exportsteun die een exporteur van zijn overheid ontvangt kan grote gevolgen hebben voor zijn concurrentiepositie op het internationale speelveld waar de internationale exporteur in opereert," aldus accountantsbureau PriceWaterhouseCoopers in een rapport over het functioneren van exportkredieten in Nederland.
Ook voor de afnemer wordt de aankoop door een degelijke kredietver-strekking aantrekkelijker. Het afnemende land kan zijn kosten over een langere termijn uitsmeren. Kortom een zogenaamde win-win situatie. Op deze basis worden stuwdammen in India en Turkije, mijnbouwprojecten in India, kerncentrales in de Oekraïne, oliewinning in Colombia, etc, etc. gesteund met exportkredieten. Inmiddels geven Export Krediet Maatschappijen (Export Credit Agencies, ECA's) meer steun aan dergelijke projecten dan alle ontwikkelingsbanken (zoals de Wereldbank) samen, daarbij nauwelijks gehinderd door beperkende regels.

Gesubsidieerde wapendeals

Een deel van de steun van ECA's gaat naar wapendeals. Een medewerker van een Britse Bank belast met wapentransacties stelde: "Kijk, voordat wij geld aan een bedrijf geven, willen we altijd dat alle gelden gedekt worden door de Britse Exportkrediet en Verzekeringsmaatschappij (ECGD). We kunnen niet verliezen, het is prachtig." De bedragen die landen als Frankrijk en Groot-Brittannië uitkeren voor exportkredieten voor wapenleveranties zijn hoger dan de waarde van de officieel bekendgemaakte wapenexporten. Exportkredieten zijn kortom van wezenlijk belang voor het pushen van wapenexporten.

Schuldenlast en mensenrechten

Het pushen van wapendeals door middel van dit soort voorzieningen is, gezien vanuit de ogen van wapenfabrikanten misschien logisch, maar absoluut verkeerd gezien vanuit het oogpunt van mensenrechten, veiligheid en economisch ontwikkeling. In Indonesië protesteren mensen tegen de vergiftiging van rivieren door met ECA-geld gesteunde bedrijven en vinden vervolgens het leger tegenover zich om dezelfde fabrieken te verdedigen, met wapens gekocht op ECA-krediet. Deze wapens zijn verkocht terwijl Indonesië al een torenhoge schuldenlast te dragen heeft. Niet voor niets pleit zelfs de G7, de club van de zeven rijkste industriële landen, voor een beperking van 'onproductieve exporten' zoals die van wapens.

Nauwelijks bekend

In Nederland is er nauwelijks informatie bekend over de steun van de NCM aan de wapenindustrie. Dat betekent niet dat die steun niet verleend wordt. In 1999 werd bekend dat de NCM een wapendeal van Hollands Signaal Apparaten aan Indonesië voor 120 miljoen gulden had gedekt. Dit terwijl in de jaren tachtig ook al leveringen ter waarde van enkele honderden miljoenen voor oorlogsschepen aan dit land werden gefinancierd. Het topje van de ijsberg?
De overheid moet wapenexporten niet promoten. Het steunen van militaire leveringen met NCM gelden moet onmiddellijk gestopt worden. De projecten die de NCM in het heden en recente verleden ondersteund heeft, moeten openbaar worden gemaakt om inzicht te krijgen in de schimmige praktijken rond het pushen van wapenexporten en kritiek op het gevoerde beleid door burgers mogelijk te maken.

EADS, een reus in een ordner

De grootste Europese wapenfabrikant is gevestigd in Amsterdam. Het bedrijf zou gezien zijn omvang op moeten vallen, maar is nauwelijks te vinden. Deze kolossale wapenfabrikant bevindt zich op de 11e etage van een pand aan de Drentestraat in Amsterdam. Er zijn geen bureaus, geen telefoon. De hoofdvestiging van EADS is niet meer dan een paar velletjes A-4 in een map van ING Trust. EADS produceert niet in Nederland, het houdt er zelfs geen boekhouding op na. Om belastingtechnische redenen is Nederland een ideaal vestigingsland voor internationaal opererende bedrijven. ING Trust zorgt ervoor dat het bedrijf in Nederland is geregistreerd en dat alles formeel in orde is.
De financiële voordelen die Nederland biedt betekenen niet dat de Nederlandse overheid enige invloed heeft op de handel en wandel van dit bedrijf. Het hoeft in Nederland geen exportvergunningen aan te vragen voor de wapens die afdelingen in Spanje, Italië, Frankrijk, Groot-Brittannië of Duitsland exporteren. Laat staan dat Nederland de productie van raketten voor het afschieten van kernwapens kan stoppen.
Met een jaaromzet ter waarde van meer dan 50 miljard gulden (20% militair) zijn op militair gebied alleen de Amerikaanse bedrijven Lockheed Martin en Boeing groter. EADS is ontstaan na een fusie van het Duitse bedrijf DASA en het Franse Aerospatiale Matra en het Spaanse CASA. Voor speciale projecten wordt samengewerkt met andere bedrijven. Voor de militaire versie van de Airbus zijn dit het Italiaanse Alenia, het Britse BAe Systems, Flabel uit België en Tusas uit Turkije.

Wapenhandel

Ondanks een Europese en nationale gedragscodes voor wapenexporten naar spanningsgebieden en landen waar de mensenrechten worden geschonden strekt de klantenkring van dit bedrijf zich uit naar alle uithoeken van de wereld. Met het Indiase bedrijf Hindustan Aeronautics Ltd wordt door dochter Eurocopter gesproken over het gezamenlijk ontwikkelen van een nieuwe helikopter en in april werd militaire vliegtuigtechnologie verkocht aan de Verenigde Arabische Emiraten en Turkije.

Wapenwedloop, bommenwerpers en kernwapens

Europese legers worden in ruime mate voorzien van wapensystemen van EADS:

NLR ontwikkelt wapens van de toekomst

Onderzoek en ontwerp staan aan de basis van bijna ieder wapen. Een groot deel van de kosten van wapensystemen gaat juist in die ontwikkeling zitten, aangezien er veel eisen aan de wapens worden gesteld, maar de 'oplage' relatief gering is. Het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR) is één van die plaatsen waar dergelijk onderzoek wordt gedaan. Hier worden de wapens van de toekomst ontwikkeld en getest.
Het Nederlandse ministerie van Defensie stelt dat het NLR van groot belang is. Het NLR is betrokken bij de ontwikkeling van grote wapensystemen in internationaal verband. Het bedrijf is al jaren betrokken bij het testen van prototypes van een nieuw jachtvliegtuig, de zogenaamde Joint Strike Fighter (JSF), een mogelijke opvolger van de F-16. De Nederlandse regering gaf al 200 miljoen gulden aan de Nederlandse industrie voor de ontwikkeling van het jachtvliegtuig. Overigens wil ook Turkije deelnemen aan de ontwikkeling. Zo wordt de omstreden Turkse luchtmacht die Koerdisch gebied bombardeert, een partner van de Nederlandse defensie-industrie.

Kosten

De kosten voor de aanschaf van een gevechtsvliegtuig zijn enorm. Nu al wordt gezegd dat de JSF meer dan 10 miljard gulden zal gaan kosten. Daarnaast overweegt de overheid deel te gaan nemen in de verdere ontwikkeling van het jachtvliegtuig. Voor deze deelname moet nog eens 1,8 miljard gulden betaald worden.
Het gaat niet alleen om de JSF. Het NLR is actief op vele fronten en heeft vele klanten voor haar militaire producten. Het NLR al betrokken bij het moderniseren van F-16 jachtvliegtuigen. Tevens beschikt het NLR over de beste simulator voor de F-16. Deze wordt gebruikt om ook andere militaire vliegtuigen, zoals de Zweedse Gripen, te testen. Het doet onderzoek naar de inzet van onbemande vliegtuigen, helikopters en geleide raketten. Het NLR is de Nederlandse spil bij het onderzoek naar vliegende wapens.
Geen nieuw jachtvliegtuig voor Nederland.
Laat de academici van het NLR zich inzetten voor het ontwikkelen van oplossingen van echte problemen in de wereld.

IBM, de software voor oorlog

Computertechnologie is voor de moderne oorlogsvoering van essentieel belang. Niet voor niets hebben de meeste IT-bedrijven een band met de krijgsmacht. Wij gaan langs bij IBM. Het bedrijf IBM is sterk betrokken bij het kernwapenprogramma van de Verenigde Staten.
In september 2000 sloot IBM een contract met de Chinese Telecomgigant Huawei. Hiermee werd IBM de belangrijkste leverancier van computer processors en -chips van Huawei. Het bedrijf Huawei is een belangrijke leverancier van het Chinese leger. Het levert aan landen die omstreden zijn, zoals Birma, Irak, Iran en Soedan. Voor IBM betekent de deal een omzetstijging van 10% in de sector internationale netwerk processors. Dit jaar moet een netwerk dat IBM voor de marine van de Verenigde Staten maakt, gereed komen. De betrokkenheid van IBM beperkt zich niet tot dit soort toepassingen.

Kernwapens

Geen wapen zonder informatietechnologie (IT). Alle grote fabrikanten van software zijn betrokken bij militaire productie. Van Baan tot ASML, van Toshiba tot Hewlett Packard. IBM levert al jaren technologie voor wapensystemen. Het bedrijf richt zich vooral op commandovoering en controletechnologie. Zo zitten de nucleaire lange afstandsraketten van de Verenigde Staten er vol mee. Een groot aantal kernonderzeeërs is uitgerust met een gevechtssysteem van IBM. IBM leverde de Verenigde Staten vorig jaar voor 110 miljoen dollar een nieuwe supercomputer om nucleaire explosies te simuleren voor verdere ontwikkeling van kernwapens.

Militaire vliegtuigen

Samen met het Noord-Amerikaanse Lockheed Martin en Franse Dassault werkt IBM aan het ontwikkelen van IT voor militaire vliegtuigen. De B-1 bommenwerper beschikt over een software pakket van IBM: "Als de software [in de B-1] niet goed werkt is er een grote kans dat ze neergeschoten worden," aldus een Amerikaanse luchtmacht officier. Hetzelfde geldt voor de F-15. Ook die zit vol met IBM software.

Nederland

Twee afdelingen van IBM (IBM Nederland N.V. en IBM Global Services) houden zich ook in Nederland bezig met militaire toepassingen van IT. Bij IBM Nederland is een afdeling gevestigd die zich richt op de militaire afnemers. Deze afdeling maakt onderdeel uit van een internationaal opererende organisatie binnen IBM "en kan zijn voordeel doen met ervaringen in andere landen." Wapenproductie is verwerpelijk, en kernwapens zijn dit al helemaal. IBM is betrokken bij beide en moet deze medewerking stoppen.


Wapentuig!

Meer informatie:
Wapentuig!
Postbus 16544
1001 RA Amsterdam
http://wapentuig.org
Giro 3699082 t.n.v. FAJ van der Pol in Amsterdam.

Zie voor meer informatie over wapenbedrijven in Amsterdam en elders www.stopwapenhandel.org


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- werving soldaten -

stel je voor:
het parlement wil oorlog en niemand wil ernaar toe

De vakantie staat voor de deur. Mocht je over de Veluwe wandelen en je treft een groep kinderen in militair uniform aan die oorlogje spelen, kaart het dan aan bij de Verenigde Naties. Alle ijver van de VN ten spijt om kindsoldaten in het leger te verbieden richt onze krijgsmacht de werving vooral op jongeren. In meer dan 25 scholen kunnen kinderen van 16 jaar in het middelbaar beroepsonderwijs een jaar met het leger meedraaien. Hoewel het officieel een kennismakingsjaar is en ze in principe vrije mensen zijn, worden ze gecommandeerd alsof ze echt in het leger zitten. De marine heeft het zelfs gemunt op 12-jarigen die ze in een soort zeepadvinderij willen inlijven.

Defensie heeft te maken met een schrijnend tekort aan rekruten en trekt van alles uit de kast om mensen te werven. Enerzijds worden de toelatingseisen naar beneden bijgesteld anderzijds wordt de jeugd steeds fanatieker met propaganda bestookt. In de in de grotere steden gevestigde banenwinkels en op reclameposters in bushokjes wordt het militaire leven als een groot avontuur gebracht, over de toekomstige rolstoel en grafkist voor jou en je vijand wordt niet gerept. De gemeente Amsterdam stuurt onaangepaste jongeren met de Marine op stap, het uitzendbureau Start probeert langdurig baanlozen voor het front te strikken. Vanuit de denktank Clingendael kwam zelfs de suggestie om maar huurlingen uit arme landen in te schakelen voor de 'vredeshandhaving'. Daarmee zou je verschillende problemen oplossen: voor arme sloebers is er sprake van een aanlokkelijke bijverdienste en Nederlanders kunnen zich economisch productief maken, goed voor het BNP. Voor de economie is het leger slechts! een slo kop van gemeenschapsgeld. Bovendien heb je in eigen familiekring geen slachtoffers meer te betreuren, waardoor in het oorlogstheater grotere risico's kunnen worden genomen.

Als vredesactivist kun je vanuit de luie stoel wachten tot het leger wegens leegloop wordt opgedoekt, maar waarschijnlijk droom je dan van een luchtkasteel. Wil je invloed hebben, doe iets. Kaart in de gemeentepolitiek aan dat de scholen niet gebruikt worden om kindsoldaten te kweken, start met vredesonderwijs voorzie de banenwinkels en bushokjes van wat realistischer informatie en last but not least laat kom bij de acties tegen de betrokkenheid van het leger bij de Megafestatie in Utrecht! Volgend jaar ± zelfde tijd zelfde plaats.


Geart Bosma


Posters met tegenpropaganda en meer info verkrijgbaar bij:
AMOK-Noord
Postbus 7007
9701 JA Groningen


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Onkruit Vergaat Niet! -

MEGAFRUSTRATIE TEGEN HET MILITARISME

Van zaterdag 7 juli tot zondag 15 juli was er in de Jaarbeurs de Megafestatie. Dit is een hele grote jongerenmanifestatie, gericht op jongeren tussen de 14 en 18 jaar, die worden geconfronteerd met diverse commerciële, sportieve en actieve stands. De jongeren kunnen zich hier helemaal te buiten gaan aan dansen, skaten, carten, raven, soms skiën en bungy-jumpen en ga nog maar door.

Maar niet alleen de commerciële instellingen proberen de jongeren lekker te maken voor hun producten en aanbiedingen, maar ook het leger probeert de jongeren te strikken voor een baan bij hen. Dit doen ze niet door middel van een onschuldig standje ergens op de beurs, maar op een wel zeer opdringerige wijze. Ongeveer éénderde van de Megafestatie bestaat uit defensie materieel. Daarvan is het meeste afkomstig van de landmacht, maar ook de luchtmacht en marine duiken elk jaar met steeds meer dingentjes op bij deze jongerenmanifestatie.

Onkruit Vergaat Niet! voert inmiddels al enkele jaren aktie tegen de militaire propaganda op de Megafestatie. Ze wil door middel van geweldloze, direkte akties de jongeren waarschuwen en bewust maken van de gevaren en misleiding van defensie. Dat de Megafestatie voor defensie een belangrijke wervingsplek is blijkt wel uit het feit dat defensie de helft van de jaarlijkse aanmeldingen te danken heeft aan de Megafestatie. Ze presenteren zich daar dan ook als een uiterst stoer en spannend bedrijf en zwijgen in alle talen over de oorlogsvoering en traumatische ervaringen. Daarnaast negeren ze de VN regels die kindsoldaten proberen tegen te gaan, door 16-jarigen een zogenaamd oriëntatie jaar te laten doorlopen, waarin de tieners worden opgeleid als heuse soldaten. Ze zullen er vooral niks vertellen over dat je in het leger ook wordt opgeleid voor het uitmoorden van je medemens en dat je eigenlijk staat voor het verdedigen van de economische belangen van de Westerse landen. Zeker daar waar men in NAVO verband moet optreden. Dit zijn dingen waar de jongeren pas achter komen als ze al getekend hebben en er niet meer zo makkelijk van weg kunnen lopen. Door de toenemende repressie tegen Onkruit activisten wordt het weliswaar steeds moeilijker om effectieve acties te voeren, maar de vredesactivisten laten zich niet monddood maken en gaan gewoon door met hun campagne tegen de oorlogspropaganda.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- De nieuwe huurlingen -

Arbeidsmigratie

Het tekort aan personeel voor het leger speelt in vele rijke landen. Het aantrekken van mensen uit minder welvarende landen is een heel oude oplossing. In de jaren voordat de algemene dienstplicht was ingevoerd (Frankrijk, eind achttiende eeuw), was het heel gewoon dat mensen uit arme streken zich lieten inhuren voor de strijd van anderen, in de Tachtigjarige Oorlog kwamen verreweg de meeste soldaten uit het buitenland en was geldgebrek een belangrijke reden dat de strijd enige tijd niet kon worden voortgezet. Het Franse vreemdelingenlegioen is een bekend voorbeeld van deze tijd.

In Spanje kan het leger momenteel slechts zo'n tachtig procent van haar vacatures opvullen. Ook de verlaging van de IQ-grens in 2000 voor soldaten van 90 naar 70 (zeg maar zwak begaafd) gaf geen soelaas. Nu in 2001 heeft men daar haar oog laten vallen op de mensen in Latijns Amerika van Spaanse afkomst die ook vaak Spaans als tweede nationaliteit hebben. Enige honderden Uruguayanen zijn reeds in Spanje aangekomen. In Argentinië, Colombia en Chili hebben de folders van het Spaanse leger ook doel getroffen (Trouw, juni 2001).

Voor het Nederlandse leger is er het perspectief van de vele Nederlanders van Turkse afkomst die niet in het Turkse leger willen. Een regeling met Turkije zou kunnen zorgen dat zij in het Nederlandse leger gaan dienen en dat zij dan niet meer in het Turkse leger moeten, al dan niet onder overhandiging van een zak geld. Daarnaast zou men ook haar oog kunnen laten vallen op de medelanders uit de Antillen, die anders wellicht uit zichzelf naar Nederland komen om te ontsnappen uit hun weinig perspectiefvolle situatie.

Inkrimping van het leger en het realiseren van perspectieven voor de mensen in die regio's waar dat nodig is lijkt een veel zinvollere bijdrage aan een veilige toekomst. Geld speelt daarbij geen grote rol want een leger is duur, opbouwwerk is veel goedkoper en kan in de toekomst een aardig rendement opleveren.


Egbert Wever


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Volkel -

VOLKEL-RECHTZAKEN

Op 13 en 20 juni jl stonden zo'n 25 personen voor de rechter in Den Bosch om zich te verantwoorden voor acties tegen de kernwapens op Volkel. Het ging daarbij onder meer om een bezetting van het dak van een Amerikaans gebouw op de basis, wildkamperen, bezetting van het dak van een F16-shelter met een kernwapen eronder, een actie tijdens het Kerstvredesaktiekamp 2000 en verschillende burgerinspecties. Voor dit laatste moest onder andere GroenLinks Tweede Kamerlid Tom Pitstra voorkomen.

Een inmiddels bekend ritueel speelde zich af. De verdediging door de advocaten Erik Hummels en Nico Steijnen, met ondersteuning van deskundige Meindert Stelling toonde uitvoerig en goed onderbouwd aan dat de opslag van kernwapens op Volkel illegaal is en dat in actie komen hiertegen een plicht, althans volgens de Neurenberg-principes, maar zeker een recht is. Ook de activisten zelf legden indrukwekkende verklaringen af over de immoraliteit en het gevaar van kernwapens en de persoonlijke motieven om hiertegen in verzet te komen. De officier van justitie beantwoordde daarna die hele verdediging in een paar zinnen onder het motto 'met internationaal recht heb ik niks te maken, jullie zijn gewoon schuldig (en bovendien ergernis veroorzakende grappenmakers)' en krijgt vervolgens gelijk van de rechter.

Wraking

Op 13 juni kwam het zover echter niet, omdat alle verdachten de rechter wraakten wegens haar gebrek aan onpartijdigheid. Zo weigerde ze er bij het Openbaar Ministerie (OM) op aan te dringen nu eindelijk eens duidelijk te maken wat hun standpunt met betrekking tot de inzet van kernwapens is. Vinden zij dit nu wel of niet onrechtmatig? Zolang dit standpunt van het OM niet bekend is, weet de verdediging van activisten al helemaal niet waar ze op moet reageren. Het wrakingsverzoek moet nu eerst voor een aparte wrakingskamer van de rechtbank komen, die gaat beslissen of deze rechter wel of niet van de zaak gehaald gaat worden.
Op 20 juni kwam de rechtzaak wel tot een einde. De rechter, die zijn waardering uitspraak voor de motieven van de activisten, legde voor acties op de Vliegbasis veel lagere boetes op dan de officier van justitie geëist had (ƒ 90 in plaats van 500 gulden voor het betreden van verboden terrein). Voor de aanklacht 'recreatief nachtgebruik' (wildkamperen) op het terrein van Atoomvrijstaat in de bossen vlakbij de basis sprak hij iedereen vrij. Volgens hem was er geen sprake van 'recreatief' gebruik, maar moest de aanwezigheid op het kampje, waaronder het slapen, gezien worden als een op zichzelf staand legitiem actiemiddel. Op zich een sympathieke houding, maar tegelijkertijd weigerde ook hij weer te erkennen dat de opslag van kernwapens en het Nederlandse kernwapenbeleid in het algemeen illegaal zijn.
Ondanks deze teleurstellende uitspraken, leverden deze beide rechtzaken wel een nieuwe vraag op: hoe zit het nu eigenlijk met die Amerikaanse aanwezigheid op Volkel? Is een deel van de basis misschien Amerikaans grondgebied en wat zijn de bevoegdheden van Amerikaanse militairen eigenlijk?
Een goed antwoord op deze vragen is zowel voor de acties op zich als voor de rechtzaken daarna belangrijk. Zijn er gebieden op vliegbasis Volkel waar Amerikanen mensen aan mogen houden (en Nederlanders dan misschien wel niet)? En mogen ze daarbij geweld gebruiken? Als je een gebouwtje van de Amerikanen binnenwandelt en opeens oog in oog staat met een bord waarop staat deadly force authorized (dodelijk geweld toegestaan) wanneer je verder probeert binnen te komen, zou je denken van wel. Als dat dan inderdaad zo is, dan zou dat toch ooit door het parlement besproken moeten zijn, of is ook dat weer geheim? Het laatste mag overigens niet, want zulke bepalingen wijken af van de grondwet en moeten daarom goedgekeurd worden door het parlement (met een tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen). Het is echter niet onwaarschijnlijk dat de regering zich van zo'n wet niets aangetrokken heeft en dit toch in het geheim geregeld heeft.

Juridische bevoegdheid

Voor wat betreft rechtzaken, geldt dat als er inderdaad Amerikaans grondgebied op Volkel is en activisten daar worden aangehouden, de Nederlandse rechter waarschijnlijk niet bevoegd is in deze zaken. Deze vraag naar de bevoegdheid van de rechter kwam ook al aan de orde in de zaak van 20 juni. Op de dagvaardingen van een aantal activisten stond namelijk dat zij op Amerikaans grondgebied waren aangehouden. De rechter wist ook niet wat hij met dit probleem aanmoest en omzeilde de vraag door te stellen dat in ieder geval een deel van het verboden terrein dat ze betreden hadden Nederlands grondgebied was en dat hij dus wel bevoegd was. Een volgende keer moet er echter misschien wel een Amerikaanse rechter ingevlogen worden.


Mark Akkermans

Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Volkel -

Wat ligt er op Volkel?

Dat er kernwapens op Volkel liggen is wel duidelijk, maar niet hoe hun opslag, beveiliging en gebruik zijn geregeld. Mark Akkermans zocht het uit.

De Amerikaanse kernwapens op Europese luchtmachtbases liggen opgeslagen in speciale 'kluizen' (WS3-vaults in het jargon), die zijn aangebracht onder vliegtuighangars. Op Volkel gaat het om 11 kluizen onder F16-hangars, die klaar waren op 13 september 1991. Uit papieren en kaarten die de afgelopen jaren bij burgerinspecties boven water zijn gekomen, kan de plaats van acht van deze kluizen bepaald worden. Ze zijn gebouwd onder de F16-hangars met de nummers 515, 516, 518, 524, 532, 538, 539 en 540 op de kaart. In enkele van deze hangars werden tijdens een Defense Nuclear Surety Inspection van 18 tot 25 november 1996 bij de controle van het Lightning Protection System enkele fouten ontdekt.

Dertig minuten

Het totale WS3-systeem bestaat uit vijf componenten: de Weapon Storage Vault (de eigenlijke kluis), de Communications, Command and Control (C3) functional area, de Assessment functional area, de Code Transfer and Storage functional area en de Voice Communication functional area.
De daadwerkelijke kluis is geïnstalleerd in beton en bevat sensoren om onbevoegde pogingen er binnen te dringen te detecteren. Het C3-subsysteem zorgt voor de communicatie en weergave van informatie over de status van de kluis naar zowel lokale monitoring voorzieningen (LMF, Primary Console Equipment Group) als voorzieningen elders (RMF, Redundant Console Equipment Group). De Assessment area bestaat uit gesloten tv-circuits waarmee de buitenkant van de kluis alsmede het controlepaneel van de PAS door de LMF in de gaten gehouden kan worden. Er kan automatisch worden overgeschakeld naar camera's waarvan alarmsignalen zijn ontvangen.
De WS3-kluizen worden geacht minimaal 30 minuten weerstand te kunnen bieden tegen de meest verfijnde aanvallen om er binnen te komen. Het vliegen over het gebied waar de kluizen gevestigd zijn, dient beperkt te worden.

Beveiliging

De beveiliging van de kernwapens op Volkel en het gebied waarin ze zich bevinden wordt uitgebreid beschreven in het Nuclear surety weapons safety lesson plan dat bij een burgerinspectie op 27 november 1999 in beslag is genomen door Onkruit.
De kernwapens zijn officiëel in bewaring van de Verenigde Staten, totdat de order tot gebruik ervan wordt gegeven. Dit moet ook wel, want als ze bezit zouden worden van Nederland dan zou het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) worden overtreden. Op het moment dat zo'n order wordt gegeven door de opperbevelhebber van de NAVO-strijdkrachten in Europa (SACEUR, altijd een Amerikaan) of de Amerikaanse Commandant in Europa (USCINCEUR), nadat de beslissing tot inzet van kernwapens in eerste instantie is genomen door de President van de Verenigde Staten, worden de kernwapens vrijgegeven voor gebruik door Nederlandse piloten. Daarmee vindt een overtreding van het NPV plaats, hoewel dit ten stelligste wordt ontkend door zowel de Nederlandse als de Amerikaanse regering. Minister van Aartsen van Buitenlandse Zaken is daarbij ook nog van mening dat het NPV ook in oorlogstijd geldig blijft en dat hieraan keurig voldaan zal worden bij de eventuele inzet van kernwapens.

De plaats waar een kernwapen ligt opgeslagen wordt een Vault Storage Area (VSA) genoemd. Dit is een vorm van een Limited Area, een gebied met één toegangscontrolepunt (Entry Control Point, ECP), waar iedereen die het gebied wil betreden langs moet. Binnen de VSA bevinden zich één of meer No-Lone Zones en/of Exclusion Areas. Een No-Lone Zone is een gebied waarbinnen zich zogenaamde kritische componenten (critical components) bevinden, die zijn onderdeel van een kernwapensystemen die, wanneer er mee geknoeid wordt, kunnen resulteren in of kunnen bijdragen aan het in werking stellen van een F16 met een kernwapen of het richten van een kernwapen op een andere dan het geplande doel. Kritische componenten zijn als zodanig gemerkt.
In de Exclusion Area ligt het kernwapen zelf. In deze area geldt, evenals in de No-Lone Zone, het Two-Person Concept. Dit houdt in dat het verboden is dat één individu toegang krijgt tot het kernwapen. Er moeten altijd minstens twee bevoegde personen aanwezig zijn, die in staat zijn een incorrecte daad of onbevoegde procedure met betrekking tot de uit te voeren taak te herkennen.

De toegang tot de Exclusion Areas en No-Lone Zones wordt gecontroleerd door Amerikaans personeel. Het recht op toegang wordt toegekend door personeel dat op de Sole Vouching Authority List staat, daarbij gaat het om één persoon per area/zone. Personen die bevoegd zijn zo'n area of zone te betreden staan op de Entry Authority List (EAL). Deze lijst wordt bewaard door de persoon die de toegang controleert bij het Entry Control Point. Piloten van de Nederlandse Luchtmacht staan op de Pilot EAL. Tenslotte is er nog de Weapons Access List (WAL), waarop het personeel staat dat bevoegd is kernwapenkluizen te openen en te sluiten, dus daadwerkelijk bij het wapen te komen.

De basispas van Volkel heeft (of had in ieder geval in 1994) twee onderscheidende tekens waarop de toegangscontroleurs moesten letten. De eerste is de kleur van de pas die de security clearance bepaalt: Rood (Cosmic Top Secret), Geel (NATO Secret) of Wit (geen 'security clearance' of recreatiepas). De tweede zijn de genummerde gebieden die het gebied van de basis aangeeft dat de houder kan betreden zonder escorte. Bezoekers hebben een rode badge met een grote B erop.
Personen die betrokken zijn bij handelingen met kernwapens, moeten ten minste een 'secret clearance' hebben als ze Amerikaans zijn, of het NAVO-equivalent als ze niet-Amerikaans zijn. Daarnaast moeten ze specifiek de bevoegdheid tot toegang gekregen hebben. Om een Vault Storage Area (het ruimere gebied rond een kernwapen, mogelijk de hangar) te betreden moet een persoon in het bezit zijn van een geldige basispas met het nummer 7 open of onder geldige escorte staan.
Er zijn grenzen (afscheidingen) ingesteld om het gebied waar kernwapens liggen. Om onbevoegde toegang in deze gebieden te voorkomen zijn maatregelen ingesteld. Als er een incorrecte of ongeautoriseerde procedure is gedetecteerd, moet één van de volgende acties worden ondernomen:

Terrorisme

In het Lesson plan wordt ook melding gemaakt van de mogelijkheid van terrorisme: "Elke dag bij de MUNSS bestaat de mogelijkheid van een aanval, hoe onwaarschijnlijk ook. De aard van onze missie maakt ons doel voor terroristische aanvallen of andere subversieve activiteiten. Het doel van het in stand houden van een low profile is aandacht voor het feit dat er Amerikanen op Vliegbasis Volkel zijn te vermijden. Terrorisme is elke daad die uitgevoerd wordt om vernieling van goederen, moord of geweld voor politieke doeleinden te veroorzaken. Deze akties kunnen uitgevoerd worden door een paramilitaire organisatie of een terroristische factie. De doelen van terrorisme zijn: reclame voor een groep, afdwingen van losgeld, verkrijgen van wapens, vrijlating van politieke gevangen of aanmoediging van politieke onrust. Tot nu toe (1994) zijn er geen directe daden van terrorisme op Vliegbasis Volkel geweest. Dit betekent niet dat we ons schild kunnen laten zakken, houd er ook rekening mee dat lokale demonstraties gewelddadig kunnen worden."

Kernwapens

De Amerikaanse kernwapens die in het kader van de NAVO buiten de Verenigde Staten zijn gestationeerd zijn van het type B61 en wel de B61-3, de B61-4 en de B61-10. Het is (nog) niet bekend welke soort(en) hiervan op Volkel zijn geplaatst.
Dit zijn allemaal tactische kernwapens, met een kracht die kan variëren van 0,3 tot 170 kiloton (ter vergelijking: de atoombom die op Hiroshima werd gegooid had een kracht van 12 kiloton). De kracht van het wapen kan ter plekke worden ingesteld, door middel van een schakelaar op het wapen (het zogenaamde dail-a-yield of DAY-systeem). De lengte van een B61-bom is ongeveer 3,6 meter en het gewicht is ongeveer 320 kilo. De bom bevat naast plutonium ook uranium en kan gebruikt worden voor zowel ontploffingen in de lucht (meer fall-out) als bij contact met de grond (meer directe schade). Hij kan worden gevlogen door verschillende vliegtuigen, waaronder F16's zoals die op Volkel te vinden zijn. Bij deze F16's kunnen de kernbommen gedragen worden op vier 'pilaren' (pylons) die onder de vleugels gemonteerd zijn en op een 'pilaar' die gemonteerd is op de romp van het vliegtuig. Ze kunnen worden afgeworpen aan een parachute.

Handelingen met kernwapens

Het is bijna onmogelijk dat een kernwapen 'zomaar' afgaat. Sinds de jaren '60 zijn kernwapens namelijk uitgerust met het zogenaamde Permissive Action Link (PAL-)systeem. Dit houdt in dat een kernwapen pas gebruikt kan worden nadat een geheime numerieke code is ingetoetst, die in handen van het Amerikaanse opperbevel is. Deze code wordt pas vrijgegeven op het moment dat besloten wordt dat kernwapens ingezet kunnen gaan worden.
Onderhoud van kernwapens mag alleen uitgevoerd worden door bevoegd personeel van de Amerikaanse luchtmacht. Grootschalig onderhoud moet uitgevoerd worden met behulp van een speciale wapenonderhoudstruck (Weapon Maintenance Truck, WMT). Voordat een kluis met een kernwapen in de PAS naar boven gehaald mag worden en geopend mag worden, moet aan een aantal vereisten zijn voldaan met betrekking tot veiligheid. Overigens is het de bedoeling dat er zo weinig mogelijk met de kernwapens zelf gewerkt wordt en dat de kluizen gewoon gesloten ondergronds blijven.
Het vervoeren van kernwapens gebeurt door de Prime Nuclear Airlift Force (PNAF). Bij het vervoer kunnen de wapens tijdelijk worden opgeslagen in een Safe Haven, in door het Ministerie van Energie (VS) geclassificeerde ladingvervoerders bij voorzieningen van het Ministerie van Defensie (VS). Het is waarschijnlijk dat de kernwapens op Volkel af en toe vervangen worden, waarbij er dus luchttransport tussen Volkel en de Verenigde Staten plaatsvindt.
Bij vervoer van kritische componenten of andere nucleaire verplaatsingen geldt de zogenaamde Type I-veiligheid, die bestaat uit meerdere gewapende bewakers, K9 en 50 kaliber machinegeweren. Bij vervoer van componenten met een beperkte levensduur of andere verplaatsingen met een lage prioriteit geldt de Type II-veiligheid, bestaande uit een gewapende bewaker.
Er mag niet getraind worden met kernwapens, maar ze mogen wel gebruikt worden in speciale oefeningen, wanneer de SACEUR daar toestemming voor geeft.

Ongelukken

Hoewel het daadwerkelijk afgaan van een kernwapen bij een ongeluk zeer onwaarschijnlijk is, ten gevolge van het al beschreven PAL-systeem en andere veiligheidsvoorzieningen, kunnen er wel kleinere of grotere ongelukken gebeuren. In het verleden zijn die op Volkel ook wel voorgekomen, zoals in het Lessons Plan beschreven staat: een medewerker op sterke medicatie veroorzaakte bijvoorbeeld grote schade aan een wapensysteem door concentratieverlies en er is ooit een kernwapen verkeerd onder een vliegtuig gehangen, waarna deze op startbaan viel en de huls barstte. "Het is eerder gebeurd en het kan weer gebeuren. Wees alsjeblieft niet degene die de fatale fout ten gevolge van onoplettendheid maakt," wordt er vervolgens aan toegevoegd. Eerder werd al gesteld dat "het verlies (= de dood) van onze bondgenoten door een ongeluk en de capaciteit om deze unit en andere soortgelijke units in stand te houden, de effectiviteit van de Europese afschrikkingskracht in hoge mate zou reduceren."!


Mark Akkermans

(Lezers die belangstelling hebben voor een volledig geannoteerde versie, met 20 voetnoten, van dit artikel kunnen dit via het redactieadres bestellen.)


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Inlichtingendiensten -

BVD en Tweede Kamer begraven IRT-enquete

Ongetwijfeld met pretogen lopen de BVD'ers dezer dagen rond in hun hoofdkwartier. Zonder enige rimpeling, zonder gedoe in de Tweede Kamer, zonder last van de pers, laat staan van activisten is het hun de afgelopen maanden gelukt de weeffoutjes van de jaren negentig te herstellen. Wat heet herstellen; de BVD wordt groter, sterker en bevoegder dan ooit.
De volle omvang van deze landslide-victory van de afgelopen maanden, eufemistisch wel eens 'de BVD krijgt een nieuwe wet' genoemd, moet nog doordringen. Of is, zoals vanouds, weer niemand in de BVD geïnteresseerd?

De jaren negentig waren niet prettig voor onze vaderlandse under cover-helden. Amper bekomen van het wegvallen van de vertrouwde vijand werd in 1993 door een uitspraak onder het Europese Hof in Straatsburg de wettelijke grondslag onder de BVD vandaan geslagen. In 1994 nam tot overmaat van ramp de Raad van State die uitspraak over. Dit had twee gevolgen: er moest als de wiedeweerga een reparatiewet komen en inzages in BVD-dossiers werden per direct mogelijk.
Met name die inzages maakte de BVD internationaal tot de risee. Hoe leg je bij de borrel uit dat ja als geheime dienst opening van zaken geeft? Maar het kan erger. Ook in 1994 wordt de gehate, maar dit terzijde, zusterdienst IDB (Inlichtingendienst Buitenland) wegens corruptie door Lubbers opgeheven; en verder ontneemt Van Traa in 1996 aan politie en justitie stapels leuk speelgoed.

U zeggen

En nu, na onvoorstelbare smijtpartijen tussen onder meer Binnenlandse Zaken, Justitie, Rijksarchief enerzijds en de BVD anderzijds is er dan, na bijna zes jaar vertraging, onder de slimme leiding van de stijve Van Hulst, de reparatiewet: een resultaat om U tegen te zeggen.
De BVD krijgt in de nieuwe wet een bijna niet te volgen uitbreiding van bevoegdheden, onder meer alles wat Van Traa de politie ontnam, alles dat technisch voorstelbaar is op het gebied van informatie en communicatie technologie, zelfs het briefgeheim sneuvelt. En verder krijgt de BVD een afdeling buitenland, die nu al, voor oprichting en legalisering, groter is dan de IDB ooit was. En tot slot worden de parlementaire en rechterlijke controle nog verder verlaagd tot franje. Nagenoeg niemand problematiseert dit alles.

Geheime politie

Van al die bevoegdheden en middelen, bijvoorbeeld uitbundig afluisteren, volgen, inzet infiltranten, monitoren internetgebruik, tappen/traceren van gsm's, richtmicrofoons, enz. vonden we sinds Van Traa nu juist dat zelfs de politie er niet over mag beschikken. In de uitspraak van 1993 van Straatsburg staat al dat dit soort middelen alleen dan toelaatbaar zijn als per middel aangegeven is in welke gevallen het gebruikt mag worden; bovendien moet er een volwaardige gang naar de rechter zijn. Niets van dat al in de nieuwe wet. Kortom deze reparatiewet repareert niet en kan dus simpel weer stukgeprocedeerd worden. Dat kost een jaar of 6, maar goed.
Intussen zitten we met een BVD die steeds meer aandacht voor criminaliteit en georganiseerde misdaad ontwikkelt, die opgetuigd wordt met allerlei pro-actieve middelen en bevoegdheden met daarop minder controle dan bij de politie, en waarvan de top intussen voor een deel uit mensen uit politie- en justitiekringen is gaan bestaan. Anders gezegd Nederland heeft een inlichtingen- en veiligheidsdienst die met goed recht geheime politie genoemd mag worden. Gelukkig leert de geschiedenis dat daar waar politie en BVD samen komen er ruzie zal ontstaan. De BVD kan die toekomstige ruzies nu sterker in dan ooit, vooral omdat ze beschikt over allerlei speelgoed dat de politie node mist. Het gevecht om de macht in de pro-actieve opsporing kan losbranden.

Overkant van de straat

En die afdeling buitenland? Tsja, vooral de link naar economische spionage maakt dat dit een welhaast sexy onderwerp wordt in de BVD-familie. Met graagte legitimeert de pers door haar oppervlakkigheid dit nieuwe speeltje. Geen moment aandacht voor de gronden voor en motivering bij de opheffing van voorganger IDB. Lubbers zei in 1994 nog dat we hebben geen buitenlandse spionage meer nodig. Wat is er sindsdien zo verslechterd dat er nu een afdeling buitenland komt met uiteindelijk tegen de 100 mensen. De IDB was bij opheffing 28 mensen groot?
À propos, 'bij de BVD' is niet helemaal waar. De afdeling buitenland zit organiek wel bij de BVD, maar krijgt een nieuw gebouw aan de overkant van de straat en valt rechtstreeks onder de premier. Net als de opgeheven IDB.

Disloyaal

Is het dan allemaal euforie bij de BVD. Nee, de meer in de schaduw opererende MID (Militaire Inlichtingendienst) heeft uitgerekend nu, beslist dat antimilitaristen ook toegang tot hun dossiers moeten krijgen. Eenheid van recht brengt dan met zich mee dat Van Hulst nu honderden zaken zal moeten herzien.
Waarom de MID uitgerekend nu zo disloyaal kon zijn? We zullen het nooit weten. Feit is dat de hoogstgeplaatste BVD'er binnen de MID, plaatsvervangend hoofd MID Wielinga, een klein jaar geleden het veld moest ruimen: uitgegleden op Srebrenica, Dutchbat en een Arische motorclub.


Roger Vleugels


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Raketschild -

De moderne hoplieten

Begin juni legde President Bush zijn eerste bezoek aan Europa af. Een belangrijk deel van de discussie met zijn gastheren en rivalen bestond uit debatten over het nut en onnut van de Amerikaanse plannen om een anti-raketschild aan te leggen. De verwarring over de aard van dat programma, tussen de politici onderling en in de media zal vermoedelijk blijven bestaan. Die misverstanden betreffen vooral de omvang en bedoelingen van het project.

Veel van het Europese publieke debat gaat over het (national) missile defence plan, bedoeld om boven Noord-Amerika een schild aan te leggen en eventueel uit te breiden met Europa en wellicht ooit Rusland. Daarmee wordt de onderschepping van intercontinentale raketten beoogd. Invoering van een uitgebreid systeem van zulke raketten zou de amendering of afschaffing van het door de VS en de toenmalige Sovjet-Unie afgesloten anti-raket verdrag (ABM-verdrag) vereisen, waarin het aantal antiraketsystemen wordt ingeperkt en een nationaal schild verboden wordt. President Bush heeft herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat hij bereid is om, weliswaar na consultatie met Rusland en de bondgenoten, de Verenigde Staten terug te trekken uit het verdrag.
Minister van defensie Rumsfeld verklaarde op de NAVO-ministerraad in Brussel dat de bouw van een anti-raketschild zou worden voortgezet. De Russische minister Ivanov van buitenlandse zaken verklaarde begin juni dat zijn regering nog steeds tegen aantasting van het ABM-verdrag is. President Chirac en kanselier Schröder riepen op 12 juni in Frankfurt op tot versterking van diplomatieke initiatieven als alternatief voor het Amerikaanse plan.

Onderdeel van groot plan

Het is deze controverse die de meeste aandacht in de media gekregen heeft. Alle Amerikaanse proeven zijn tot nog toe echter mislukt of zo kunstmatig in elkaar gezet dat ze geen realiteitswaarde hebben. Deze mislukkingen vormden de voornaamste reden voor het binnenlandse Amerikaanse verzet tegen het miljarden verslindende programma. Volgens een schatting van het Amerikaanse Center for Defense Information komen de totale kosten op een bedrag tussen de 60 en 100 miljard dollar de komende tien jaar. Het is dan ook niet verrassend dat er stemmen in het Amerikaanse Congres opgaan om de Europeanen mee te laten betalen. In het komende begrotingsjaar wordt het complete strategische concept van de Amerikaanse strijdkrachten herzien en dat betekent grote concurrentie tussen gevestigde belangen in het Pentagon en hun industriële partners, en de revolutionaire planners die door minister Rumsfeld zijn aangesteld om de omwenteling te bewerkstelligen.
Die plannen omhelzen veel meer dan de dure droom van een anti-raketschild tegen intercontinentale raketten boven Noord-Amerika, zoals het jarenlang is voorgesteld. In een recente toespraak in Den Haag beschreef de plaatsvervangende directeur van de Ballistic Missile Defense Organisation van het Pentagon, Dr. David Martin, de NMD-afweersystemen als componenten van een veel groter geheel.

Europees rakettenschild

Naast de eerder genoemde categorie van anti-intercontinentale raketten gaat het ook om Theatre Missile Defence (TMD), onderscheppingssystemen bedoeld om middellange en korte afstandraketten (wellicht bewapend met biologische, chemische of kernkoppen) neer te halen. Zo zouden Westerse interventiemachten zoals die in de Golfoorlog werden uitgezonden, of delen van het NAVO-grondgebied, beschermd kunnen worden. De TMD-systemen zijn al veel verder ontwikkeld dan de NMD-systemen. Onder deze noemer vallen een hele reeks onderscheppingsraketten die op verschillende hoogtes en met uiteenlopend bereik vijandelijke raketten kunnen onderscheppen. Een sub-variant bestaat uit de boost phase systems, bedoeld om opstijgende aanvallende raketten te onderscheppen kort na de lancering. In Nederland zijn de afgelopen vijf jaar uitgebreide oefeningen gehouden met de Patriot PAC3-onderscheppingsraketten onder de naam Joint Project Optic Windmill. Deze worden samen met Duitsland en de VS uitgevoerd. Andere landencombinaties binnen de NAVO werken aan de ontwikkeling van hun eigen antiraketsystemen.
Door de TMD-systemen te combineren ontstaat de mogelijkheid om een Europees schild aan te leggen, European Missile Defence. De NAVO zelf heeft net een contract voor het onderzoeken van de mogelijkheden van de aanleg van een anti-raketschild toegewezen aan twee consortia waar ook het Nederlandse onderzoeksinstituut TNO en het bedrijf Stork Aerospace deel van uitmaken [zie Rubriek Wapenhandel in dit nummer van VD AMOK - Redactie].

Ruimteoorlog

De tweede component waar nauwelijks over gediscussieerd wordt is het programma voor een ruimteoorlog van de VS, waaraan jaarlijks acht miljard dollar van de 310 miljard dollar omvattende defensiebegroting aan wordt besteed. De miljardenbegroting voor de waarnemingssatellieten vallen hier buiten. Het gaat om systemen die worden ontwikkeld met als doel raketten op het hoogste punt van hun baan in de ruimte te onderscheppen. Ook hier loopt de technische ontwikkeling ver achter de wensen aan, ondanks een onderzoeksgeschiedenis die haar oorsprong vindt ver voor de Star Wars-plannen van president Reagan uit 1983. Desalniettemin worden deze programma's niet alleen voortgezet, maar ook uitgewerkt als operationeel concept. Zo bestaat er al jaren een krijgsmacht onderdeel in de VS waaronder deze zaken vallen, het Space Command. Sinds kort zijn de verschillende organen die onderzoek doen naar en operationele concepten ontwikkelen voor oorlogvoering in de ruimte verenigd onder één bevel. Pikant detail is dat het advies hiervoor afkomstig was van een commissie die door minister van defensie Rumsfeld in een eerder stadium zelf werd voorgezeten. China heeft in de ontwapeningsconferentie in Genève een voorstel ingediend om het in de ruimte plaatsen van zulke wapens te verbieden.

Belang bij verdragen

Nu is het zo dat er bijzonder veel kritiek is op deze plannen, en niet alleen uit Russische, Chinese en Europese hoek, maar ook binnen de VS zelf. Senator Daschle, de nieuwe meerderheidsleider in het Senaat verklaarde kort na de jongste NAVO-raad dat hij bezorgd was over de plannen van President Bush om het anti-raketschild zonder afdoende testprogramma versneld te plaatsen. Opvallend was dat het hem niet te doen was om het concept zelf, maar om de verspilling van financiële middelen. Het onderzoek moet dan ook volgens de Democraten gewoon doorgaan.
Daarmee werd duidelijk dat de internationale politieke consequenties van de aanleg van het schild, namelijk het verlaten van het moeizaam opgebouwde systeem van internationale veiligheidsverdragen waarin de kernwapenwedloop enigszins in de hand werd gehouden, van veel minder belang is voor de Amerikaanse politiek dan vroeger. Dit is van enig belang aangezien er nog steeds duizenden kernwapens gebruiksklaar worden gehouden voor een kernoorlog. De logische consequentie van het Amerikaanse unilateralisme is dan ook dat het systeem van veiligheidsverdragen verlaten wordt als de Amerikaanse regering het als strijdig beschouwt met de Amerikaanse belangen. Dit was al het geval bij het blokkeren van de ratificatie van het verdrag tegen proeven met kernwapens en het START II-verdrag in het Amerikaanse Senaat. Aangezien het protocol voor het verdrag tegen biologische wapens ook al op de helling staat door Amerikaanse tegenwerking is het nauwelijks verrassend dat het ABM-verdrag ook eventueel zal worden opgezegd.

Militair-industrieel complex

Het programma voor de uitbouw van het schild wordt voortgezet, ondanks het evidente gegeven dat er aanzienlijk eenvoudiger overdrachtsystemen bestaan om massavernietigingswapens naar het grondgebied van de continentale Verenigde Staten over te brengen. De risico's van een massavernietigingswapen in een schip in de haven van New York of een vrachtwagen over de Canadese grens zijn al vaak genoemd. Een belangrijke vraag voor de vorming van de publieke opinie is dan ook waarom ondanks de ongunstige verhouding tussen de kosten en de opbrengst van het onderzoekprogramma de plannen toch worden doorgezet? Er kunnen immers vele vliegdekschepen worden aangeschaft en meerdere luchtmobiele divisies worden uitgerust met deze financiële middelen.
Een eerste antwoord is een oud, maar daarom niet minder juiste duiding van de problematiek. De verwevenheid van de militaire industrie en de politieke besluitvorming in het Amerikaanse politieke bestel maakt het juist bijzonder aantrekkelijk om grote bewapeningsprogramma's te handhaven en uit te bouwen. Vanuit dat militair-industriële complex worden verkiezingscampagnes meegefinancierd en een uitgebreid lobbyapparaat in Washington onderhouden. Het is voor deze lobbies van groot belang om de externe dreigingen voor de Amerikaanse burger zoveel mogelijk te overdrijven om de immense uitgaven, noodzakelijk voor nieuwe wapenprogramma's, aanvaardbaar te maken. De gecombineerde NMD-TMD investeringen zorgen nog tientallen jaren voor werkgelegenheid in grote delen van de VS en vermoedelijk straks ook in Europa. Daarmee wordt de invloed van deze lobby voor onbepaalde tijd verankerd in de politiek van een groot aantal landen.
Voor de hand ligt ook het gebruik van het raketschildprogramma als politiek-economisch wapen in de internationale politiek. Invoering van het schild dwingt potentiële tegenstanders tot hogere uitgaven als ze proberen methodes te ontwikkelen om het schild te omzeilen. Volgens die gedachtengang kan een nieuwe wapenwedloop gebruikt worden om rivalen van de VS die zich niet in de politieke doelstellingen van dat land kunnen vinden, tot andere gedachten te brengen. Het alternatief is immers een wapenwedloop die hun economie ruïneert en daarmee alle andere beleidsdoelen ondermijnt.

Offensief schild

Maar er is nog een mogelijke verklaring die het doorzetten van de schildplannen enigszins verklaart. Een schild is niet alleen een defensief wapen, als het gecombineerd wordt met een offensief systeem. President Bush heeft weliswaar gesteld dat de aantallen strategische Amerikaanse kernwapens drastisch verminderd kunnen worden, maar niet tot het nulpunt. De Quadrennial Defense Review, een alomvattende evaluatie van het Amerikaanse defensiebeleid, waar een herziening van het nucleaire beleid (de Nuclear Posture Review) deel van uitmaakt, wordt eind dit jaar aan het Congres gepresenteerd. Deze langetermijnplannen voorzien in verandering van de strategische basisconcepten voor de Amerikaanse oorlogsplannen. Daarin wordt voorzien in het uitbouwen van de mogelijkheden om in de vierde dimensie, de ruimte, oorlog te voeren en om dit op grote afstand van de te bestoken doelen te doen. Daarbij wordt het gebruik van kernwapens geenszins uitgesloten. De Amerikaanse luchtmacht overweegt invoering van een opvolger voor de Minuteman III intercontinentale raket. Bovendien worden nieuwe types mini-kernwapens ontwikkeld waardoor de grens tussen een nucleaire en een conventionele oorlog vervaagt. In zo'n concept past een antiraketschild alleen op een manier. Zoals dat door de hopliet in de Griekse oudheid werd gebruikt als deel van zijn uitrusting, om de klappen van de tegenstander tegen te houden terwijl het eigen zwaard en speer hun offensieve werk doen. De geleidelijke verschuiving van de Europese politiek in de richting van de Amerikaanse plannen wordt dan ook door de rest van de wereld niet gezien als een defensieve ontwikkeling, maar een offensieve die tot een nieuwe wapenwedloop zal leiden, met als logisch gevolg een toegenomen kans op oorlog.


Karel Koster


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Toen en nu -

Meer braaf dan rebel

Na de grote vredesdemonstraties groeiden in de tweede helft van de jaren tachtig de vredesgroepen uit elkaar. Jan ter Laak maakte zowel de groei als het uiteengaan actief mee.

De late jaren zeventig en vooral de eerste helft van de jaren tachtig van de twintigste eeuw waren de gloriejaren van de Nederlandse vredesbeweging. Honderdduizenden liepen uit naar Amsterdam (1981) en Den Haag (1983), drie-en-een-half miljoen handtekeningen werden gezet onder het Volkspetitionnement tegen het besluit van het kabinet Lubbers om ook in Nederland kruisraketten te plaatsen (1985). De mobilisatie van de massa was ingezet door het Interkerkelijk Vredesberaad, met de Vredesweken en de campagne 'De kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland', en het comité 'Stop de N-bom'. Religieus, pacifistisch en politiek geïnspireerde vredesactivisten vonden elkaar in het Komitee Kruisraketten Nee (KKN). Maar na het Volkspetitionnement ontstond een breuk. Een aantal groepen wilden radicalere acties, IKV en Pax Christi kozen een andere benadering.
Jan ter Laak was als algemeen secretaris van Pax Christi Nederland nauw bij de ontmanteling van het KKN betrokken. "Ik heb daar zelf altijd dubbele gevoelens over gehad. Ik merkte dat mensen als Maarten van Traa (toen buitenlandsecretaris van de PvdA) eigenlijk wilden, dat het Komitee Kruisraketten Nee openlijk stelling zou nemen en zou zeggen, dat de PvdA de enige keus was voor mensen, die de plaatsing van kruisraketten alsnog tegen wilden houden. En ik wist dat zo'n stellingname Pax Christi, en het IKV ook trouwens, kapot kon maken. En ik was eigenlijk blij toen ik merkte, dat ook de FNV met dat probleem zat."
Hij legt uit dat in de lekenorganisatie Pax Christi leden van de kerkelijke hiërarchie (priesters en ook bisschoppen) in principe een gelijkwaardige positie hebben. Maar om haar katholieke karaker en haar verbondenheid met de katholieke kerk te onderstrepen wordt als voorzitter bij voorkeur een van de bisschoppen gekozen. Omwille van die band kan Pax Christi in het openbaar geen al te radicale standpunten innemen.
De katholieke vredesbeweging Pax Christi is na de Tweede Wereldoorlog ontstaan. Als verzoeningsbeweging, zegt Ter Laak: "Eigenlijk op twee fronten: als verzoeningsbeweging tussen Duitsers en Fransen, maar ook een beetje tussen de Katholieke Kerk en het Jodendom, omdat er toch wel schaamte was over de positie van de Katholieke Kerk in de Tweede Wereldoorlog en daarvoor...."

STASI-dossier

Hij geeft het voorbeeld ook als achtergrond voor de uiteindelijke breuk tussen IKV en Pax Christi en de kleinere radicale vredesgroepen. "We hebben na het Volkspetitionnement nog een periode gehad, waarin we bij elkaar kwamen met een aantal vredesorganisaties. En iedere keer als we bij elkaar kwamen kwam er een of ander plannetje van de linkerzijde waar men IKV en Pax Christi op een of andere manier achter probeerde te krijgen. Dat was zo vruchteloos, toen is het gebroken."
De vraag waar IKV en Pax Christi bevreesd voor waren brengt het gesprek op Oost-Europa en de politieke eenzijdigheid van veel vredesgroepen. "Radicaliteit hadden we ook binnen IKV en Pax Christi wel, mensen die wilden blokkeren en zo. Daar had Pax Christi op zichzelf ook niet zoveel moeite mee: ieder maakt zijn eigen gewetenskeuze en als mensen daarvoor kiezen en ze geen geweld gebruiken dan kunnen we daar wel positief tegenover staan. Het zat met name in Oost-Europa. Wij hadden ons al vanaf 1981 verbonden met Charta 77, met de Evangelische Kirche in Duitsland, en met onafhankelijke vredesbewegingen als Zwaarden en Ploegijzers. En we hadden ondertussen veel contacten opgebouwd in Oost-Europa, waardoor we al lang door hadden dat de officiële Vredesraden ons eigenlijk niet lustten.
"Bijna al die kleine, radicale groepen zaten op een pro Oost-Europa lijn. Wij waren er in geslaagd - dat was met name aan het IKV te danken - om de eerste grote demonstratie in 1981 te houden onder het motto 'Geen nieuwe kernwapens in Europa' en kritiseerden daarmee niet alleen het NAVO-beleid, maar ook de Sovietunie. En we zijn een Oosteuropabeleid gaan voeren dat steunde op dissidenten en niet op de officiële Vredesraden. En dat hadden ze in het oostblok goed door. Uit mijn STASI-dossier blijkt, dat de STASI IKV en Pax Christi al in 1983 zag als elementen die de Nederlandse vredesbeweging zouden splijten; en ze zagen Mient-Jan en mij als vijanden van het socialisme. Ik ben daarom achteraf blij, dat ik me toen al van die radicale groepen heb losgemaakt, al gaat dat eigenlijk tegen mijn karakter in."

Leraarschap

Jan ter Laak (Didam, 1938) kreeg zijn priesterwijding in 1963, na studie aan het Klein-Seminarie te Apeldoorn (gymnasium), de Katholieke Universiteit Nijmegen (filosofie) en seminarie Rijssenburgh te Driebergen. Na een jaar als pastor in Haaksbergen ging hij op verzoek van 'zijn' bisschop Alfrink terug naar Nijmegen om er klassieke talen te studeren, als voorbereiding op het leraarschap aan het seminarie.
Zover kwam het niet. In die tijd werd hij door Wim Bartels gevraagd of hij secretaris wilde worden van het toen net opgerichte Interkerkelijk Vredesberaad. "In 1966 hadden Pax Christi en de Hervormde Kerk het IKV opgericht. De grote Nederlandse kerken waren in dat beraad met vier deelnemers vertegenwoordigd, de kleinere met een of twee. De leiding van de Katholieke Kerk, de Bisschoppenconferentie, had echter besloten niet zelf aan dit beraad deel te nemen, maar deze taak neer te leggen bij Pax Christi. Pax Christi beheerde het secretariaat voor het beraad en in 1968 ben ik daarvoor aangesteld."

Jan ter Laak werd adjunct-secretaris van Pax Christi en was behalve met het IKV-secretariaat belast met de begeleiding van dienstweigeraars. In de eerste jaren was het IKV nauw verbonden met Pax Christi. "Maar toen ik in 1974 wegging heb ik twee opvolgers gekregen. André van Kempen bij Pax Christi en Mient-Jan Faber bij het IKV. Het IKV was door de oprichting van het Ikvos en waren de activiteiten in de jaarlijkse Vredesweek sterk gegroeid. En Mient-Jan heeft dat verder uitgebouwd. Toen in 1977 de IKV-campagne begon - 'De kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland' - en veel publiciteit kreeg kwam er spanning. Gevestigde krachten in Pax Christi vonden dit een te radicale stap en Mient-Jan was een persoonlijkheid die niet iedereen aansprak. Er is een boedelscheiding gekomen: Pax Christi bleef aan de Celebesstraat, het IKV betrok met Ikvos een pand aan het Anna Paulownaplein."
Jan ter Laak keerde in 1974 terug naar het pastoraat, als medewerker van het KRO-Omroeppastoraat in Amersfoort. Daar nam hij afstand van het dagelijks werk van Pax Christi. Eén terrein bleef hij wel trouw, de begeleiding van dienstweigeraars. En hij was vijf jaar lang bestuurslid van de Novib. Eind jaren zeventig werd hij voorzitter van de Werkgroep Kerken binnen het IKV, een functie die voortkwam uit het pastorale werk.

Radicalisering

In 1983 keerde Ter Laak naar Pax Christi terug als opvolger van algemeen secretaris Guy Dilweg. "Ik denk dat de reden om mij aan te trekken was dat men een sterke persoonlijkheid zocht, iemand van naam die opgewassen was tegen Mient-Jan (Faber; TR), zodat Pax Christi niet ondergesneeuwd zou raken. Ik vond dat ik dat het beste kon doen als lid van het dagelijks bestuur van het IKV. En even eerder al was ik voor Pax Christi lid geworden van het Komitee Kruisraketten Nee. Daarmee zat ik zeer centraal. Het was daarbij mijn plicht te zorgen dat Pax Christi en de Katholieke Kerk bij elkaar bleven - als je, zoals Pax Christi, een bisschop als voorzitter hebt moet je zorgen dat die mee kan komen met wat Pax Christi doet."
Hij vertelt dat het hem eigenlijk verbaasd heeft, dat de radicalisering van de vredesbeweging aan Pax Christi Nederland voorbijgegaan is. Deels lijkt dat het gevolg van het benadrukken van de verantwoordelijkheid van het individu en de individuele keuze. De benadering van de dienstplicht is daarvan een voorbeeld. Halverwege de jaren zestig had Pax Christi, in lijn het Vaticaans Concilie, besloten aandacht te besteden aan het gewetensaspect van het leger.
"De dienstplicht was in katholieke kring geen omstreden zaak. Pax Christi heeft nooit op willen roepen tot dienstweigeren," zegt Ter Laak, "maar wilde dienstplichtigen tot een bewuste keus brengen. En daarbij wil het hen steunen. ... Zo is het mentorennetwerk van de Commissie Bijstand Dienstplichtigen ontstaan.
"Wij vonden, dat dienstweigering geen exclusief pacifistische zaak was; ook niet-pacifisten kunnen gewetensbezwaren hebben. Omdat de toenmalige Dienstweigeringswet daarin niet voorzag hebben we in 1971 een voorstel ontwikkeld voor een nieuwe wettekst. En mede doordat Cees Vellekoop om vergelijkbare redenen de gevangenis in ging heeft het kabinet Den Uyl tot wetswijziging besloten. ... Vanuit diezelfde benadering - verantwoordelijkheid volgens het individuele geweten - kon Pax Christi later ook totaalweigeraars steunen zonder een uitspraak te doen over totaalweigering als zodanig."

Motivatie

Op de vraag waar zijn motivatie vandaan komt wijst Ter Laak terug naar zijn jeugd en zijn ouderlijk huis. "Zolang ik mezelf ken heb ik de krant gelezen. Maar dat was thuis wel de - toen nog katholieke - Volkskrant, die een zekere verbondenheid had met de katholieke vakbeweging, en niet De Tijd of de Maasbode, de kranten voor de elite. Belangstelling voor internationale politiek zat er al vroeg in. Op mijn elfde verslond ik alles over de showprocessen in Oost-Europa en de oorlog in Korea. En al mochten we op het seminarie in de eerste jaren geen kranten lezen, daar viel die belangstelling wel op, lees ik terug in de verslagen. Verder heb ik 1956 heel existentieel beleefd, met de Suez-crisis en de inval in Hongarije.
"Toen ik 23 was en voor het eerst mocht stemmen heb ik PSP gestemd. ... Maar ik ben eind jaren zestig door Jan Pronk, die ik leerde kennen in de werkgroep Vredesweek van het IKV, lid gemaakt van de PvdA, en dat ben ik nog steeds."

Ter Laak bevestigt de indruk, dat we hem niet snel zullen zien als deelnemer aan een burgerinspectie van bijvoorbeeld luchtmachtbasis Volkel. "Dat is niets voor mij. Ik ben meer een reflexief type, ik vind dat je steeds moet nadenken over wat je gedaan hebt. Als ik Kees Koning bezig zag met een actie snapte ik dat best. Omdat diep in mij dezelfde bewogenheid zat. Vanuit die bewogenheid kon ik hem ook bewonderen en het rot vinden, als hij in de gevangenis zat. Maar ik kon niet handelen zoals hij en heb, als mij daarnaar gevraagd werd, altijd gezegd dat ik respect voor hem had, maar zo niet koos.
"Ik heb ook altijd vreselijk geprobeerd om mensen niet te mobiliseren op angst, maar op verantwoordelijkheid. Op de opvatting dat atoomwapens een systeem vormden waar men ethisch niet mee verder mocht. En bij die honderdduizenden die naar het Museumplein en Den Haag kwamen zat toch een angstfactor, die ik niet gezond vond. Het was te eenzijdig."

Interventie

Vanaf eind jaren tachtig hadden ook Pax Christi en IKV zich in moeten stellen op de veranderde politieke situatie. "In de Golfoorlog in 1989 (de Tweede Golfoorlog, die volgde op de Irakese inval in Koeweit; TR) zaten we al moeilijk. We moesten ons protest tegen de inval in Kuwait - we demonstreerden al in de eerste week na die inval bij de ambassade van Irak - combineren met verzet tegen een gewapende interventie. Daarbij konden we het aanvankelijk houden op een boycot van Irak, want als we Saddam Hoessein daarmee klein zouden kunnen krijgen was interventie immers niet nodig. Maar toen die interventie toch kwam hebben IKV en Pax Christi na veel interne discussie besloten dat dit niet leidde tot een NEE tegen de actie van de Verenigde Staten en haar bondgenoten tegen Irak. Dat was de eerste keer na de kruisraketten dat de vredesbeweging op het militaire aspect uit elkaar gespeeld werd.
"Later, bij de ontwikkelingen in Joegoslavië en de omsingeling van Sarajevo, ontstonden er ook verschillen tussen IKV en Pax Christi. Wij hebben toen een map uitgegeven ('De kleine dingen die we kunnen doen') over allerlei activiteiten, nationaal en internationaal, die rond Joegoslavië ontplooid werden. In het voorwoord heb ik toen geschreven dat de vredesbeweging niet moest denken, dat ze de oorlog zou kunnen oplossen, of beëindigen. Wel kunnen we veel nuttige dingen doen, in solidariteit, om vredesgroepen ter plekke te ondersteunen. Dat is ook de eerste keer, dat er een duidelijk verschil van mening bestond tussen Mient-Jan en mij. Mient-Jan zette veel meer in op grote demonstraties, in Brussel en zo, om de NAVO te bewegen in Joegoslavië in te grijpen. Ik heb toen duidelijk gemaakt dat ik weliswaar niet tegen zo'n interventie was, maar het geen issue vond waarvoor de vredesbeweging zich zou moeten inzetten. Ik ben uit het DB van het IKV gestapt en we zijn de eigen lijn van Pax Christi meer gaan tonen."

Complotdenken

In 1996 komt abrupt een einde aan zijn werk bij Pax Christi. "Dat was om heel andere redenen, een tijdbom in mijn leven uit 1982/83, die in 1996, dat ik wel mijn rampjaar noem, plotseling ontplofte."
Hij wil weinig kwijt over deze affaire, het zou gaan om een seksueel getinte relatie in de context van zijn pastorale werk, ook niet over de vraag waarom die tijdbom juist op dat moment ontplofte. "Ik heb mezelf voorgenomen daarover niet te speculeren, niet te kijken of het mensen misschien goed uitkwam. Bovendien houd ik niet van complotdenken. En ik zou er gek van worden als ik de rest van mijn leven ..., dat moeten anderen maar doen. Het is geen issue waar ik me in verdiep, wat dat betreft heeft therapie me goed geholpen."
Hij vertelt nog wel, dat hij na het gebeuren eerst voor een sabbatjaar naar Canada gegaan is. En sinds zijn terugkeer verricht hij werkzaamheden op ad hoc basis, mogelijk gemaakt doordat hij formeel in de VUT zit. Hij is senior advisor voor het Helsinki Comité en heeft klussen gedaan voor onder andere de Internationale Helsinki Federatie en Soros. Dat gaat hem goed af, dus wil hij nog wel een tijdje op die basis blijven werken.


Tjark Reininga


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Basis Antillen -

Parlement stemt in met FOL-basis

De kogel is door het parlement. Na een dag debatteren heeft een meerderheid van de Tweede Kamer op 29 mei ingestemd met het FOL-verdrag dat de Nederlandse regering met de VS sloot. Op basis van dat verdrag krijgen de Amerikanen toestemming om vanaf de vliegvelden van Curaçao en Aruba militaire verkenningsvluchten uit te voeren. De VS beweren deze faciliteiten (Forward Operating Location, FOL) nodig te hebben om inlichtingen te verzamelen in het kader van hun war on drugs in het Caribisch Gebied. Nu komen die drugs voor een groot deel uit Colombia, waar een omvangrijke burgeroorlog woedt waar de VS in toenemende mate bij betrokken zijn. Nederland dreigt nu dus direct bij dat conflict betrokken te raken.

Aanvankelijk werd door Nederlandse en Amerikaanse regeringsleiders ontkend dat er enig verband zou bestaan tussen de Antilliaanse bases en de Amerikaanse inmenging in Colombia. Dat verhaal bleek echter moeilijk stand te houden. Zeker nu de uitvoering van Plan Colombia echt van start begint te gaan. In het kader van dit plan geven de Amerikanen ruim een miljard dollar voornamelijk militaire hulp aan Colombia. De drie FOL-bases die de VS nu ingericht hebben (naast de Antillen in Ecuador en El Salvador) liggen in een ring om Colombia heen. En op plattegronden van de Amerikaanse overheid (waaronder die van de rekenkamer GAO) staat ook duidelijk beschreven dat elke van de drie FOL-bases een bepaald deel van Colombia bestrijkt. Het zou dus eerder vreemd zijn wanneer de Antilliaanse bases géén rol zou spelen in het conflict. Door goedkeuring van het FOL-verdrag dreigt Nederland, als enig Europees land, officieel betrokken te raken bij de oorlog in Colombia. De bases op Curaçao en Aruba waren de afgelopen twee jaar al in bedrijf. Eind mei moest het parlement echter haar goedkeuring geven aan een definitief verdrag dat een looptijd van tien jaar heeft. In afwachting van de goedkeuring door het parlement hadden de VS hun inrichtingswerkzaamheden op de Antillen opgeschort. De lokale regering en de meerderheid van het parlement op de Antillen en Aruba zijn voorstander van de Amerikaanse activiteiten, vooral omdat daarmee investeringen van enkele tientallen miljoenen guldens gemoeid zijn.
In Nederland was er lange tijd maar beperkte aandacht voor deze kwestie. Alleen GroenLinks en de SP en enkele organisaties - waaronder XminY, maar vooral het Transnational Institute, TNI - hebben de kwestie aangekaart. Curieus daarbij was de rol van Pax Christi; deze organisatie was tot het eind toe zeer actief in het lobbyen vóór de FOL-basis en voor steun aan de Amerikaanse plannen met betrekking tot Colombia.

Aan de vooravond van het debat in de Tweede Kamer stuurde een groot aantal maatschappelijke organisaties (waaronder de FNV) een open brief naar de Kamer met het verzoek het FOL-verdrag af te wijzen. Om alle feiten nog eens op een rijtje te zetten, organiseerde XminY samen met TNI een debat in de Rode Hoed in Amsterdam waaraan onder anderen parlementariërs van GroenLinks en de PvdA deelnamen. Deskundigen uit Colombia zelf en uit de Verenigde Staten voerden op deze avond argumenten aan waaruit bleek welke rol de Antilliaans basis in de toekomstige confrontaties zou kunnen spelen. De focus van plan Colombia ligt in de eerste fase in Putumayo en dus buiten de actieradius van de Antilliaans basis. Maar dat is nog maar het begin, en ook in de 'Nederlandse' zone van Colombia liggen omvangrijke conflicthaarden, zowel wat guerrilla als drugsproduktie betreft.

Hoewel ook binnen de PvdA twijfels bestonden, stemden uiteindelijk alleen GroenLinks en de SP tegen het verdrag. De rest van politiek (en media) Nederland blijkt maar al te graag te geloven in het sprookje dat er alleen aan goedbedoelde drugsbestrijding gedaan wordt. Tegelijkertijd benadrukken talloze deskundigen in het buitenland dat ze de FOL's zien als onderdeel van de Amerikaanse strategie om de militaire slagkracht in de achtertuin te behouden nadat ze de luchtmachtbasis Howard in de Panamese kanaalzone eind '99 op hebben moeten geven.
Van Aartsen verklaarde met de VS afgesproken te hebben dat de vanaf Curaçao en Aruba verzamelde inlichtingen alleen gebruikt mogen worden voor het opsporen van drugstransporten en "niet voor andere of overige activiteiten". De informatie zal volgens de minister "niet voor Plan Colombia gebruikt worden" en ook op geen enkele manier voor besproeiingen. In het debat bevestigde de minister overigens voor het eerst dát er mogelijk dergelijke inlichtingen 'bijgevangen' zullen worden. Daarnaast zou het verdrag jaarlijks ge-evalueerd mogen worden. Ook zou er niet meegewerkt mogen worden aan het uitvoeren van besproeiingen van gebieden waar drugsaanplant gesignaleerd wordt. Deze besproeiingen zijn onder de parlementsleden en zelfs bij Pax Christi niet bijzonder populair, maar vormen een belangrijk onderdeel van Plan Colombia. Hoe de toezeggingen te controleren zijn, en hoe die te rijmen vallen met de Amerikaanse opvatting dat er überhaupt geen verschil bestaat tussen verzetsbewegingen en drugshandelaren, blijft daarbij de grote vraag. Zou dan niemand zich Contragate nog herinneren, het schandaal dat in de jaren '80 losbrak toen bekend werd dat er vanuit het Witte Huis een omvangrijke geheime oorlog in Midden-Amerika gevoerd werd, terwijl het Amerikaanse congres dat nog wel nadrukkelijk verboden had...
Tijdens het kamerdebat werden 17 actievoerders gearresteerd en een nacht vastgehouden nadat ze een bloedbad nagespeeld hadden in de entree van het gebouw van de Tweede Kamer.

Ondertussen is in Colombia zelf de uitvoering van Plan Colombia begonnen. De eerste tekenen bevestigen de ergste vermoedens. De vluchtelingenstromen, die in het plan ook voorzien werden, beginnen op gang te komen en de alarmerende meldingen van de effecten van de besproeiingen op voedselgewassen en de locale bevolking zwellen aan. Ook zijn al de eerste gevallen bekend van in het kader van het plan getrainde militaire drugsbestrijdingseenheden die in gevecht raakten met linkse verzetsstrijders.

Dat het in het 'Nederlandse' deel van Colombia ook allesbehalve rustig is, getuigen de gebeurtenissen in het stadje Tibu. Daar raakten op 12 juni enkele duizenden kleine coca-boeren die uit de nabijgelegen streek La Gabarra gekomen waren slaags met ME.
De boeren eisten stopzetting van de besproeiingen, die volgens hen ook hun landbouwgewassen en kinderen vergiftigen. Ze verklaarden dat ze wel akkoord wilden gaan met handmatige vernietiging van de coca-aanplant in ruil voor een vergoeding die alternatieve landbouwproduktie mogelijk zou maken, zoals in Putumayo ook aangeboden wordt.
Er braken hevige gevechten uit, waarbij de politie hard optrad en de demonstranten terugvochten met onder andere zelfgemaakte brandbommen. Op 9 juni waren al enkele gebouwen in brand gestoken waaronder de brandstofopslag voor de besproeiings-vliegtuigen bij het vliegveld. In La Gabarra zwaaien voornamelijk de extreemrechtse paramilitairen van de AUC de scepter. Er bestaan gegronde vermoedens dat de AUC ook achter de demonstraties zat. Nadat de rellen in Tibu aan bleven houden, heeft een deel van de inwoners de kant van de politie gekozen en is slaags geraakt met de demonstranten. De coca-boeren verlieten de stad na enkele dagen nadat hen beloofd werd dat er een bemiddelingscommissie ingesteld zou worden.


Kees Hudig

Voor uitstekende achtergrondinformatie: www.tni.org/drugs


Chemiereus stopt medewerking

Het Britse chemische bedrijf ICI heeft zijn medewerking aan het Amerikaanse sproeiproject in Colombia gestaakt nadat in de Britse pers (Observer) bekend geworden was dat het hierbij betrokken was. ICI wil liever niet dat zijn naam gekoppeld wordt aan de berichten over Colombiaanse kinderen die ziek zijn geworden na de chemische dampen te hebben ingeademd.

Het Plan Colombia is verder in opspraak gekomen door onthullingen dat een personeelslid van Dyncorp, het Amerikaanse bedrijf dat zich bezighoudt met het ontmantelen van cocaïne- en opiumfabriekjes, ervan verdacht wordt heroïne naar de VS te hebben gesmokkeld.

Volgens een officieel document van de Amerikaanse Drugs Enforcement Administration onderschepte de Colombiaanse politie op 12 mei vorig jaar een pakje dat verstuurd was vanuit het Colombiaanse kantoor van Dyncorps naar het hoofdkantoor in Florida. Het pakje bleek twee flesjes te bevatten die bij nadere inspectie gevuld bleken te zijn met een heroïnemengsel met een straatwaarde van meer dan 100000$.

De weigering van ICI brengt de Amerikaanse regering in grote verlegenheid. Ziekenhuizen in besproeide gebieden melden een hoger aantal gevallen van huidziektes, diarree, buikpijn en ademhalingsproblemen. Oogsten zijn vernietigd en vee vergiftigd.

In januari beweerde het Amerikaanse State Department dat glyphosaat het enige gebruikte middel was. Dit pesticide, ook wel bekend als Round Up, wordt geproduceerd door Monsanto. Later moesten ze toegeven dat het glyphosaat vermengd werd met een ander middel, Cosmo Flux, dat dient om de pesticide aan de planten vast te kleven. Een van de bestanddelen ervan wordt door ICI vervaardigd. Dit werd door het bedrijf toegegeven nadat zij van de Observer documentair bewijs te zien hadden gekregen.
(KK)

Bron: Observer 1 juli 2001


Britse ex-Ambassadeur in Colombia: deze oorlog kan niet gewonnen worden.

Sir Keith Morris, Brits ambassadeur in Colombia van 1990 tot 1994 heeft opgeroepen om drugs te legaliseren. Volgens hem is de oorlog tegen de drugs niet te winnen, is de prijs die betaald moet worden te hoog en werkt de oorlog contraproduktief. Morris: "Colombia is onder Amerikaanse druk nu meer dan dertig jaar lang betrokken bij de anti-drugsactiviteiten; in de jaren zeventig tegen marihuana, in de jaren tachtig en negentig tegen cocaïne en in de jaren negentig tegen heroïne. De laatste twaalf jaar in er een intense internationale samenwerking in de strijd tegen drugs. Maar afgelopen maart vertelde generaal Serrano, de zeer respectabele vroegere commandant van de Colombiaanse politie mij dat ondanks alles de stroom drugs is toegenomen. De kosten: tienduizenden doden, meer dan een miljoen vluchtelingen, ondermijning van de politieke en economische stabiliteit en de ruinering van Colombia's reputatie in het buitenland."

In de ogen van de Britse diplomaat is de oorlog niet te winnen omdat druggebruik nu onverbrekelijk is verbonden met de consumptiemaatschappij. Wetten kunnen daar geen verandering in brengen. Het enige dat ze kunnen bewerkstelligen is het in stand houden van een criminele industrie met een omzet van 500 miljard dollar en wereldwijde verwoestende effecten. Legalisering onder overheidscontrole is naar zijn mening de enige oplossing.
(KK)

Bron: Guardian 4 juli 2001.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Wapens en Israël -

Nederland koopt Israëlische wapens

Nederland gaat voor circa 600 miljoen gulden antitankwapens aanschaffen van een Israëlisch staatsbedrijf. Tijdens het Kamerdebat op 5 juli bleek dat de regering en de meeste Tweede-Kamerfracties slechts willen kijken naar de prijs en kwaliteit van het wapensysteem. Men gaat daarbij volledig voorbij aan het politieke effect dat een dergelijke transactie sorteert. In Israël wordt de aankoop namelijk opgevat als Nederlandse steun aan de Israëlische regering. SP-kamerlid Van Bommel legt uit waarom hij tegen is.

Israël krijgt steeds meer een dubieuze staat van dienst wat betreft de eerbiediging van mensenrechten en de spanning tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit loopt opnieuw op. Een slechter moment om de Israëlische defensie-industrie te stimuleren met een grote aankoop is nauwelijks denkbaar. De SP vindt daarom dat van deze onverantwoorde aanschaf moet worden afgezien en bepleit daarnaast de introductie van bindende criteria voor het ímporteren van militaire goederen. Defensie heeft vele jaren geleden besloten dat de bestaande antitankwapens vervangen dienen te worden. Er werd gezocht naar een systeem dat draagbaar was en waarbij de raket zelf zijn doel vindt, het zogenaamde 'fire-and-forget' principe, zodat de militair dekking kan gaan zoeken.
Voor de order is jarenlang hard gelobbied door drie fabrikanten. In eerste instantie viel het oog op een Europees samenwerkingsproject, waarvan men vorig jaar, na meer dan tien jaar vruchteloos ploeteren, besloot dat het model inmiddels hopeloos verouderd was. Een bedrag van 67 miljoen gulden is daarmee over de balk gesmeten. Vervolgens bleven de Amerikaanse Javelin en de Israëlische Gill over, waarbij de keuze wegens de lagere prijs op de Gill viel.

Harde garanties

In juni 2001 leek minister Van Aartsen zijn nek uit te steken om te voorkomen dat Defensie wapens uit Israël zou aanschaffen. Volgens Buitenlandse Zaken zou dat een verkeerd politiek signaal zijn en zelfs de spanning in het Midden-Oosten verhogen. Na het bezoek van de Israëlische staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Melchior stelde Van Aartsen echter dat hij 'keiharde garanties' had gekregen dat het Nederlands wapenmateriaal dat via compensatieorders aan Israël geleverd kan worden, niet gebruikt zal worden voor onderdrukking van Palestijnen en evenmin zal worden doorgeleverd aan derde landen. Met deze 'keiharde garanties' verdwenen de bezwaren van Van Aartsen als sneeuw voor de zon.

Wapenwedloop Midden-Oosten

Hoe hard zijn deze keiharde garanties? Als Nederland als eerste Europees land overgaat tot de aanschaf van de Gill zullen andere Europese landen spoedig volgen. De inkomsten van de verkoop van de Gill zal Rafaël onder meer inzetten om de ontwikkelingskosten van nieuwe wapensystemen te dekken. Daarmee wordt Nederland medeverantwoordelijk voor de verdere wapenwedloop in het Midden Oosten. Daarnaast zorgt de aankoop van de Gill voor de nodige compensatieorders. Terwijl Van Aartsen keiharde garanties kreeg over voorwaarden verbonden aan Nederlandse militaire compensatieorders aan Israël, stelt de staatssecretaris van Defensie Van Hoof dat deze compensatieorders geen militair karakter zullen hebben. Maar daar kan de industrie gemakkelijk een mouw aan passen. Half juni meldde Defence News al dat Signaal USFA uit Eindhoven mee zal werken aan de productie van de Gill en dat overwogen wordt de hele productie naar Europa te verplaatsen. Dit zou betekenen dat een militaire compensatieorder voor de productie van de Gill niet naar Israël maar naar een ander Europees land geëxporteerd wordt, terwijl de winst toch in Israël terechtkomt.
Het omstreden antitankwapen Gill is volgens de Jeruzalem Post november vorig jaar nog door het Israëlische leger ingezet bij beschietingen op de Palestijnse stad Beit Jala. Zal Israël dan, zo gauw deze samenwerking met bijvoorbeeld Signaal USFA beklonken is, de Gill niet meer inzetten tegen de Palestijnse bevolking? Het is natuurlijk ondoenlijk om te controleren of tegen Palestijnen ingezette raketten Nederlandse onderdelen bevatten of niet. Het is dan ook naïef van Van Aartsen om vertrouwen te hebben in de keiharde garanties dat Nederlands wapenmateriaal niet gebruikt zal worden voor onderdrukking van Palestijnen of zal worden doorgeleverd aan derde landen.

Importcriteria

De regering erkent dat Israël in een spanningsgebied ligt en heeft dan ook de laatste maanden geen vergunning afgegeven voor de export van militaire goederen. Het is onaanvaardbaar dat de regering die redenering niet doortrekt naar de aanschaf van militaire goederen en op die manier toch steun geeft aan de oorlogsmachine van Israël. Nederland heeft met de wapenexportcriteria een systeem opgezet waarmee voorkomen kán worden dat wapens geëxporteerd worden naar landen die de mensenrechten niet respecteren of in een spanningsgebied liggen. Uit het oogpunt van crisisbeheersing en conflictpreventie is het dringend gewenst een soortgelijk beleid te ontwikkelen voor de wapenimport. Dat zou een unicum zijn in de wereld. Nederland is op dit moment op verschillende terreinen gidsland. Met de opheffing van het bordeelverbod, de scheiding van soft-en harddrugs en euthanasie laten we andere landen zien hoe het anders en wellicht ook beter kan. De regering zou met enige trots het beleid inzake wapenaankopen en mensenrechten daaraan kunnen toevoegen.
Onder de huidige omstandigheden is het volstrekt onverantwoord militair zaken te doen met Israël. Tegen het besluit wordt dan ook terecht door veel vredesorganisaties in Nederland en Israël geprotesteerd.


Harry van Bommel
Tweede-Kamerlid SP


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Britse defensieuitgaven -

Britse defensieuitgaven omhoog

De Britse regering beraamt de komende drie jaar een substantiële verhoging van het defensiebudget. Dat is noodzakelijk om het leger klaar te stomen voor 'nieuwe veiligheidsuitdagingen'. Opnieuw wordt duidelijk dat de omvorming van de NAVO- en EU-legers tot interventielegers een decennium na de Val van de Muur leidt tot hogere defensie-uitgaven en een groeiende militarisering van de buitenlandse politiek.

Begin april heeft de Britse regering haar defensie-uitgavenplannen voor 2001 tot 2004 openbaar gemaakt. Bedoeling is om de defensiepost de komende drie jaar te laten stijgen met bijna 1 procent in reële termen. Het defensiebudget bedroeg in het afgelopen begrotingsjaar (99-00) 22,54 miljard Britse pond. Tegen 2003-04 wil de regering dat het defensiebudget 24,96 miljard pond bedraagt, een stijging van bijna 2,5 miljard pond in 4 jaar tijd. Daarmee is "het defensiebudget na meer dan een decennium voor het eerst in reële termen gestegen, waardoor het Ministerie van Defensie in staat is om de Strategic Defence Review (SDR) in beleid om te zetten en te komen tot uitgebalanceerde, beter afgestemde en flexibele strijdkrachten, die klaar staan voor de operationele prioriteiten in de moderne wereld," aldus een jubelende regering. Groot-Brittannië behoort daarmee tot de elf NAVO-lidstaten die hun defensiebudget 'gevoelig' (aldus NAVO secretaris-generaal Robertson) hebben laten stijgen.

Radicale modernisering van het leger

Het SDR of white paper is in 1998 opgesteld onder de toenmalige minister van defensie Robertson. Die heeft het wellicht niet voor niets tot secretaris-generaal van de NAVO geschopt. Zijn SDR bevat heel wat elementen die later terug te vinden zijn in het Nieuw Strategisch Concept en het Defence Capabilities Initiative (DCI) van de NAVO, maar ook in de zogenaamde Headline Goals van de EU. (noot 1) Het SDR kiest voor een radicale modernisering van de Britse strijdkrachten, met nadruk op grote mobiliteit van de troepen met aangepast materieel. Vooral dat laatste is belangrijk. De investeringen in nieuw legermaterieel hadden in de periode '90-'94 een dieptepunt bereikt, namelijk 21 procent van de totale militaire uitgaven volgens cijfers van de NAVO. Vanaf 1995, nog voor SDR, kwam er steeds meer aandacht voor. Het feit dat de Britse defensie-industrie in moeilijkheden verkeerde en dus gered moest worden met nieuwe bestellingen, is daar wellicht niet vreemd aan. In 1999 steeg het aandeel van de aankoop van nieuw legermaterieel in verhouding met de totale militaire uitgaven naar 27,5 procent. Daarmee behoort Groot-Brittannië samen met Turkije tot de koplopers. Ter vergelijking: in de VS bedraagt dat aandeel 24,4 procent, in Duitsland 13,6 en in België 5,6 procent.

Militaire bestellingen

Na de oorlog in Kosovo en het Britse militaire optreden in Oost-Timor en Sierra Leone, is de aandacht voor de aankoop van nieuw (interventie)materieel verder gestegen. Op 16 mei 2000 plaatste de Britse regering een enorme bestelling bij de Europese defensie-industrie. Een consortium van het Britse BAE-systems en het Franse Aerospatiale Matra kreeg een order ter waarde van 1 miljard pond voor de produktie van luchtdoelraketten. Airbus kreeg een order ter waarde van 3,5 miljard pond voor de aanschaf van 25 A400M-transportvliegtuigen. Tenslotte wilden de Britten gedurende 7 jaar ter waarde van 500 miljoen pond, C17-vliegtuigen leasen van het Amerikaanse Boeing. Geoff Hoon, die Robertson als defensieminister is opgevolgd, schermde bovendien met de in sociaal-democratische kringen gebruikelijke smoes dat de hele aankoop 10.000 banen zou opleveren.

Concurrentiepositie

De Britten is het er wellicht vooral om te doen de positie op de wapenmarkt veilig te stellen en zelfs te versterken. Groot-Brittannië heeft 18,7 procent van de wereldwijde wapenexport in handen en volgt daarmee op afstand de marktleider en belangrijkste concurrent, de VS (49,1 procent). De regering laat geen inspanning ongemoeid en onderhoudt zeer nauwe contacten met de defensie-industrie (te meten aan het aantal toespraken die er gehouden worden). Zo hebben de Britten zonder aarzelen het fameuze 'raamwerkakkoord' getekend (met 5 andere Europese partners) dat de Europese defensie-industrie moet herschikken en hindernissen bij de export van wapens wegwerken. In het kader van OCCAR (Organisme Conjoint de Coopération en Matière d'Armement - een samenwerkingsverband tussen Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Duitsland, dat eind januari 2001 effectief van kracht werd) participeren de Britten in een reeks gezamenlijke projecten, zoals COBRA (Counter Battery Radar programme - Brits-Duits-Frans-VS) en MRAV (Multi Role Armoured Vehicle - Brits-Duits).

Koele EU-liefde

De Britse aandacht voor de samenwerking tussen de Europese defensie-industrieën contrasteert nogal met de koele liefde voor een Gemeenschappelijke Europese Veiligheids- en Defensiepolitiek. Hoewel de Frans-Britse top in St. Malo (4 december 1998), evenals de verschillende afspraken ter zake sinds de Europese top van Helsinki, wijzen op een versoepelde houding ten opzichte van een gemeenschappelijke Europese defensiepolitiek, staan de Britten op het vlak van defensie niet meteen bekend als 'Europeanisten'. Ook onder Blair trekt de Britse regering vooralsnog consequent de transatlantische kaart. "De NAVO is en blijft in de toekomst het belangrijkste orgaan voor de verzekering van de Britse en collectieve Europese veiligheid en defensie (....) het continue engagement van de VS in Europa is voor de Britse regering een prioriteit," zo valt te lezen in het officiële document 'Defensiepolitiek 2001'.

Blair moet nog altijd rekening houden met de anti-Europese sentimenten van de Britse Conservatieven. Oud-premier Thatcher blijft een Europese strijdmacht hardnekkig "monumentale waanzin" noemen en de Tory-schaduwminister van defensie, Duncan-Smith spreekt over de Europese defensie-ontwikkelingen als een "gevolg van veertig jaar Franse vijandschap tegenover de NAVO". Ook de VS kijken met enig wantrouwen naar Europa en beginnen zich vragen te stellen over de transatlantische loyaliteit van de Britten. Tijdens een bezoek van de Britse premier aan de Verenigde Staten deed Blair dan ook zijn uiterste best om president Bush jr. te verzekeren dat de Europese initiatieven uitsluitend de bedoeling hebben de NAVO te versterken met bijkomende militaire capaciteiten en niet tot duplicatie mogen leiden.

Dat neemt niet weg dat Groot-Brittannië heeft toegezegd om een behoorlijke bijdrage te leveren aan de op te richten Europese snelle reactiemacht. Dit is een interventiemacht bestaande uit 60.000 man die tegen 2003 binnen de 60 dagen en gedurende minstens een jaar in een straal van 4.200 km ingezet moet kunnen worden tijdens crisissen. Het Britse aandeel zal bestaan uit 12.500 grondtroepen, 18 oorlogsschepen en 72 jachtvliegtuigen. Op het vlak van de nationale troepensterkte heeft dit nochtans weinig gevolgen: het totaal aantal strijdkrachten blijft behouden, namelijk rond de 212.000 soldaten (enkel beroeps). Die moeten wel beter getraind worden voor de nieuwe (interventie)opdrachten.

Nucleaire macht

En dan is er nog het nucleaire arsenaal. Hoewel "de regering een veiliger wereld wenst waar er geen plaats is voor nucleaire wapens" (punt 60 in SDR), is Groot-Brittannië nog lang niet van plan om zijn nucleaire wapens af te schaffen. De nucleaire afschrikking blijft volgens de regering de ultieme garantie voor de Britse veiligheid, omdat er ook elders in de wereld nog steeds nucleaire arsenalen zijn. Toch heeft het SDR een grondige herziening gemaakt van de nucleaire afschrikkingspolitiek. Het nucleaire arsenaal "is niet afhankelijk van de grootte van andere staten," maar wel van het "minimum noodzakelijk tot afschrikking van elke bedreiging van onze vitale belangen." In maart 1998 werden de laatste atoombommen (type WE177) ontmanteld en heeft de Britse regering de volledige nucleaire strategie opgebouwd rond vier Trident-duikboten waarop in totaal 196 kernkoppen zijn geïnstalleerd. De laatste van die duikboten is nog maar pas geleverd. Daardoor is de potentiële explosieve kracht weliswaar met 70 procent afgenomen in vergelijking met eind jaren tachtig, maar daar staat tegenover dat Trident-raketten veel preciezer zijn. Van de vier duikboten is er telkens één voortdurend op patrouille met 48 kernkoppen aan boord. De aanschaf van het hele Trident-systeem kostte een slordige 12,5 miljard Britse pond! De lopende kosten van de Tridentmacht bedragen 280 miljoen pond jaarlijks, de kosten voor het kernkoppen- en splijtstoffenprogramma 400 miljoen pond per jaar. Daarvan is een-derde rechtstreeks gekoppeld aan het Trident-systeem, een-derde aan de ontmanteling van oude atoomwapens en het resterende bedrag voor infrastructurele kosten. Groot-Brittannië zit met een voorraad van 7,6 ton plutonium (!), 21,9 ton hoog-verrijkt uranium en 15.000 ton andere vormen van uranium. Alsof dat geen onveiligheid geeft.


Ludo De Brabander


Noot:
De vijf zogenaamde "capaciteitsdomeinen" van DCI zijn: ontplooibaarheid en mobiliteit van de troepen, voortzettingsvermogen en logistiek, doeltreffendheid van de inzet, overleefbaarheid van de strijdkrachten en infrastructuur, C3-systemen (Commando, Controle en Communicatie). DCI maakt deel uit van het Nieuw Strategisch Concept dat in april 1999 op de NAVO-top in Washington is goedgekeurd. De 'headline goals' van de EU zijn daarmee vergelijkbaar.
Terug naar tekst


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Grondstoffen -

Olie op het vuur

"Waar twee olifanten vechten, lijdt het gras," luidt een Soedanees gezegde. Of het nu is om olieproductie mogelijk te maken, of juist om de infrastructuur rondom de olievelden te vernietigen, steeds weer zijn de mensen die op en rondom de olievelden in Soedan leven, het slachtoffer. Grove mensenrechtenschendingen vinden plaats onder het mom van oliewinning of het voorkomen daarvan. Buitenlandse bedrijven spelen daarbij een sleutelrol. Zij vragen de Soedanese regering om een veilige werkomgeving en om een goede infrastructuur. En de Soedanese regering pakt het rigoureus aan. Iedereen die in de buurt van een olieveld woont, zou zich kunnen ontpoppen tot een 'vijand' en moet dus verdwijnen.

Soedan, het grootste land van Afrika, is al bijna een halve eeuw in de greep van een oorlog die uitbrak vlak voor de onafhankelijkheid in 1956. Heel kort en ongenuanceerd gezegd, ging het vanaf het begin om een strijd tussen het Arabisch, islamitisch, machthebbende noorden tegen het christelijk-animistische, Afrikaanse zuiden, dat onder de Egyptisch-Britse koloniale overheersing een hoge mate van autonomie had genoten. Inmiddels spelen de talloze milities, die nu eens aan de ene kant, dan weer aan de andere kant vechten - al naar gelang hun belang zich verplaatst - een nog gewelddadiger rol dan de twee hoofdpartijen: het Soedanese leger en de rebellen van het Zuid-Soedanese bevrijdingsleger, SPLA. Tussen 1972 en 1983 is er een gevechtspauze geweest maar inmiddels is de Soedanese oorlog de langst ononderbroken burgeroorlog ter wereld, die al aan twee miljoen mensen het leven heeft gekost. Naar schatting overlijden dagelijks driehonderd Soedanezen aan de gevolgen van de oorlog. Niet vreemd dat Soedan sinds jaar en dag de lijst aanvoert van meest vluchtelingproducerende landen. Meer dan vier miljoen mensen zijn ontheemd geraakt binnen de landsgrenzen van Soedan, een half miljoen wist het land te ontvluchten.

Dure olie

Sinds Soedan in augustus 1999 de eerste olie liet stromen door de 1600 kilometer lange pijplijn van het zuiden naar de Rode Zee en Soedan een olie-exporterend land werd, zijn de staatsinkomsten zo'n beetje verdubbeld. Zo ook de oorlogsuitgaven. Het verband lijkt lijnrecht: per dag verdient Soedan 1 miljoen dollar aan olie, en geeft dagelijks hetzelfde bedrag uit aan de oorlog.
Ook de speciale rapporteur voor de mensenrechtencommissie van de VN in Soedan, Baum, voormalig minister van Binnenlandse Zaken in Duitsland, vindt dat olie het kloppend hart van het Soedanese conflict vormt. In zijn rapport aan de VN commissie van april 2000 zegt Baum te 'betreuren' dat de Soedanese regering de etnische Nuer bevolking heeft verdreven om militaire controle van de olie industrie in Upper Nile mogelijk te maken en daar vervolgens de regeringsgezinde etnische Baggaara groepen heeft toegestaan zich er te vestigen.
In de olierijke Upper Nile regio zijn sinds 1999 honderdduizenden mensen ontheemd geraakt. Nadat Antonov vliegtuigen de dorpen gebombardeerd hebben, maken veiligheidstroepen het karwei af door de bewoners die nog niet op de vlucht zijn geslagen, te executeren, de oogst te vernietigen, het vee mee te nemen en vervolgens het gebied bezet te houden. Duizenden doden, honderdduizenden mensen die van hun geboortegrond verdreven zijn. Dat is de prijs voor een vat olie in Soedan.

Vredesduif in de olie

"Geen enkel fatsoenlijk bedrijf wint olie in Soedan," zegt Egbert Wesselink, campagne coördinator van de European Coalition on Oil in Sudan, een initiatief van Pax Christi waar inmiddels meer dan zestig Europese organisaties aan meedoen. In mei van dit jaar ging de campagne van start. "We willen dat de EU de oliewinnende bedrijven in Soedan laat weten dat de globalisering ook grenzen heeft. Bij vrijheid van ondernemen, hoort niet de vrijheid om oorlogen aan te wakkeren," zegt Wesselink. "Maar dat signaal blijft uit. En dat heeft niets met moed te maken. De Europese landen willen gewoon blijven profiteren van de olieopbrengsten uit Soedan." Eigenlijk kan je het niet eens over de verantwoordelijkheid van individuele landen hebben, omdat de oliebusiness in handen is van multinationale bedrijven. Wel speelt bijvoorbeeld Oostenrijk een zeer kwalijke rol omdat dat land eenderde van de aandelen in handen heeft van één van de hoofdrolspelers in de Soedanese oliewinning: Omv, dat investeert in de concessie van het in Zweden gestationeerde Lundin. Wesselink weet daar trouwens nog een pikant detail over te vertellen. De VN-vredesduif voor voormalig Joegoslavië, Carl Bildt, zit in de raad van bestuur van Lundin en verspreidt met die pet op regelrechte leugens over de oliewinning in Soedan.

Het Canadese Talisman is de andere hoofdrolspeler: het leidt het Greater Nile Petroleum and Oil Corporation (Gnpoc), dat verder eigendom is van een Chinees, een Maleisisch en Soedanees staatsbedrijf. Talisman opereert in Soedan echter vanuit een Nederlandse dochteronderneming in Amsterdam en de activiteiten daar hebben juridisch gezien een Nederlandse status. "Dat is een grof schandaal," vindt Wesselink. "De Nederlandse regering heeft haar mond vol van zelfregulering. Het zou in het eigen belang van bedrijven zijn om maatschappelijk verantwoord te ondernemen, vandaar dat er geen regels nodig zouden zijn. Je kunt rustig zeggen dat Talisman de wereldwijd meest moorddadige manier van maatschappelijk onverantwoord ondernemen in Soedan ten toon spreidt. Het is vele malen erger dan je je kunt voorstellen. Als je hier dan een ambtenaar van Buitenlandse Zaken vraagt daar wat aan te doen, dan antwoordt die: 'wat dan?' Het is toch ongelofelijk dat de Nederlandse regering geen middelen geen wetten meer tot haar beschikking heeft om zo'n bedrijf aan te pakken."

Wel bezorgd

Volgens Wesselink is het onbegonnen werk om met Talisman aan tafel te gaan zitten. "Dat zijn topcriminelen: die hebben geen oren aan hun hoofd." Hij richt zich op bedrijven waarvan Talisman afhankelijk is. Zo verzorgt de Deutsche Bank de financiën van Talisman. "De Deutsche Bank zegt op hun website dat ze mensenrechten hoog in haar vaandel draagt, dat ze zelfs bereid is om andere bedrijven daar op aan te spreken. Dat levert een mooie beginalinea voor een brief aan die bank", zegt Wesselink. "We besparen ze het onderzoek naar het mensenrechtenbeleid van hun cliënten, zetten alles vast op een rij voor ze. Ook Siemens is zo'n bedrijf op het tweede niveau, zij leveren alle telecommunicatie voor Gnpoc."
Hoe misdadig de oliewinning in Soedan is, blijkt ook uit het feit dat Human Rights Watch al een jaar een lijvig rapport op de plank heeft liggen over de relaties tussen mensenrechtenschendingen en oliewinning in Soedan. "Ze durven dat rapport niet uit te geven," weet Wesselink, "omdat ze dan failliet geprocedeerd worden door de oliebedrijven. Ondanks dat de oliemaatschappijen die zaak zeker zouden verliezen, is het voor een organisatie als Human Rights Watch onmogelijk om de proceskosten te betalen. Voordat zij hun gelijk kunnen halen, zijn ze failliet. Een rechtstreekse aanval op het vrije woord."
Talisman zelf is overigens heus wel bezorgd. Uit hun Corporate Social Responsibility Report 2000: 'We believe that oil development is benefiting the people of Sudan. However, other organisations have expressed deep concern that oil revenues received by the Government of Sudan are contributing to the continuation of the ongoing war. We share this concern'.

Shell goes well

Shell wint geen olie in Soedan maar is wel de belangrijkste oliedistributeur in het land. Ze hebben een exclusief leveringscontract met het Soedanese ministerie van Defensie. Met Shell valt wel te praten, vindt Wesselink. "Wat je er ook allemaal van mag denken, ze zijn wel serieus met het onderwerp mensenrechten bezig." Hij heeft een paar maanden geleden, samen met een aantal Soedanezen van de Sudanese Concerned Communities (Scc), twee gesprekken gehad met Shell. "Ze sturen dan geen voorlichter maar de general manager voor Oost-Afrika, iemand die beslissingen kan nemen." De belangrijkste inzet voor die gesprekken was het stopzetten van Shell's bevoorrading van de Soedanese luchtmacht. De Antonovs, die dagelijks de olievaten gevuld met kerosine en metaalstukjes, een soort homemade fragmentatiebommen, op de zuid-Soedanese dorpen droppen, vliegen op brandstof van Shell.
Imad Babikir is secretaris-generaal van Scc, voorzitter van de Soedanese zelforganisatie Sawa Sawa ('Samsam') en nam ook deel aan de gesprekken met Shell.
Babikir is sceptisch over het ogenschijnlijke succes van de lobbygesprekken. "De Shell manager zei tijdens ons gesprek dat zij geen onderscheid kunnen maken in de civiele en militaire doeleinden. Dat ze willen gaan stoppen met leveranties aan de luchtmacht zou misschien te maken kunnen hebben met het feit dat het Soedanese oliestaatsbedrijf sinds kort in staat is om zelf kerosine te produceren, ze hoeven het dus niet meer van Shell te importeren. Het zou ook kunnen dat de Soedanese regering Shell simpelweg heeft toegestaan om te verklaren niet meer te leveren aan de luchtmacht om de publieke druk te doen afnemen, terwijl ze daar wel gewoon mee doorgaan. Voor de Soedanese regering is het heel belangrijk om zaken te doen met Westerse bedrijven, het betekent een legitimering van hun beleid. ... Wat de waarheid is, weet ik niet, maar ik heb niet het idee dat we invloed hebben gehad op die beslissing." Tim van Kooten van Shell Nederland laat weten dat het niet de bedoeling is dat Shell brandstof terechtkomt in oorlogsvluchten: "We werken hieraan in gesprekken met alle betrokken partijen en houden daarbij rekening met de omstandigheden, de mensen ter plekke, de leveringsverplichting, de productie van vliegtuigbrandstof in de staatsraffinaderij in Gaili én met onze wens om vliegtuigbrandstof te blijven leveren aan humanitaire organisaties..."

De Soedanezen, verenigd in de Sudanese Concerned Communities, zijn er niet op uit dat Shell haar handel in Soedan stopzet. "Je kunt met ze praten, dat blijft toch heel belangrijk," vindt Babikir. "Als een bedrijf zich terugtrekt zal er onmiddellijk een ander bedrijf in het gat springen, daar schiet je dus niets mee op. Als je dan met de Chinezen moet gaan praten, zal het heel moeilijk zijn om over mensenrechten te spreken. Bij Shell weten ze dan op z'n minst waar je het over hebt. We hopen dat Shell haar invloed gaat gebruiken om de mensenrechtensituatie in Soedan te verbeteren."


Carla van Os
Carla van Os is voorlichter van Stichting Vluchteling, een van de ondertekenaars van de Public Appeal van de European Coalition on Oil in Sudan. Stichting Vluchteling steunt de vluchtelingen zowel in het noorden als in het zuiden van Soedan, met hulp die erop gericht is een zelfstandig bestaan op te bouwen.
Meer informatie: www.vluchteling.org

Bronnen:
Documentation on the impact of oil on Sudan, European Coalition on Oil in Sudan, 29-05-2001. www.paxchristi.nl
The scorched earth: Oil and war in Sudan, Christian Aid, 14-03-2001. www.reliefweb.int
Sudan: the human price of oil, Amnesty International, 03-04-2000. www.amnesty.org
Raising the Stakes. Oil and conflict in Sudan, Peter Verney, Sudan Update, december 1999. www.sudanupdate.org


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Oorlog en olie -

Oorlog en olie

Langzamerhand begint het ook bij de Nederlandse media en politiek door te dringen dat één van de factoren die een rol spelen bij de Balkanoorlogen het belang is dat het gebied uitmaakt voor de doorvoer van goederen en grondstoffen. Op 4 augustus dit jaar pakte de Volkskrant groot uit op de opiniepagina met een artikel van Serge van Duijnhoven en Barry Smit onder de titel "Oliebelangen sturen beleid VS in Macedonië". En op 29 augustus schreven D'66 kamerlid Jan Hoekema en Marianne Douma op dezelfde pagina: "De Macedonische regering beseft dat stabiliteit in de regio van doorslaggevend belang is. De nieuwe pijpleiding van Burgas (Bulgarije) aan de Zwarte Zee naar Vlore (Albanië) aan de Adriatische Zee, zal dwars door Macedonië gaan. De leiding die olie en gas moet transporteren uit het Kaspisch gebied en Centraal-Azië, vergt gigantische investeringen (..). Aan stabiliteit in de regio is in ieder geval ook Amerika veel gelegen." De Canadees Chossudovsky heeft deze invalshoek in een uitgebreid artikel geanalyseerd, dat hier in bekorte vorm volgt.

De geheime oorlog van Washington in Macedonië is erop gericht de Amerikaanse invloedssfeer in Zuidoost-Europa te consolideren. Daarbij staat centraal de strategische corridor voor transport, communicatie en (olie)leidingen door Bulgarije, Macedonië en Albanië, die de Zwarte Zee met de Adriatische kust verbindt. Macedonië ligt op een strategisch kruispunt van leidingstraten.
Om deze leidingstraten te beschermen wil Washington langs strategische corridors in de Balkan een lappendeken van protectoraten vestigen. De belofte van een groot Albanië, die door Washington wordt ingezet om het Albanese nationalisme te voeden, past in een opzetje van de militaire inlichtingendienst dat bestaat uit het financieren en uitrusten van het Kosovaars Bevrijdingsleger (KLA) en het Nationale Bevrijdingsleger (NLA) dat terroristische aanslagen uitvoert in Macedonië.
De ontwikkeling van de Amerikaanse invloedssfeer in Zuidoost-Europa - met steun van Groot-Brittannië - dient als steun voor oliemaatschappijen als BP-Amoco-ARCO, Chevron en Texaco. Voor het succes van deze miljardenbedrijven is de beheersing en "bescherming" van de olieleidingen essentieel.
Succesvol internationaal oliebeleid draait om economische, politieke en militaire afspraken over de olieproductie en het vervoer naar de markten. Het Engels-Amerikaanse consortium dat het pijpleidingproject van AMBO over de Balkan - de verbinding van de Bulgaarse haven Burgas met Vlore op de Albanees-Adriatische kust - realiseert sluit participatie van de Europese oliegigant Total-Fina-Elf uit. Met andere woorden: de strategische Amerikaanse controle over deze pijplijn is erop gericht de rol van de Europese Unie te verzwakken en concurrerende Europese bedrijven op armslengte te houden.
Het in de Verenigde Staten gevestigde AMBO-pijplijn consortium is nauw verbonden met het centrum van de politieke en militaire macht in de VS en met Halliburton Energy, het bedrijf van vice-president Dick Cheney. De haalbaarheidsstudie voor AMBO's Trans-Balkan-Olieleiding, uitgevoerd door Brown en Root, de Britse werkmaatschappij van Halliburton, heeft uitgewezen dat deze leiding deel uitmaakt van de essentiële infrastructuur in de regio, met autowegen, spoorwegen, gasleidingen en glasvezelnetwerken.
Na de afronding van deze haalbaarheidsstudie door Halliburton werd een bestuurder van dit concern benoemd tot president-directeur van AMBO. Halliburton kreeg bovendien een leveringscontract aan de Amerikaanse troepen op de Balkan en bouwde Bondsteel in Kosovo, de grootste buitenlandse basis die de VS sinds Vietnam gebouwd hebben. En toevallig heeft White and Case LLT, de Newyorkse advocatenmaatschap waartoe president William J. Clinton is toegetreden nadat hij het Witte Huis verlaten had, ook een aandeel in het AMBO-project.

Militarisering van leidingstraten

Het AMBO Trans-Balkan olieleidingproject zal aansluiten bij de leidingstraten tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee, waar de toegang ligt tot de grootste nog niet verkende olievoorraden ter wereld. Militarisering van deze corridors maakt integraal deel uit van de opzet van Washington.
Het Amerikaanse beleid van "bescherming van leidingcorridors" vanuit het Kaspische Zee gebied, en over de Balkan, werd luttele maanden voor in 1999 de bombardementen op Joegoslavië begonnen verwoord door Clinton's energieminister Bill Richard: 'Het gaat om de beveiliging van de Amerikaanse energievoorziening. Ook gaat het erom strategische posities te voorkomen van diegenen, die onze waarden niet delen. We proberen deze nieuwe onafhankelijke staten naar het Westen te trekken. We zien liever dat ze vertrouwen op Westerse zakelijke en politieke belangen dan dat ze een andere weg kiezen. Wij hebben een aanzienlijke investering gedaan in de Kaspische regio en het is voor ons heel belangrijk dat zowel de kwestie van de olieleidingen als de politiek goed uitpakken.' [The Guardian, 15 February 2001]
De Engels-Amerikaanse oliegiganten DP-Amoco-ARCO, Texaco en Chrevron strijden - met Amerikaanse militaire steun - tegen de Europese gigant Total-Fina-Elf (gelieerd aan het Italiaanse ENI), een grote speler op Kazakhstan's Kashagan olievelden in het noordwestelijke Kaspische Zee gebied. De inzet is hoog: van Kashagan wordt gezegd dat het zelfs de oliereserves onder de Noordzee overtreft. Het Europese consortium ontbeert echter een aandeel van betekenis in de voornaamste leidingstraten van de Kaspische Zee via de Zwarte Zee en de Balkan naar West-Europa. De sleutelprojecten - waaronder het AMBO-project en het Bakoe Cehyan project door Turkije naar de Middellandse Zee - zijn grotendeels in handen van Engels-Amerikaanse concurrenten, die zwaar leunen op de Amerikaanse aanwezigheid in het Kaspische gebied en op de Balkan.
De Amerikaanse opzet is uiteindelijk de verwijdering te bevorderen tussen de drie AMBO-staten (Albanië, Macedonië en Bulgarije) en de Duits-Europese invloedssfeer, door er volwaardige Amerikaanse protectoraten te vestigen. Met andere woorden: de militarisering en geopolitieke beheersing van de olieleidingen door de VS is erop gericht zowel de invloed van de Europese Unie als ook concurrerende Frans-Belgisch-Italiaanse oliebelangen te ondermijnen.
Onderhandelingen over de AMBO-pijplijn zijn door vertegenwoordigers van de Amerikaanse regering gesteund via het South Balkan Development Institute (SBDI) van het Trade and Development Agency (TDA), dat was opgezet om Albanië, Bulgarije en de vroegere Joegoslavische republiek Macedonië te steunen bij de verdere ontwikkeling en integratie van hun transportinfrastructuur in de verbindende oost-west corridor.
Het TDA wijst erop dat de drie landen de "regionale synergie [moeten] gebruiken om nieuw privé en publiek geld aan te trekken (van Amerikaanse bedrijven)" en onderstreept daarbij de verantwoordelijkheid van de Amerikaanse regering. Met betrekking tot de AMBO-pijpleiding lijkt het erop, dat de EU grotendeels van de planning en onderhandelingen was uitgesloten. Er zijn al Memoranda of understanding getekend met de regeringen van Albanië, Bulgarije en Macedonië, die de zeggenschap van deze landen over de pijpleiding en de corridors uitkleden en waarbij aan het Engels-Amerikaanse consortium exclusieve rechten worden toegekend: "Het memorandum bepaalt, dat AMBO als enige partij toestemming zal krijgen de geplande olieleiding van Burgas naar Vlore aan te leggen. Het geeft, om precies te zijn, AMBO het exclusieve recht om te onderhandelen met de investeerders in en de crediteuren van het project. Het verplicht bovendien [de regeringen van Bulgarije, Macedonië en Albanië] bepaalde vertrouwelijke informatie over het project niet openbaar te maken" [Alexander Gas and Oil connections, oktober 2000]

Corridor 8

Het AMBO-olieleidingproject is verbonden met een ander strategisch project, met de naam "Corridor 8", dat aanvankelijk door de Clinton-regering is ingebracht in het Stabiliteitspact voor de Balkan. Corridor 8 omvat wegen, spoorlijnen, elektriciteits- en communicatienetwerken. Daarbij wordt de bestaande infrastructuur in deze sectoren in stukken gehakt ter wille van deregulering en privatisering (tegen bodemprijzen) onder supervisie van IMF en Wereldbank.
Hoewel het door de Europese transportministers als onderdeel van het proces van Europese economische integratie bestempeld is, werden de haalbaarheidsstudies voor Corridor 8 uitgevoerd door Amerikaanse bedrijven die rechtstreeks door de TDA gefinancierd worden. Washington lijkt het toneel te hebben voorbereid om de transport- en communicatiekanalen in deze staten over te nemen. Amerikaanse bedrijven, waaronder Bechtel, Enron en General Electric, concurreren (met financiële steun van de Amerikaanse regering) met bedrijven uit de Europese Unie.
Washington beoogt de hele corridor voor Amerikaanse multinationals te openen, in een gebied dat in Europa's economische achtertuin ligt en waar de macht van de D-mark die van de US$ overvleugelt.

Uitbreiding EU

Begin 2000 is de Europese Commissie onderhandelingen gestart over associatie van Macedonië, Bulgarije en Albanië met de EU. En in april 2001, toen de terroristische acties op een hoogtepunt waren, was Macedonië de eerste Balkanstaat die een zogenaamde 'Overeenkomst van Stabilisatie en Associatie' (SAA) ondertekende, een belangrijke stap naar een volwaardig lidmaatschap van de EU. Deze overeenkomst is de basis voor liberalisering, politieke samenwerking, economische en institutionele hervormingen en implementatie van de Europese wet- en regelgeving. Onder deze SAA wordt Macedonië feitelijk in het Europees Monetair Systeem geïntegreerd, met volledige toegang tot de Europese Markt.
De terroristische acties vielen in de tijd samen met het proces van vergroting van de EU en werden luttele weken voor het historische associatieverdrag met Macedonië geïntensiveerd. Diverse bronnen melden dat Amerikaanse militaire adviseurs met de terroristen samenwerken. Toeval?
Bovendien werd Robert Frowick, een voormalig Amerikaans diplomaat, midden maart benoemd tot hoofd van de OVSE-missie in Macedonië, slechts een paar weken voor het associatieverdrag getekend werd. In nauwe samenwerking met Washington en de Amerikaanse ambassade in Skopje startte Frowick een dialoog met NLA-leider Ali Ahmeti. Hij bemiddelde ook bij de overeenkomst tussen Ahmeti en de leiders van de Albanese partijen in de regeringscoalitie.
Deze overeenkomst heeft belangrijk bijgedragen aan de destabilisering van de politieke instituties en bedreigde daarmee tevens het Europese uitbreidingsproces. Het verslechteren van de veiligheidssituatie in Macedonië leverde bovendien een voorwendsel voor toenemende Amerikaanse politieke, humanitaire en militaire inmenging, tegelijkertijd bijdragend aan de verzwakking van Skopjes economische en politieke banden met Duitsland en de EU. Relevant is dat een van de bindende voorwaarden van het associatieverdrag is dat Macedonië zich aanpast aan Europese democratische vereisten. Het behoeft geen betoog dat zonder functionerende regering in Macedonië het associatieproces met Brussel geen doorgang kan vinden.
De marionettenregeringen in Tirana, Skopje en Sofia, die grotendeels naar Amerika's pijpen dansen, maken op dit moment een draai naar de Europese Unie. Washington heeft uiteindelijk als doel de Duitse Lebensraum in Zuidoost-Europa in te perken. Terwijl zij lippendienst bewijst aan de uitbreiding van de EU heeft de VS consequent de voorkeur gegeven aan uitbreiding van de NAVO als middel om haar strategische belangen in Oost-Europa en op de Balkan te bevorderen, onder verzet van Duitsland en Frankrijk.
Hoewel de toonzetting van de internationale diplomatie netjes en beheerst blijft is de Amerikaanse buitenlandse politiek onder Bush duidelijk anti-Europees geworden.

Duitsland en Amerika

Het is overduidelijk, dat de CIA de rebellen van KLA en NLA steunt, die terroristische acties tegen de Macedonische veiligheidstroepen uitvoeren. Waar de Duitse tegenhanger van de CIA, de Bundes Nachrichten Dienst (BND), voor de oorlog van 1999 met de CIA samenwerkte bij het toezicht op en de financiering van KLA suggereren recente ontwikkelingen dat de BND niet betrokken is bij de ontplooiing van Washington's militaire inlichtingendienst in Macedonië. Enkele weken voor de ondertekening van het associatieverdrag werden in de regio Tetovo gestationeerde Duitse troepen bij vergissing door de NLA onder vuur genomen. Terwijl de Westerse media in koor de officiële verklaring napraatten, dat de Duitse troepen in een schotenwisseling betrokken raakten, lijken berichten uit Tetovo te beduiden, dat het NLA-bombardement opzettelijk was. Hoe dan ook, dit incident zou niet hebben plaatsgevonden als de BND met de rebellen had samengewerkt.
"Bijna 600 Duitse militairen waren gedwongen hals over kop Tetovo te verlaten, nadat hun kazernes onder vuur genomen waren. Zij waren te licht bewapend om zich tegen de Albanezen te verdedigen. De Duitsers zullen de vertrokken troepen vervangen door een met Leopard-tanks uitgerust squadron. Deze nieuwe Duitse vuurkracht kan gebruikt worden om de Albanese stellingen rond Tetovo uit te schakelen." [Sunday Times, 18 maart 2001]
"Tot verlegenheid van KFOR is gebleken dat twee van de in Kosovo gelegerde commandanten die de Albanese trek (naar Tetovo) leidden werden getraind door voormalige officieren van de SAS en de parachutisten, in de dagen dat de NAVO zich beter met het KLA verstond. Een oud lid van een eenheid speciale troepen die het KLA in het conflict in Kosovo had begeleid zei dat een commandant met de codenaam Bilal de stroom wapens en manschappen naar Macedonië coördineerde en dat de oudgediende KLA-commandant Adem Bajrami de aanval op Tetovo mede coördineerde. Beide waren opgeleid door Britse soldaten, in geheime opleidingskampen die in 1998 en 1999 boven Bajram Curri in noord Albanië operationeel waren." Deze commandanten zien Duitsland als de vijand omdat eenheden van de Bundeswehr die in Macedonië en Kosovo gestationeerd zijn aan de grens regelmatig verdachte terroristen aanhouden, in plaats van de NLA-vrijheidsstrijders te beschermen op dezelfde manier als hun Britse en Amerikaanse KFOR-medestrijders: "Een woordvoerder van het Albanees Nationaal Bevrijdingsleger (NLA) in Pristina waarschuwde de Bundeswehr dat haar betrokkenheid beschouwd zou worden als oorlogsverklaring door de Duitse Bondsrepubliek."
Als reactie op de dreigementen van NLA stuurde de Bundeswehr haar speciale troepen, de Fallschirmjäger, om het pantserartilleriebataljon te steunen. Rudolf Scharping, Duitlands minister van Defensie, bevestigde dat hij bereid was meer tanks en troepen te sturen om de Duitse eenheden te versterken. Toch heeft Berlijn er in de recente ontwikkelingen voor gekozen de meeste troepen uit de regio Tetovo terug te trekken en op geen enkele manier de steun van de Amerikaanse inlichtingendienst voor het NLA te bestrijden. Een deel van de Duitse troepen is nu aan de Kosovaarse kant van de grens gelegerd.
Terwijl de NLA een lading gloednieuwe geavanceerde wapens ontving (made in America) gaf Duitsland de Macedonische veiligheidstroepen midden juni terreinwagens en wapens voor geavanceerde infrarood opsporing op het slagveld. Volgens een rapport uit Macedonië stond het kleine contingent Duitse troepen dat zich in de regio Tetovo handhaafde "onder zware druk van de terroristen die hen vanuit de bergen boven Tetovo met mortieren onder vuur namen. Dit is waarschijnlijk hun reactie op de bijdrage die Duitsland gisteren (d.d. 14 juni 2001; red.) aan onze troepen geleverd heeft."
Hoewel verschillen tussen NAVO-bondgenoten nooit openbaar gemaakt worden heeft de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer - in een scherpe verklaring voor de Duitse Bondsdag tegen de 'Albanese extremisten in Macedonië' - opgeroepen tot "lange termijn afspraken om het hele gebied dichter bij Europa te brengen (d.i. vrij van Amerikaanse overheersing)." De Duitse opstelling is opvallend in strijd met die van de Amerikanen, die van de regering in Skopje amnestie verlangt voor de terroristen, aanpassing van de grondwet en opneming van de NLA-rebellen in de burgerpolitie: "Het verdrag riep naar verluidt de rebellen op de gevechten te staken in ruil voor amnestie. De rebellen zouden bovendien een vetorecht krijgen ten aanzien van komende besluiten over rechten voor de etnische Albanezen. In dit akkoord zou bemiddeld zijn door Robert Frowick." [World News Digest, 30 mei 2001]

De Engels-Amerikaanse as

De botsing tussen Duitsland en Amerika op de Balkan past in een veel breder proces dat het hart raakt van het Westerse militair-industrieel complex en het defensie-establishment.
Sinds begin jaren negentig zijn de VS en Duitsland als NAVO-partners samen opgetrokken op de Balkan en coördineerden ze hun militair, buitenlands en veiligheidsbeleid. Terwijl ze in het openbaar de schijn van politieke eenheid ophielden ontstonden na de Dayton-akkoorden van 1995 serieuze verschillen, omdat Duitse banken te hoop liepen om de D-mark ingang te doen vinden en het monetaire systeem van de opvolgers van Joegoslavië over te nemen.
Na de oorlog in Joegoslavië van 1999 heeft de VS haar strategische, militaire en inlichtingendienstrelaties met Groot-Brittannië versterkt, terwijl Groot-Brittannië veel van haar banden met Duitsland en Frankrijk, met name op het gebied van de defensie- en luchtvaartindustrie, heeft doorgesneden.
Begin 2000 tekenden de Amerikaanse minister van defensie William Cohen en zijn Britse collega Geoff Hoon een 'Principeovereenkomst over Defensie-installaties en Industriële Samenwerking'. Washington wilde hiermee een transatlantische brug slaan waarover het ministerie van defensie haar beleid van globalisering in Europa kan uitvoeren.
De Amerikaanse defensie-industrie - die nu ook British Aerospace Systems omvat - botst met het Frans-Duitse consortium EADS, dat bestaat uit het Franse Aerospatiale Matra, Deutsche Aerospace (onderdeel van de machtige Daimler-groep) en het Spaanse CASA. Er is, met andere woorden, een flinke breuk ontstaan in het westerse militair-industrieel complex, met de VS en Groot-Brittannië aan de ene en Frankrijk en Duitsland aan de andere kant.
Olie, wapens en het Westerse militaire bondgenootschap zijn nauw verbonden. Washingtons uiteindelijke doel is de suprematie van het Amerikaanse militair-industrieel complex te garanderen, samen met de Anglo-Amerikaanse oliegiganten en Groot-Brittannië's voornaamste defensieproducenten. Deze ontwikkeling heeft bovendien gevolgen voor de zeggenschap over strategische corridors voor (olie)leidingen, transport en communicatie op de Balkan, in Oost-Europa en in de vroegere Sovjet-Unie.
Op zijn beurt wordt de Engels-Amerikaanse as gecompleteerd door groeiende samenwerking tussen de CIA en de Engelse geheime dienst MI5 op het vlak van inlichtingen en geheime operaties, zoals die blijkt uit de rol van de speciale eenheden van de SAS bij de training van KLA-rebellen.

De nieuwe wereldorde

Bescherming van leidingstraten, geheime operaties en het in omloop houden van drugsgelden ter ondersteuning van gewapende opstanden, militarisering van strategische corridors en militaire leveringen aan landen van het Partnership voor Peace maken integraal deel uit van de Engels-Amerikaanse as en zijn streven naar dominantie over de olie- en gasroutes en de transportroutes vanuit het bassin van de Kaspische Zee en de Zwarte Zee over de Balkan.
Meer algemeen vindt in het brede gebied dat Oost-Europa en de Balkan verbindt met de vroegere Sovjetstaten een meedogenloze strijd plaats om de beheersing van nationale economieën door concurrerende zakenconglomeraten. En achter dit proces staat de strijd van het financiële establishment van Wallstreet - verbonden met de defensie- en oliegiganten - om de D-mark (en de Euro) te destabiliseren en in diskrediet te brengen en de US-dollar als enige munt aan de regio te kunnen opleggen.
De controle over het scheppen van geld - de hele wereld onder het regime van het Federal Reserve System - is een centraal thema van Amerikaanse expansiedrift. Washington's opzet bestaat niet alleen uit het ondermijnen van de uitbreiding van de Europese Unie, maar is tevens gericht op de verzwakking en vervanging van Duitslands grote financiële instellingen (Deutsche Bank, Commerzbank en West Deutsche Landesbank) in de hele Balkan.
Met andere woorden: de Nieuwe Wereld Orde wordt gekenmerkt door de botsing tussen Europa en Amerika rond de koloniale zeggenschap over nationale munteenheden. En dit conflict tussen concurrerende kapitalistische blokken zal aan actualiteit winnen als enkele honderden miljoenen mensen uit Oost-Europa, de Balkan en Centraal Azië op 1 januari 2002 de Euro feitelijk gaan gebruiken als hun nationale munteenheid.


Michel Chossudovsky
De schrijver is publicist


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Wapens en Afrika -

Westen steunt Rwanda en Uganda

Naar aanleiding van het dit voorjaar door VD AMOK en Vrede gezamenlijk samengestelde werk "Het opkomend militarisme van de Europese Unie" schreef Nelly Koetsier een kritische aanvulling over Afrika, met name Congo (ex-Zaïre).

Ik vind het jammer dat Afrika beneden de Sahara er karig afkomt in jullie boek. Daar waar het genoemd wordt gaat het om een aanstippen van landen als Somalië, Sierra Leone en Rwanda. Men kan de visie aanhangen dat een eventuele inzet van een Europese reactiemacht niet gericht zal zijn op een Afrikaans land, maar op andere gebieden in de wereld die jullie noemen als politiek/strategisch en economisch interessant voor Europa of de VS. Ik denk dat deze opvatting juist is. Waarom immers zou Europa zich militair inzetten in Afrika, want als de reden tot inzet uit economische drijfveren voortkomt, kun je opmerken dat strategische Afrikaanse grondstoffen toch wel - ook zonder Europees militair optreden - in Europa en de VS op de markt en bij de industrie komen. De reden hiervoor laat ik even achterwege.

Vrienden van het Westen

In Afrika heerst evenwel op verschillende plaatsen oorlog en over één daarvan, die in Congo, zou ik graag wat willen opmerken. En dan met name over de landen die betrokken zijn bij deze oorlog en een bijzondere positie in het Westen genieten: Uganda en Rwanda. De ontwikkelingshulp van de Europese Commissie aan deze landen bedroeg over de jaren 1998 en '99 voor Rwanda ongeveer 50 miljoen dollar en voor Uganda ongeveer 124 miljoen dollar.
Europese lidstaten geven daarnaast voor vele miljoenen bilaterale hulp aan deze landen. De EU-hulp en de bilaterale hulp van haar lidstaten wordt voor een substantieel deel toegekend voor de begroting en de betalingsbalans. Hierdoor bereikte Rwanda in 1998 een zeker macro-economisch evenwicht zodat het land aan de voorwaarden voldeed voor toelating tot het Wereldbankprogramma HIPC (Heavily Indepted Poor Countries), voor schuldverlichting en graduele schuldkwijtschelding. Uganda bereikte deze status al in 1996. Dit land ging in 2000 de tweede fase in van schuldverlichting. (Bij de andere landen in de oorlog ligt het anders. Om alleen even Congo en Zimbabwe te noemen. Congo krijgt in het geheel geen directe EU-ontwikkelingshulp, slechts noodhulp. Zimbabwe wordt geboycot door het Westen, IMF en Wereldbank sinds het Kabila te hulp schoot.) Kijken we naar de militaire uitgaven van Uganda en Rwanda dan valt op te merken dat (voor het jaar 1997) Rwanda 4,4% van zijn BBP uitgaf aan militaire doelen en Uganda 4,2%.
Het aantal soldaten (voor 1998) was respectievelijk 904.000 en 200.000, militaire uitgaven waren (voor 1999) voor Rwanda: 81,7 miljoen dollar, voor Uganda: 125,1 miljoen dollar. Dit zijn officiële cijfers, waarschijnlijk zijn deze bedragen veel hoger, maar wordt dit niet aan donoren meegedeeld. In de jaren dat beide landen hun defensiebudgetten lieten groeien ging de EU-ontwikkelingshulp onverminderd voort en werd de schuldverlichting opgevoerd. Ugandezen en Rwandezen hebben verschillende keren met elkaar oorlog gevoerd rond de Congolese diamantcentrum Kisangani, maar toen daarbij in juni 2000 meer dan 600 Congolese burgers gedood werden, verminderde de EU de hulp aan deze landen niet en evenmin nadat ze zich niets gelegen lieten liggen aan VN-Veiligheidsraadresoluties die hen opriepen zich uit Congo terug te trekken. Iedereen weet, naar ik hoop, zo langzamerhand wel dat het doel van de Ugandezen en Rwandezen om in Congo te blijven de plundering van Congolese grondstoffen is. De regimes van beide landen varen zeer wel bij deze plundering en bij de illegale handel in coltan (colombo-tantaliet; gebruikt in bijvoorbeeld mobiele telefoons), cassiteriet (een aan tin verwante grondstof), goud, diamant, hout en koffie uit de door hen bezette gebieden in Congo. Het Westen weigert echter om een embargo in te stellen tegen deze illegale handel - het heeft er zelf natuurlijk teveel baat bij -, ondanks dat een onlangs verschenen VN-rapport hier gedetailleerd op ingaat. Alleen in België schijnt nu iets op gang te komen.

Congolese grondstoffen

Een rapport van Réseau Europeén Congo, een verzameling NGO's, waaruit ik bovenstaande getallen heb geciteerd, wijst erop dat een land als Uganda economisch goed geprofiteerd heeft van de oorlog mede dankzij de export van de grondstoffen die het zelf niet produceert. De groei van de Ugandese economie, die dus deels is gebaseerd op roof, leidde ertoe dat Uganda extra hulp kreeg, en extra schuldverlichting. Rwanda idem dito. Zo draagt het Westen (indirect) bij aan het voortduren van de oorlog, daar door de financiële steun van de donoren deze landen geld overhouden voor het versterken van hun militaire apparaat. De vraag is waarom deze landen, die een agressieve oorlog tegen de Congolese bevolking voeren, zo bevoorrecht worden. Volgens het Réseau Européen Congo is het Westen op zoek naar neo-liberale Afrikaanse leiders waarmee ze kunnen samenwerken en die ze kunnen steunen. Uganda werd in de jaren '90 een soort laboratorium voor hulpprogramma's en een uitstekend model voor de neoliberale hervormingen die het Westen nastreefde. Negatieve tendensen zoals het eenpartij-stelsel, de corruptie, de hoge uitgaven voor bewapening, zelfs ernstige mensenrechtenschendingen als martelingen van tegenstanders van het movement system van Museveni werden door het Westen over het hoofd gezien! En natuurlijk was er geen sprake van een veroordeling van zijn agressie tegen Congo. Rwanda is een speciaal geval, de hulp wordt veelal gemotiveerd door een schuldgevoel omdat het Westen Rwanda in de steek liet tijdens de genocide in 1994. Inmiddels zijn de slachtoffers van toen, de Tutsi, nu de daders geworden met name tegenover de Congolese bevolking, maar daar wordt niet op gelet.

Straffeloos aanpakken

Als ik terugkomend op jullie boek dan lees (blz 11 onderaan e.v.): "Maar het kan geen toeval zijn dat er landen zijn (Israël, Turkije, etc..) die straffeloos kunnen doen waar andere landen (..) genadeloos zwaar worden aangepakt" denk ik meteen: Waarom staan Uganda en Rwanda niet in het eerst rijtje? Straffeloos zijn zij Congo in augustus 1998 binnengevallen in het westen van het land bij Kinshasa met de bedoeling naar de hoofdstad op te rukken. Met een verdediging van eigen veiligheid bij de grenzen had dit niets te maken. Kabila lag dwars in het verlenen van concessies aan de Westerse, met name Amerikaanse, multi's die op de Congolese grondstoffen aasden. Amerika verleende militaire en logistieke steun aan deze agressie tegen Congo. Met de stijgingen van de militaire budgetten van deze landen werd door de Europese landen ingestemd, zogenaamd omdat zij een veiligheidsprobleem hadden. Nu na drie jaar oorlog en 2,5 miljoen doden onder de Congolese bevolking in Oost-Congo, hebben deze landen hun rebellen nog steeds niet verslagen. Langzaam wordt duidelijk dat ze andere doeleinden op het oog hadden, hierin gesteund door het Westen. Europa stelt aan Congo strenge eisen zoals democratie, mensenrechten, dialoog, een nieuwe politiek orde, het opnemen van de rebellen in een nieuwe regering, etc. alvorens ooit tot hulp over te gaan. Maar voor Uganda en Rwanda gelden deze eisen niet, terwijl het hier om dictaturen gaat steunend op een belangrijke militaire macht.


Nelly Koetsier
Congo-Ned website: http://huizen.dds.nl/~congoned


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Boekbespreking -

HOE DE NAVO DE VN VERDRONG OP DE BALKAN

Toen de NAVO in augustus uitrukte om wapens in te gaan zamelen in Macedonië, werd in kringen van de vredesbeweging de vraag gesteld waarom de VN dit niet kon doen. Als je het mandaat bekijkt lijkt het een operatie die je heel goed met blauwhelmen zou kunnen uitvoeren. Eenmaal op dat spoor gekomen is een logische vervolgvraag waarom SFOR en KFOR eigenlijk NAVO-operaties (met Russische inbreng) zijn. In de rest van de wereld zijn het immers wèl VN-troepen die het normaliseringsproces in post-conflict-gebieden begeleiden.

Bosnië

Voor een antwoord op deze vraag moeten we terug in de tijd. In 1994 (nog middenin de Bosnische oorlog) publiceerde Dick Leurdijk vanuit Clingendael en de Atlantische Commissie een studie "The United Nations and NATO in Former Yugoslavia - Partners in International Cooperation". Twee jaar later, dus ná de Dayton-akkoorden, werd een actualisering uitgegeven, "The United Nations and NATO in Former Yugoslavia 1991-1996 - Limits to Diplomacy and Force".

Uit beide studies wordt duidelijk dat er aanvankelijk veel aandacht was voor een heldere rolverdeling tussen VN, NAVO en anderen. Volgens haar Handvest moet de VN een beroep kunnen doen op regionale veiligheidsorganisaties, zowel voor de Hoofdstuk VII operaties (met de nadruk op diplomatie) als de Hoofdstuk VIII operaties (waaronder militair ingrijpen). Terwijl de VN zelf op het vasteland met peace-keeping-troepen (UNPROFOR) aanwezig was, werd de Europese Gemeenschap als regionale organisatie ingeschakeld voor de diplomatieke taken en moest men op zoek naar een regionale onderaannemer voor bepaalde peace-enforcing taken. Hiervoor was de West-Europese Unie beschikbaar, maar op de ministers-conferentie van 4 juni 1992 in Oslo besloot de NAVO om "het ondersteunen van peacekeeping-activiteiten onder verantwoordelijkheid van de OVSE" aan haar takenpakket toe te voegen. Zij kreeg (samen met de WEU) de afdwinging van het (wapen)embargo op zee toebedeeld, alsmede de afdwinging van het vliegverbod boven Bosnië en de luchtsteun van VN-grondoperaties. Dit lijkt een heldere taakverdeling, maar theorie en praktijk begonnen al snel uit de pas te lopen.

Leurdijk wijst hiervoor op het grote verschil tussen VN en NAVO als primair politieke en primair militaire organisatie. Een besluit van de VN-veiligheidsraad is een politiek besluit; een zwaarbevochten compromis waarbij de uitvoerbaarheid niet het meest belangrijke criterium is. Bij de NAVO is het ook een politiek orgaan, namelijk de Noord-Atlantische Raad, die het voor het zeggen heeft, maar dat gaat in sterke wisselwerking met het Militair Comité die elk besluit vertaalt in een eenduidige, militaire opdracht. Omdat de NAVO een steeds sterkere rol ter 'ondersteuning' van de UNPROFOR-operatie kreeg (uiteindelijk zelfs het opzetten van het commando-centrum), werd de militaire NAVO-vertaling van VN-besluiten op een goed moment bepalend voor de uitvoering in het veld. Zo bepaalde de NAVO uiteindelijk wat in militaire zin verstaan moest worden onder het door de VN-diplomaten uitgevonden 'Safe Area'-begrip. Ook de 'dual key' structuur van VN (formeel belast met het oppercommando) en NAVO (feitelijk de sterkere partij) leidde tot grote frustraties in het veld, met name bij de NAVO.

Toen de VN de NAVO begin 1995 vroeg om een militaire operatie voor te bereiden om, indien nodig, de UNPROFOR-troepen uit Bosnië te evacueren, liet de NAVO dan ook weten deze operatie alleen onder eigen commando, dus zonder VN-bemoeienis, uit te willen voeren. In plaats van een door de NAVO gedekte aftocht, leidde het verloop van de gebeurtenissen in 1995, waaronder de val van Srebrenica, echter tot het inzetten van de aanval. Deze luchtmachtoperatie, 'Deliberate Force', voerde de NAVO weliswaar in overleg met de VN uit, maar onder eigen bevelvoering (dus zonder 'dual key'). Zoals bekend werd na dit NAVO-optreden het Akkoord van Dayton gesloten.

Na Dayton

Al vanaf 1993 werd geruzied over het commando van de vredesmacht die na een eventueel akkoord in Bosnië gelegerd zou moeten worden. Onder aanvoering van Clinton pleitte een meerderheid van NAVO-landen voor een exclusieve NAVO-macht, terwijl Frankrijk en de VN zelf voor een VN-macht waren. Het pleit werd in de loop van 1995 in het voordeel van de NAVO beslecht. Dat gebeurde enerzijds door deelname van Frankrijk aan de NAVO-operatie Deliberate Force; anderzijds door de te stationeren vredesmacht, de Implementation FORce (IFOR), het karakter van een peace-enforcement-operatie te geven. Het compromis hield verder in dat de NAVO het commando over IFOR uitoefende, maar dat ook niet-NAVO-lidstaten (waaronder Rusland) aan de operatie konden deelnemen.

In zijn tweede boek geeft Leurdijk aan dat de peace-enforcement-status van IFOR merkwaardig is. Vrede afdwingen doe je, in de VN-definitie, als er bij in het conflict betrokken partijen weerstand is tegen de vredesregeling. Bij Dayton was echter sprake van een akkoord. Feitelijk zijn de verschillende partijen in Dayton dus akkoord gegaan met een vredesmacht die het bereikte akkoord bij hen af komt dwingen. Het is precies de omgekeerde wereld ten opzichte van UNPROFOR die een peace-keeping-operatie kwam uitvoeren in een situatie waarin er helemaal geen vrede te bewaren viel en waarbij anderen (i.c. de NAVO) de partijen soms tot de 'vrede' moesten dwingen.

De hele gang van zaken in Bosnië is voor de verdere verdringing van de VN door de NAVO van groot belang. Ook rond Macedonië krijgen we steeds te horen dat uit Bosnië de les getrokken kan worden dat de VN niet in staat zijn om adequaat op te treden. UNPROFOR sleepte maar voort en pas toen de NAVO met Deliberate Force optrad, konden de akkoorden van Dayton getekend worden. In zijn (samen met Dick Zandee geschreven) boek "Kosovo - Van Crisis naar Crisis" wijst Leurdijk erop dat dat een vertekend beeld is en dat er naast de NAVO-bombardementen, die overigens maar drie weken duurden, veel doorslaggevender redenen waren om tot een akkoord te komen: 'oorlogsmoeheid' en 'het ontbreken van een duidelijk perspectief op verdere verbetering van de eigen positie'. Uit een aantal publicaties van UNPROFOR-verantwoordelijken blijkt verder dat UNPROFOR feitelijk met een onmogelijke opdracht op pad was gestuurd: een peace-keeping operatie in een situatie waarin geen bestandslijn of zelfs maar het begin van een politiek akkoord te ontdekken viel.

Kosovo

In het laatstgenoemde boek komt ook een hoofdstuk voor over 'de verhouding tussen NAVO en VN'. 'Kosovo' stond al vanaf januari 1998 wekelijks op de ambassadeursvergadering van de NAVO. Het snel escalerend geweld tussen de UCK en de Servische strijdkrachten kon snel naar de buurlanden overslaan en ook de stabiliteit in Bosnië ondermijnen. Binnen de NAVO-gelederen bestond verschil van mening of dat laatste voldoende grond was om zich als NAVO met Kosovo te bemoeien of dat dit een apart VN-mandaat zou vereisen. Terwijl deze discussie nog liep begon de NAVO vanaf mei 1998 te dreigen met de inzet van militaire middelen. In oktober 1998 kwamen de Activation Orders voor een luchtoperatie tot stand. Leurdijk en Zandee betogen dat de Europese NAVO-landen daarbij aandrongen op een VN-mandaat maar dat de VS dat niet nodig vond. In tegenstelling tot de situatie in Bosnië, kwam de NAVO inzake Kosovo dan ook niet tot een gemeenschappelijke verklaring ter onderbouwing van deze Activation Orders, maar liet dat aan de lidstaten afzonderlijk over.

De Activation Orders dienden als drukmiddel voor Richard Holbrooke in zijn diplomatieke missie met de Joegoslavische regering, die uiteindelijk leidde tot de stationering van een OVSE-missie in Kosovo eind 1998. Ter bescherming van de OVSE-verificateurs richtte de NAVO, in overleg met de OVSE, een Extraction Force op die in Macedonië werd gestationeerd. Deze NAVO-macht was volgens Leurdijk en Zandee niet echt nodig, omdat in de overeenkomst van de OVSE met de Joegoslavische regering was vastgelegd dat de laatste de veiligheid van de OVSE-verificateurs zou garanderen en ook mee zou werken aan een eventuele evacuatie. Bovendien werd de juridische basis van deze Extraction Force in de VN-resolutie over de OVSE-missie ernstig betwijfeld door leden van de VN-Veiligheidsraad, zoals Costa Rica, Brazilië en Rusland.

Begin 1999 werd geconstateerd dat de situatie in Kosovo nauwelijks verbeterd was en werden de Activation Orders weer als drukmiddel gebruikt om de Joegoslavische regering tot verdere stappen te dwingen. Op de achtergrond werd binnen de NAVO al een SFOR-achtige vredesmacht (toen al 'KFOR' geheten) voorbereid. Toen verdere druk op Joegoslavië niet hielp, begon op 24 maart 1999 de uitvoering van de Activation Orders. Leurdijk en Zandee stellen dat pas tijdens de bombardementen de politieke en publieke discussie startte over "de politieke, militaire en internationaal rechtelijke implicaties van het gebruik van geweld door de NAVO en over de legitimiteit, proportionaliteit en effectiviteit van de acties." Essentiële vragen als de verhouding tussen de VN en de NAVO (zoals de noodzaak van een VN-mandaat) kwamen toen pas op de NAVO-top over het nieuwe Strategisch Concept aan de orde. Deze discussie was toen eigenlijk dus al door de feiten ingehaald. De in het Strategisch Concept overeengekomen formulering geeft volgens Leurdijk en Zandee aan dat "de NAVO zichzelf een aan de VN gelijkwaardige positie [lijkt] te willen geven en geen ondergeschikte". Zij geven in de slotparagraaf van dit hoofdstuk aan dat deze opstelling niet echt een fundamentele verandering inhoudt ten opzichte van die in Bosnië, maar veel meer een geleidelijke. Ook in Bosnië had de NAVO immers al de nodige moeite met haar rol als 'onderaannemer' van de VN.

Macedonië

De verdringing van de VN door de NAVO is geleidelijk gegaan op de Balkan. Waar de NAVO zich aanvankelijk schikte in haar rol als onderaannemer van de VN, leidde het verschil in karakter en besluitvorming tussen VN en NAVO al snel tot frustratie bij de NAVO en tot een beeldvorming van de VN als een machteloze organisatie. Rond de Kosovo-oorlog liet de NAVO de VN links liggen en inzake Macedonië vraagt nauwelijks iemand zich nog af of de VN hier geen rol had moeten hebben. Juist in Macedonië echter heeft UNPROFOR (van 1995 tot 1999 voortgezet onder de naam UNPREDEP) een vrij goede rol gespeeld en volgens sommige analisten was het beter geweest om UNPREDEP destijds volhardender te verdedigen tegen het Chinese veto of zo snel mogelijk weer in het leven te roepen.

Bovendien heeft de NAVO in Macedonië nog weer een stap verder gezet ter verdringing van de VN op de Balkan door afgelopen zomer een dominerende rol te spelen in het onderhandelingsproces en 'Essential Harvest' als enige interventiemogelijkheid te presenteren terwijl er zoveel zinvollere, veelal niet-militaire, operaties denkbaar waren geweest. Lopen we in Macedonië nu tegen de gevolgen aan van de verdringing van een politieke organisatie als de VN door een militaire organisatie als de NAVO. We zijn benieuwd wat Leurdijk hierover binnenkort zal publiceren.


Jan Schaake



Boektitels:


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Column -

Spektakel

Er worden zeer grote veranderingen in het Amerikaanse militaire apparaat voorbereid. Men gaat daarbij uit van de meest moderne technologieën en van de daaruit voortvloeiende andere strategische inzichten.
Ten eerste moet zeer vèrgaande automatisering leiden tot de vervanging van logge en kwetsbare wapensystemen, zoals grote vliegdekschepen en zware tanks, door kleinere eenheden die grote snelheid aan super-precisie paren. Daarnaast zou offensief militair optreden algemeen mogelijk worden vanaf het Amerikaanse grondgebied door het lanceren van satelliet- gestuurde wapens. Dat maakt bases in het buitenland overbodig en past goed in de tegenwoordige cultuur van de Amerikaanse strijdkrachten om zich vooral te richten op eigen overleven. Bovendien leidt vèrgaande automatisering tot de introductie van veel onbemande wapensystemen.
De huidige plannen voor een raketschild in de ruimte, de National Missile Defense (NMD), passen zeer goed in deze opzet. Ook deze plannen zijn natuurlijk technologisch nog geavanceerder dan Reagan's Strategic Defense Initiative van destijds. Bush vindt dat het Anti-Ballistisch Raket verdrag (ABM treaty) dat de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in 1972 sloten nu in de prullenmand moet. Nog even ter herinnering: beide grootmachten beloofden toen om af te zien van anti-raket raketten, behalve rondom één stad en rondom één offensieve raketinstallatie. Dit moest garanderen dat beide partijen niet zouden beginnen met een grootscheepse intercontinentale raketaanval op de ander. Ze lieten immers bijna hun gehele bevolking onbeschermd blootgesteld aan een overeenkomstige vergelding door de ander.
Bush stelt nu dat de strategische situatie heel anders is dan die van de Koude Oorlog. Het is waar dat er nu een enorme overmacht van de Verenigde Staten is. De NMD zou nu bedoeld zijn tegen beperkte raketaanvallen door kleine zogenaamde schurkenstaten (in de woorden van de president van de grootste schurkenstaat ter wereld). Het is dus niet meer nodig dat de Verenigde Staten zich kwetsbaar opstellen tegenover een ongeveer even sterke tegenstander. Aanvallen met intercontinentale raketten door Amerika wordt door de NMD risicoloos.
Het oorspronkelijke verzet vanuit Westeuropa tegen de NMD schijnt flink af te nemen. Dat zal wel komen door de overheersende positie van de Amerikanen op militair gebied. Alle genoemde technologische wapenontwikkelingen wijzen in dezelfde richting: totale dominantie van de Verenigde Staten met alle gevaren van dien.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Wapenhandel

Samenstelling: Frank Slijper
Zie ook www.stopwapenhandel.org


Legertucks voor Afrika

Een paar jaar terug zorgde de levering van oude Leopard tanks aan Botswana voor een ruzie binnen het eerste paarse kabinet. Jan Pronk (toen minister van Ontwikkelingssamenwerking) vond de deal onverantwoord, maar Hans van Mierlo, (op Buitenlandse Zaken) meende dat de tanks goed van pas zouden komen voor de ontwikkeling van een Afrikaanse interventiemacht. Gmelich Meijling, als staatssecretaris bij Defensie belast met de verkoop van overtollig wapentuig, bekeek het vooral zakelijk: als Botswana liever tanks dan waterputten koopt, moeten zij dat weten. Een Duits veto tegen de leverantie gaf uiteindelijk de doorslag. Namibië had met succes bij de oud-kolonisator en producent van de tanks, aangedrongen op Duitse tussenkomst, omdat het de inzet van de wapens vreesde bij het grensconflict tussen Botswana en Namibië, rond de strook van Caprivi. Mede door deze commotie sprak het kabinet af in principe geen wapens meer te leveren aan Afrika.

Kort erna werd men onaangenaam verrast met het nieuws dat op de Vlissingse kade een schip klaar ligt om honderdvijftig oude legertrucks van een handelaar uit Breda naar het in oorlog verkerende Congo (toen nog Zaïre) te verschepen. Omdat de vrachtwagens, ondanks militaire specificaties, niet vergunningsplichtig zijn, wist de man het juridisch gelijk aan zijn kant. Met een beroep op de 'internationale rechtsorde' en een flinke afkoopsom blijft de zending toch in Nederland. Met een nieuw registratiesysteem moet de doorverkoop van legervoertuigen beter worden gecontroleerd. Wat wenselijk is en wat niet bepaalt uiteindelijk de overheid. Dat daarop wel eens wat af te dingen valt wordt al snel duidelijk. Want waarom mag Defensie datzelfde jaar wel vijfhonderd legervrachtwagens leveren aan bepaald instabiele staten als Angola en Bosnië?

Dat Nederland moeilijk om Afrika heen kan om zijn ouwe legertroep te slijten, bleek pas weer. Een kleine tweehonderd tweedehands legerauto's zijn aan de krijgsmachten van Nigeria (100) en Botswana (81) cadeau gedaan, respectievelijk verkocht. De order werd, net als eerder bij de tanks voor Botswana, verpakt als bijdrage aan de opbouw van een regionale vredesmacht in Afrika. Of ze uiteindelijk ook voor die doeleinden zullen worden gebruikt valt moeilijk te achterhalen. Eerder al bleek de luchtmacht van Tsjaad ex-Nederlandse Alouette helikopters niet, zoals afgesproken, voor natuurbeheer, maar bewapend en al tegen rebellen in te zetten.

Nigeria mag dan de overstap maken naar een door burgers bestuurd land, het heeft binnenslands de handen vol aan allerlei conflicten, waarbij het leger nog steeds een belangrijke rol speelt. Volgens mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch vernietigden Nigeriaanse legereenheden in november 1999 het stadje Odi in de olierijke Niger-delta en vermoordden enkele honderden (mogelijk zelfs tweeduizend) burgers, nadat twaalf politiemensen door een jeugdbende waren omgebracht. Als interventiemacht heeft Nigeria een even beroerde reputatie. Als leider van de West-Afrikaanse interventiemacht ECOMOG waren de Nigerianen in achtereenvolgens Liberia en Sierra Leone al snel meer partij dan onafhankelijke vredesmacht, met alle oorlogsmisdaden vandien.

Omdat Nederland de vrachtwagens onbewapend levert, gelden ze officieel niet als wapenleverantie. Maar een mitrailleur is er natuurlijk zo op geschroefd. En ook zonder bewapening is het met zo'n degelijke DAF truck handig uitrukken om een opstandje te onderdrukken. Het is lovenswaardig dat Nederland de overgang van een dictatuur naar een democratisch bestel wil steunen. Het is alleen onbegrijpelijk dat dat juist met militaire hulp tot uitdrukking moet worden gebracht. Een verklaring daarvoor valt overigens makkelijk te vinden. Met haar olierijkdom is Nigeria op papier een van de rijkste landen in Afrika en een belangrijke markt voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat er de op vier na grootste buitenlandse investeerder is. Dat bedrijfsleven was dan ook prominent aanwezig tijdens de regeringsbezoeken van achtereenvolgens minister Van Aartsen (november vorig jaar) en staatssecretaris Ybema van Buitenlandse Handel (afgelopen april). Militaire leveranties blijken nog altijd het meest effectieve middel voor een vruchtbare economische relatie.

Bronnen: o.a. Haagsche Courant, 20 juni 2001


Grote uitverkoop

Naast alle legertrucks verkocht Defensie de laatste maanden nog een karrevracht 'echte' wapens. Grootste vis is de verkoop van het S-fregat Pieter Florisz, die na zeventien jaar trouwe dienst (Neerlands trots in de Golfoorlog) voor 95 miljoen gulden in Griekse handen overgaat. Het wordt het zevende Griekse fregat van Nederlandse makelij. Naast twee nieuwe schepen, is dit het vijfde tweedehandsje. Daarnaast is Griekenland voor iets meer dan twaalf miljoen gulden eigenaar geworden van tien Leopard 1 tanks.

RDM Technology, het kanonnenbedrijf van Joep van den Nieuwenhuyzen, meldt op de homepage dat het voor een niet nader genoemd bedrag een contract heeft gesloten met het Chileense leger voor de verkoop van elf special purpose Leopards. De RDM heeft de tanks van de landmacht overgenomen en zal ze een opknapbeurt geven voor ze begin volgend jaar worden verscheept. Chili is de afgelopen jaren een van de grootste klanten van overtollig Nederlands wapentuig èn van de RDM geworden. In 1998 kocht het Zuid-Amerikaanse land al via Van den Nieuwenhuyzen tweehonderd Leopard 1 tanks. Verder verbetert RDM Technology de reikwijdte van alle M101 kanonnen van de Chileense landmacht.

Bronnen:
Defensiekrant, 14 juni 2001;
www.mindef.nl;
www.rdmt.nl


TNO en Stork bouwen aan NAVO raketschild

De NAVO heeft contracten ter waarde van dertig miljoen gulden afgesloten met twee groepen wapenfabrikanten, die de komende anderhalf jaar ieder een eigen onderzoek naar de mogelijkheden van een 'gelaagd' raketschild zullen uitvoeren. Beide door Amerikaanse bedrijven geleide consortia gaan een plan opstellen dat het hoofd moet bieden aan een aanval met middellange-afstandsraketten. Dit plan moet het mogelijk maken via één geïntegreerd systeem zowel ter land, ter zee als vanuit de lucht vijandelijke raketten uit de lucht te schieten, om zo interventietroepen, bevriende naties of het eigen grondgebied te beschermen. Vanwege de ruime kennis van raketverdedigingstechnologie waren ook Nederlandse bedrijven via verschillende consortia in de race. Het ene, onder aanvoering van Lockheed Martin, betrekt Stork bij het werk. De door Science Applications International Corp (SAIC) geleide groep neemt het Prins Maurits Laboratorium van TNO in de arm. Een gezamenlijk NAVO raketschild zou weleens een van de grootste projecten van het bondgenootschap kunnen worden. Het ligt daarom voor de hand dat bedrijven die nu bij het haalbaarheidsonderzoek zijn betrokken in de nabije toekomst kans maken op grote vervolgorders. De opdracht werd overigens toegekend na vergelijkend onderzoek door het in Den Haag gevestigde Consultation, Command and Communications Agency van de NAVO.

De NAVO-studies betekenen de opmaat voor meer samenwerking tussen Europa en de Verenigde Staten op het gebied van Missile Defence (MD) (zie VD AMOK nr.1, 2001 voor een uitgebreid artikel hierover, en het artikel over het anti-raketschild elders in dit nummer). Het lijkt er steeds meer op dat het oorspronkelijke Amerikaanse National Missile Defence (dat vooral intercontinentale raketten zou moeten tegenhouden) wordt uitgebreid met zogenaamde Theatre Missile Defence (TMD) systemen (bijvoorbeeld de verbeterde Patriot luchtafweer), om èn verdediging te bieden tegen kortere afstands raketten èn om Europa aan boord te krijgen. Volgens de Spaanse krant El Pais, aangehaald in Trouw, heeft premier Aznar, tijdens het bezoek in juni van de Amerikaanse president Bush, vier schepen met het Aegis radarsysteem aangeboden ter ondersteuning van een internationaal Missile Defence systeem. De verwachting is dat, eenmaal aan boord, de resterende Europese bedenkingen tegen de Amerikaanse plannen snel zullen verdwijnen. De NAVO haalt zich daarmee alleen wel de woede van Rusland en China op de hals. Zo krijgen de Amerikanen ondanks alle tegenstand via een zijweg alsnog hun zin en ligt een nieuwe wapenwedloop in het verschiet.

Bronnen:
Jane's Defence Weekly, 30 mei 2001;
Trouw, 22 juni 2001

Terug naar artikel over het anti-raketschild


Allianties Thales en EADS

Thales Nederland (de nieuwe naam voor Signaal, die samenvalt met de naamsverandering van moederbedrijf Thomson-CSF in Thales) heeft een samenwerkingsverband gesloten met defensiereus EADS, dat weer het fusieprodukt is van het Duitse DASA, het Franse Aerospatiale Matra en het Spaanse CASA. De in Wilhelmshaven, Duitsland gevestigde joint venture gaat zich richten op de gezamenlijke verkoop van marine navigatiesystemen en krijgt de naam ET Marinesysteme GmbH. De joint venture moet reeds bestaande contacten op marinegebied versterken en wil "optimaal gebruik maken van dit potentieel voor nieuwe projecten en exportmogelijkheden".
Ook op het gebied van land- en luchtsystemen hebben Thales en EADS de handen ineengeslagen. Onder de naam TDA Armaments gaan de twee vuurleidingsapparatuur, radarsystemen en andere wapenelektronica verkopen.

Bron: Jane's Defence Weekly, 25 april 2001

* Meer informatie op de homepage van de Campagne tegen Wapenhandel, www.stopwapenhandel.org, met een online zoekmachine voor wapenhandelberichten sinds 1997 en ander wapenhandelnieuws.


Jaarcijfers

Tijdens het zomerreces verscheen het jaarlijkse rapport wapenexportbeleid. Perfecte timing, want zo blijft zo'n stuk gegarandeerd onopgemerkt. In 2000 kende Nederland wapenexportvergunningen toe ter waarde van 918 miljoen gulden, ruim honderd miljoen meer dan het jaar ervoor. Het meest in het oog springend is ongetwijfeld Bangladesh, dat met een order van 43,5 miljoen gulden ineens een klant van formaat is (zie ook VD AMOK nr. 5 2000). Zuid-Korea koopt al jaren een groot deel van zijn wapens in Nederland. Vorig jaar verstrekte Economische Zaken voor een bedrag van 147 miljoen gulden exportvergunningen aan het land. Voor dat geld koopt het bij Thales Nederland (voorheen Hollandse Signaal) radarapparatuur en Goalkeeper snelvuurkanonnen voor een serie nieuwe oorlogsschepen. Verder vallen orders van Griekenland (27,3 miljoen gulden), Taiwan (12,5), Japan (11,3), Turkije (10,1) en Indonesië (6,1) op. Het Zweedse SIPRI rekent in haar nieuwste jaarboek Nederland als 's werelds zesde wapenexporteur. De conclusie is dat Nederland zijn positie als wapenhandelaar na het einde van de Koude Oorlog gestaag heeft verstevigd, de laatste jaren steevast als nummer zes of zeven. Met de wapenexportcijfers, zoals de overheid die sinds 1997 publiceert, valt de volgende top tien van bestemmingen van Nederlands wapentuig te maken:



verstrekte wapenexportvergunningen 1997 t/m 2000
(in miljoenen guldens)
Verenigde Arabische Emiraten (VAE) 831,2
Verenigde Staten (VS) 735,5
Duitsland 648,0
Oostenrijk 458,9
Turkije 359,3
Zuid-Korea 335,9
Groot Brittannië 218,1
Griekenland 148,3
Chili 128,3
Indonesië 104,8
totaal 3.854,0



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Korte berichten

Samenstelling: Kees Kalkman


Vredesbeweging in Angola

In een speciale uitgave van The Broken Rifle ter gelegenheid van de internationale dienstweigerdag op 15 mei 2001 wordt aandacht besteed aan de situatie in Angola. De Angolese burgeroorlog tussen regeringstroepen en de UNITA-militie woedt met een enkele onderbreking al sinds het jaar van de onafhankelijkheid (1975). Zowel in het land zelf als bij de wereldmedia is er sprake van gewenning en onverschilligheid ten aanzien van deze eindeloze oorlog.
Gelukkig kunnen er in elk geval in het land zelf enige tekenen van verandering gesignaleerd worden. De journalist en voormalig politiek gevangene Rafael Marques beschrijft in zijn artikel War as a way of life (oorlog als levenswijze) hoe in januari en februari 1999 een groep journalisten de dienstplicht aan de kaak stelde als een vorm van discriminatie die alleen de kinderen van de armen en ondergepriviligeerden als kanonnevoer naar het front stuurt. Als gevolg hiervan werden vier journalisten strafrechtelijk vervolgd en één door een soldaat in elkaar geslagen.
In dezelfde periode ging een groep van 500 vrouwen de straat op in het centrum van het olierijke Cabinda om te protesteren tegen het onder de wapens roepen van hun kinderen voor een oorlog die ze niet te rechtvaardigen vinden. Cabinda is een stukje Angola dat van de rest van het land gescheiden wordt door een smalle strook grond die onder controle staat van de Democratische Republiek Congo. Na de demonstratie meldden zich slechts twee jongens vrijwillig om het leger in te gaan.

In juni 1999 stelde een groep mensen een vredesmanifest op dat werd ondertekend door meer dan 200 prominente Angolezen. Ze werden aangevallen door het regime die enkele van de ondertekenaars onder druk zette om zich publiekelijk uit te spreken tegen het vredesmanifest alsof ze misleid waren bij het zetten van hun handtekening. Het manifest heeft echter de weg vrijgemaakt voor een verdergaande oproep tot een binnenlandse en vreedzame oplossing voor de oorlog in Angola.
Eind juli 2000 heeft de katholieke kerk een vredescongres georganiseerd dat de ruggegraat van de zwakke Angolese burgerbeweging bijeenbracht. De oproep voor een vreedzame overeenkomst en een binnenlandse oplossing met deelname van de burgerbeweging heeft aan kracht gewonnen en stevent af op een consensus binnen de bevolking.

Bron:
The Broken Rifle No. 49/50, mei 2001
uitgave van de War Resisters International,
5 Caledonian Road, London N1 9DY


Militaire dossiers komen vrij

Twaalf actievoerders hebben inzage gekregen in persoonsdossiers die de MID (Militaire Inlichtingen Dienst) voor 1990 over hen samenstelde. De inzage is het resultaat van een verzoek door het Nijmeegse Steunpunt Inzage PID-Nijmegen (SIP). De BVD en het ministerie van Binnenlandse Zaken hebben deze zaken tot nu toe geheim willen houden. zij stellen zich op het standpunt dat gegevens over antimilitaristische activiteiten, hoe gedateerd ook, voor de geheime diensten nog steeds actueel zijn. Het gaat echter onder meer om organisaties die allang niet meer bestaan en zich richtten tegen instellingen die ook al verdwenen zijn, zoals de dienstplicht. Tegen deze weigeringen lopen nog beroepen bij de Raad van State van het SIP en de Vereniging Voorkom Vernietiging (VVV). De vrijgave van de documenten aan de SIP-leden betekent dus een doorbraak en tegelijkertijd een breuk in het front van de staatsorganen.

De nu vrijgegeven stukken van de MID beslaan activiteiten van de actiegroepen Onkruit, Vredeaktiekamp-mobiel en de actiegroep Is Het Hier Oorlog? die actief was tegen de militarisering van de Nijmeegse Vierdaagse.
De kennis van de MID heeft de aanvragers verbaasd. Zo worden namen opgesomd van mensen die in 1989 bij een solidariteitsdemonstratie bij de rechtbank in Breda aanwezig waren. Louis Sévèke van het SIP: "Er stonden twee antimilitaristen terecht [waaronder Kees Koning - KK] en driehonderd mensen protesteerden. Dan blijkt dat ze meer dan honderd mensen geïdentificeerd hebben. Sommige werden ter plekke herkend en andere via foto's die naar politiebureaus werden gestuurd."
Alle details werden genoteerd. Zo staat in het stuk over de demonstratie dat 'voor de inwendige mens werd gezorgd door de kookgroep van het Kollektief Rampenplan uit Sittard'.
Ook de teksten op de spandoeken - 'geen Navo-steun aan fascisten in Turkije' - blijft niet onvermeld. De MID noteert dat activiteiten plaatsvinden in een loods die eigendom is van de Zusters van Francicanessen. Het programma van de dag is bijgevoegd.
Relatief veel stukken gaan over dienstweigeren en totaal-weigeraars. De dossiers variëren in dikte van een tot 85 pagina's.

Meer informatie:
Vereniging SIP-Nijmegen
Postbus 1501
6501 BM Nijmegen
tel./fax 024-3233586
e-mail: obiv"at"dds.nl

Bronnen:
Persbericht SIP 24.6.2001,
Persbericht ANP 24.6.2001,
Het Parool 25.6.2001


Echelon hakt zijn Duitse oor af

Eind mei deelde het INSCOM (US Army Intelligence and Security Command) mee dat het Amerikaanse ministerie van defensie op verzoek van de National Security Agency (NSA) en de Central Security Service besloten heeft het afluisterstation van de NSA in Bad Aibling, 45 kilometer ten zuidoosten van München, te sluiten. In grootte is dit het derde afluisterstation ter wereld. Een reden werd niet aangegeven. De 'huidige activiteiten' zullen op 30 september 2002 worden beëindigd. In 2003 gaat het sinds 1952 door de NSA gebruikte station dicht.

In Bad Aibling werken meer dan 1000 personeelsleden van de 718 Military Intelligence Brigade. Officieel ontkende geruchten hebben altijd beweerd dat vanuit dit 'grote oor' ook spionage tegen het Duitse bedrijfsleven werd bedreven. Vast staat dat het een onderdeel is van het wereldwijde door de VS geleide Echelon netwerk, de elektronische stofzuiger die alle internationale verbindingen afluistert. Tot 1989 richtten de afluisterschotels zich natuurlijk vooral ook tegen het 'oostblok'.

Inmiddels is de Sunday Times met de onthulling gekomen dat de VS tussen maart en september volgende jaar honderden stafleden van de NSA gaan overbrengen van Duitsland naar de Amerikaanse spionagebasis Menwith Hill in Yorkshire. Het gaat om personeel van Bad Aibling. Vorig jaar zou een geheime overeenkomst zijn gesloten waarbij de Britse regering instemde met het overbrengen van de hele operatie naar Engeland. De regering Blair had gehoopt dat een en ander ongemerkt zou kunnen plaatsvinden.
Volgens de Britse expert Duncan Campbell wijst een en ander op een groeiende kloof tussen de VS en Duitsland op spionagegebied. In dit kader zijn de Amerikanen ook begonnen hun afluisteractiviteiten in Denemarken en Zwitserland uit te bouwen. In het noorden van Denemarken in Skibsbylejren bij Hjorring en in Heimenschwand en Leuk in Zwitserland wordt gebouwd aan een nieuw interceptienetwerk. De gegevens zullen worden verwerkt door grote computers bij Kopenhagen en in Zimmerwald.

Bronnen:
Münchener Merkur 1.6.2001 (via ARD Text),
TAZ 2.6.2001, Heise online, www.heise.de, 1.6.2001,
Intelligence Forum, www.intelforum.org, 11.6.2001,
http://cryptome.org


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Recensies -

FILM RECENSIES

THIRTEEN DAYS

Voor mensen die de geschiedvervalsingen van Hollywood gewend zijn is de film Thirteen Days enigszins een verademing. Men heeft er immers in Californië een handje van om het niet te nauw te nemen met de historische feiten en als het gaat om de Koude Oorlog of de Tweede Wereldoorlog wordt de Amerikaanse versie van de geschiedenis al snel overbelicht. Dat is minder het geval in deze produktie, die handelt over de Cuba-crisis van 1962, toen de wereld aan de rand van een directe confrontatie tussen de toenmalige Sovjet-Unie en de Verenigde Staten verkeerde. Directe aanleiding voor die crisis was de stationering van Russische middellange afstandsraketten uitgerust met kernkoppen op Cuba, een land waar een paar jaar eerder een revolutie had plaatsgevonden die het buiten de Amerikaanse en binnen de Sovjet-invloedssfeer bracht. De toenmalige regering Kennedy zag hierin een dusdanige bedreiging dat er onmiddellijk tegenmaatregelen in gang werden gezet. Dit mondde uiteindelijk uit in een crisis, waarin felle discussies tussen de militaire en politieke leiding van de VS plaatsvonden over het beleid. De ontwikkeling van dit beleid tijdens de crisis vormt het hoofdthema van de film. Deze slaagt erin om op een voor Hollywood ongebruikelijke wijze de spanning vast te houden, ondanks het gegeven dat de 'actie' hoofdzakelijk uit intense discussies bestaat. Het meest interessante en politiek relevante gegeven is de ingebouwde tegenstelling tussen de leiding van het Pentagon, belichaamd door de beruchte houwdegen Generaal Curtis LeMay en de relatief 'gematigde' politici, belichaamd in de twee Kennedy broers (John F. was de President, broer Bobby de attorney general ondersteund door een speciale adviseur in veiligheidszaken. Omdat Kevin Costner deze rol speelt kunnen we vermoeden dat de rol van deze adviseur enigszins is opgeblazen.

De militaire leiding wilde het ultimatum dat aan de Sovjet-Unie gesteld werd zo snel mogelijk omzetten in het toepassen van maximaal geweld. Voor Generaal Lemay betekent dat om te beginnen een invasie van Cuba met als ultiem middel desnoods een kernoorlog. Daartoe werd door de militaire leiding een zodanige invulling aan de politieke instructies gegeven, dat de machinerie van de oorlog als het ware vanzelf op gang kwam. Niet voor niets wordt in de film expliciet verwezen naar Barbara Tuchman's 'De kanonnen van Augustus', de boeiende beschrijving van de directe aanloop naar de Eerste Wereldoorlog. Ook daar was sprake van een militair mechanisme (in dat geval vooral de spoorwegroosters voor het vervoer van de troepen naar het front) dat, eenmaal op gang gebracht, regelrecht naar een militaire confrontatie leidde. Tijdens de Cuba-crisis werden bevelen van de civiele leiding (de president is de opperbevelhebber van de strijdkrachten) op een dusdanige manier verdraaid dat een escalatie op gang kon worden gebracht. Een beproefde truc was het sturen van verkenningsvliegtuigen om de raketten op Cuba te fotograferen: het neerschieten van zo'n vliegtuig kon dan als casus belli worden gebruikt. Bij de blokkade van Cuba die als compromis tenslotte werd toegepast werden de rules of engagement ook zo losjes opgevat dat een militair treffen op zee als het ware was ingebakken. Blijkbaar werd de minister van defensie McNamara zelfs in het Pentagon geplaatst om direct toezicht op de militairen te houden.

Maar de strijd tussen de militairen en de politici is niet het enige thema van de film. Ook de confrontatie met de Sovjet-Unie is van belang, vooral de directe nucleaire confrontatie. Ook in de film wordt erkend dat de VS al een aantal jaren datgene hadden gedaan waarvan de Sovjet-Unie beschuldigd werd: kernwapens op raketten plaatsen aan de grenzen van dat land (het ging om Jupiter middellange afstandsraketten in Turkije en Thor-raketten in het Verenigd Koninkrijk). Onderdeel van de overeenkomst die de Cuba crisis beëindigde was dat deze raketten ook verwijderd moesten worden, maar zonder dat dit als een ruil publiekelijk werd erkend. Zo kon het beeld in stand worden gehouden van een Verenigde Staten die niets anders deed dan zichzelf verdedigen. Dat beeld is nog steeds actueel, omdat in opvallend veel commentaren over de huidige Amerikaanse politiek deze nog steeds precies zo wordt neergezet. Het is alsof er geen Amerikaanse belangen bestaan en een louter vredelievende buitenlandse politiek. De film is uiteraard het meest sympathiek naar de Amerikaanse kant, maar verhult niet dat de Sovjet-Unie destijds ook wel een casus belli had. Het is al vaker geschreven: het is een wonder dat de militaire leiding aan beide kanten nog genoeg onder civiele controle waren om een catastrofe te vermijden.
KaKo



- Recensies -

FILM RECENSIES

Enemy at the Gates

De slag om Stalingrad was een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog. Dat is een stuk geschiedenis dat in de 21e eeuw bijna niets meer te betekenen heeft, zeker in West-Europa. Voor de generaties die opgevoed zijn met het beeld van de Amerikaanse en eventueel Britse bevrijding van Nederland en dus Europa (alweer een staaltje historisch revisionisme waarin Hollywood een niet onbelangrijk aandeel heeft gehad) kan het schokkend zijn om te leren dat het grootste deel van de wereldoorlog in Europa zich aan het Oostfront afspeelde. De Frans/Duitse produktie van de Franse regisseur Annaud is een poging om dit beeld aan de hand van de belangrijkste veldslag aan het Oostfront in te vullen. Zoals altijd kon ook deze film voor het grote publiek alleen gemaakt worden door helden en heldinnen op de voorgrond te plaatsen. Het gaat in essentie om een tweekamp tussen twee scherpschutters die elkaar in de puinhopen van Stalingrad (het tegenwoordige Volgograd) proberen te doden. Hoewel er inderdaad zoiets schijnt plaats te hebben gevonden is het vooral de grimmige context waarin het verhaal zich afspeelt dat imponeert. Tussen augustus 1942 en februari 1943 waren honderdduizenden soldaten verwikkeld in een strijd op leven en dood. Hoewel de Russische propaganda (die aan de hand van het werk van eem propagandist van het Rode Leger uitgebreid in de film aan bod komt) graag het beeld creëert van de patriottische Russen die hun moederland gewillig verdedigden, bestond er ook een andere grimmige realiteit. Volgens cijfers die pas recentelijk zijn vrijgegeven stierven bij de campagne om Stalingrad 485.000 Russische soldaten in het gevecht met de Duitsers, maar ook nog eens 13.500 voor hun eigen vuurpelotons, beschuldigd van desertie of lafheid in het aangezicht van de vijand.
KaKo


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Berichten van de basis

Cursus conflicthanteren (2)

Nu de resultaten van de eerste cursus "Conflicthanteren" in het afgelopen najaar aan de verwachtingen voldeden is door het bestuur van de Stichting Burger Vredes Teams Nederland in overleg met de Christelijk Hogeschool Windesheim besloten in het komende najaar (van 19 november tot en met 14 december) een tweede cursus te organiseren.
Van de 16 deelnemers/sters van de eerste cursus gaan er drie werken in Srebrenica; anderen gaan met de opgedane ervaringen hun werk in vredes- en kerkelijke organisaties versterken. Ook de vier militairen die deelnamen waren enthousiast: het Ministerie van Defensie wil dan ook in de komende tijd de samenwerking voortzetten.
Voor individuele deelnemers was het cursusgeld van fl. 6.000,- vaak een groot probleem. Dankzij financiële steun van vredesorganisaties (waaronder beurzen voor vijf deelnemers van de Vereniging Kerk en Vrede) en kerkelijke instellingen konden zij desondanks toch deelnemen. Wij trachten echter waar mogelijk de rijksoverheid te stimuleren de kosten van deelneming aan de cursus te betalen. Ten slotte is ook voor de overheid van groot belang dat mensen met deze opleiding in conflictgebieden kunnen werken. De inhoud van de tweede cursus behoeft op maar enkele punten aanvulling. Hoofddoel blijft uiteraard het benaderen van conflicten met geweldloze middelen.

Belangstellenden kunnen daarvan reeds nu laten blijken door een brief aan het secretariaat van de Trainings- en Adviesgroep van de Hogeschool Windesheim, postbus 10090, 8000 GB Zwolle. Zodra mogelijk ontvangen zij dan nadere informatie.

Burger Vredes Teams Nederland


Kantonrechter spreekt vredesaktivisten vrij van kamperen

Op 20 juni moesten 14 vredesaktivisten zich bij de kantonrechter in Den Bosch verantwoorden voor overtredingen, zoals verboden toegang (burgerinspecties op 1 oktober en bezetting van Amerikaans gebouw van de 752 MUNSS) en het recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein.
Ondanks de vele steekhoudende argumenten van de verdediging vond de rechter dat de aktivisten andere wegen moesten bewandelen om hun doel te bereiken. Hij vond dat niet duidelijk geworden was dat de Nederlandse regering het Internationale recht overtreedt (!). De rechter vond ook dat er geen sprake was van een acute noodtoestand, die kernbommen liggen er namelijk al meer dan 40 jaar, er was dus geen sprake van noodweer. De eis van de officier (fl. 500,- boete voor verboden toegang en fl. 270,- voor recreatief nachtverblijf) vond hij echter veel te hoog, want hij vond de aktivisten gewetensvolle mensen, die het beste voorhadden met de wereld.
Hij veroordeelde iedereen die art. 461 overtreden had tot een boete van fl. 90,- of 1 dag hechtenis. Teleurstellend om voor de zoveelste keer met een schouderklopje veroordeeld te worden.
Wat betreft de overtreding recreatief nachtverblijf sprak hij iedereen vrij. Hij oordeelde dat daarvan geen sprake was, want "Er is een vredeskamp waar geslapen, gekookt en gegeten wordt, waar vergaderd wordt en waar akties worden voorbereidt." Hij vond het vredesaktiekamp een geaccepteerd aktiemiddel. Dit is voor het vredeskamp een kleine overwinning. Kamperen tegen kernwapens mag... nu de rest nog.

Vredes Aktie Kamp Volkel


Aktieplan voor het Belgische presidentschap

afkomstig van ons zusterblad Vrede


Werp een dam op tegen het militaire Europa!

19 oktober 2001, 16u, Gent

Op 19 oktober ligt Europa in Gent. Dan komt de top van staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie bijeen in de Sint Pietersabdij. Wat de dames en heren gaan bespreken is op dit moment niet duidelijk. Vast staat wel dat nu België voorzitter is van de Europese Unie, de uitbouw van het militaire Europa bovenaan op de agenda staat.

Op 19 oktober werpen we een dam op tegen het militaire Europa. Met mensen, materialen, alarmsirenes en veel geweldloze creativiteit bouwen we een muur rond de militaire agenda. Letterlijk. We sluiten de straten af samen met kunstwerken, fanfares, mobiele keukens, podia. Om 17.45u slaat een sirene in heel Gent alarm: hoog tijd voor een niet-militair veiligheidsbeleid. Een militair Europa: het is ook uw zaak. Komt allen. En doe mee.


Veiligheid is geen kwestie van militairen.

Het loopt grondig mis met de uitbouw van het zogenaamde 'veiligheidsbeleid' van de Europese Unie. Europa richt een eigen interventieleger op dat overal kan tussenkomen om de Europese belangen te verdedigen, bouwt aan een eigen wapenindustrie, heeft alle documenten die met Europese defensie te maken hebben geheim verklaard, zorgt dat budgetten naar militair onderzoek gaan en minder naar civiele programma's.

En dat alles in sneltreinvaart. Wist u het? Waarschijnlijk niet. Weinigen weten het. De uitbouw van een Europees veiligheidsbeleid gebeurt in geheime kamers en donkere hoeken.
Natuurlijk moeten wij schendingen van de mensenrechten tegengaan. Maar het uitbouwen van een interventieleger is daarop niet het juiste antwoord. Integendeel, voor de wereldvrede is het een stap achteruit. Een soldaat is niet opgeleid om conflicten op te lossen, maar om oorlog te voeren. Veiligheid is geen kwestie van militairen sturen maar van duurzame ontwikkeling, van eerlijke handel, van maatregelen die voorkomen dat conflicten gewelddadig worden, van dialoog, van het versterken van de mensenrechten, van ontwapenen.
Een interventieleger staat haaks op de ontstaansgedachte die aan de Europese Unie wordt toegedicht, namelijk oorlogen vermijden door economische samenwerking.

Afspraak:
19 oktober, van 16 uur tot 18 uur
Gent, 't Zuid, W. Wilsonplein.

Meer info:
Forum voor Vredesactie,
Patriottenstraat 27,
2600 Berchem.
e-mail:Forum"at"vredesactie.ngonet.be

Een organisatie van Forum voor Vredesactie, Oxfam Solidariteit, Vrede vzw, AIB, V.O.S., Nederlandstalige Vrouwenraad, Christenen voor het Socialisme.


Askere Gitme in de Tweede Kamer

Op 15 mei zijn leden van Askere Gitme de Tweede Kamer binnengegaan om opnieuw te eisen dat er eindelijk een poltieke oplossing komt voor hun problemen. Elf van hen hadden onder hun kleding witte t-shirts aan met daarop de teksten: Wat is er met Savas Çiçek gebeurd? en Politiek asiel voor dienstweigeraars. Ze onthulden hun t-shirts, stonden op en bleven zo enkele minuten zwijgend op de politieke tribune staan. Deze stille vraag om aandacht ging voorzitter Jeltje van Nieuwenhoven te ver. Ze onderbrak de vergadering en de groep werd snel door veiligheidsmensen naar buiten geloodst.

Askere Gitme zal in de komende tijd aandacht blijven vragen voor haar eisen en vooral voor het beloofde Nederlandse rapport naar de dood van Savas Çiçek die in 1999 Nederland werd uitgestuurd en in het Turkse leger om het leven kwam.

GvL,
tekst mede ontleend aan de Fabel van de Illegaal, no 46/47. zomer 2001


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina