Aangepast zoeken

Naar beginpagina
Naar overzicht VD AMOKs

VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 9, nummer 3, 2000


Inhoudsopgave



Colofon

VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 9, nummer 3, 2000.

VD AMOK
verschijnt vijf maal per jaar en wordt uitgegeven door de Vereniging Dienstweigeraars (VD) en het Antimilitaristies Onderzoekskollektief (AMOK). Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.

Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie.

Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK, Obrechtstraat 43, 3572 EC Utrecht. tel. 06-14127779, e-mail: vdamok"at"antenna.nl

Redactie
Hans Christian Bouton (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga

Fotografen en illustratoren
Gerard van Alkemade, Piet den Blanken/HH, Hans Bouton, Frank Hendriks, Robert Knoth/HH, John Schaffer/HH, Harry van Sleeuwen, Teun Voeten/HH

Vormgeving
René Oudshoorn

Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag

Verder werkten aan dit nummer mee
Jan van Criekinge, David Jan Donner, Wout Kranendonk, Stijn van der Putte, Clemens Raming, Jörg Rohwedder, Frank Slijper, Fred van der Spek, Lode Vanoost

Abonnementen
Een abonnement is minimaal ¦ 30,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal ¦ 40,-.
Over te maken op giro 1308126 t.n.v. Vereniging Dienstweigeraars, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten ¦ 6,50 (¦ 8,90 inclusief porto).

Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.

Sluitingsdatum volgend nummer
1 september 2000



Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Redactioneel -

Ongenaakbaar Westen met de Joint Strike Fighter

Voor het eind van 2000 zal de Nederlandse regering beslissen wat de opvolger is van de F-16 die over een jaar of acht daadwerkelijk vervangen dient te worden. In het geding is met name de aanschaf van de Amerikaanse Joint Strike Fighter (JSF) die zeer geavanceerd en zéér duur is. De beslissing geldt als een cruciale keuze voor de toekomstige wijze van oorlogvoeren én voor die van de onderlinge verhoudingen in de NAVO.

De JSF beschikt over technische capaciteiten waarmee een bepaald soort luchtoorlog gevoerd kan worden met nog preciezere bombardementen. De JSF wordt als beter beoordeeld dan Europese concurrenten als de Eurofighter. Werd er tijdens de oorlog om Kosovo voorzichtigheidshalve, althans voor de Westerse piloot, nog van grote hoogte gebombardeerd, de JSF moet het mogelijk maken ongezien voor de vijandelijke radar, laag te vliegen en daardoor meer doelen te treffen. Dat maakt het Westen nog onkwetsbaarder en ongenaakbaarder in zijn machtspolitiek. Dit wapen zal de voorstanders van de interventie waarbij serieus de mensenrechten verdedigd kunnen worden, ook geen soelaas bieden. De JSF drijft de technologische oorlogvoering naar nieuwe hoogten en brengt een groot aantal doden onder de burgerbevolking dichterbij. Dit wapensysteem leidt ook af van de weg van conflictpreventie, een beleid dat juist gebaat zou zijn van minder high-tech wapensystemen.

Met een keuze voor de JSF kiest Nederland, en meer bepaald Europa, voor de bestendiging van een militair-politieke afhankelijkheidsband met de VS. Deze afweging dringt zich na de Kosovo-oorlog steeds sterker op. Moet Europa de band op deze dure manier blijven voortzetten? Zijn er alternatieven op militair-politiek niveau in Europa? Zou Europa niet beter de Europese wapenindustrie kunnen subsidiëren in plaats van de Amerikaanse? Dat zijn althans de strategische vragen van de Europese elites in de grote landen.

Er zijn aanwijzingen dat de grote Europese landen (Duitsland, Frankrijk en Engeland) een andere richting, onafhankelijker van de VS willen opsturen. Het afgelopen jaar al ging de Britse regering akkoord met het opzetten van een Europees interventieleger. En besloot Groot-Brittannië half mei tot de aankoop van de A400M, een Europees transportvliegtuig geschikt voor interventies ver weg. Tevens koos het voor de (voorlopige) aanschaf van Meteor, een Europese lucht-luchtafweerraket.

En wat te denken van de grote terughoudendheid bij de Europese elite voor de nieuwste versie van het Amerikaanse Star Wars-plan, nu National Missile Defense (NMD) geheten. De Europese regeringsleiders hebben er weinig trek in. Het kost naar schatting 60 miljard dollar, een astronomisch bedrag. Het spekt vooral de Amerikaanse wapenindustrie zonder dat de technische uitvoerbaarheid zeker en de beloofde veiligheid een feit is.

De Kosovo-oorlog heeft geleerd dat het Europese militarisme verdeeld is, en nog niet in staat een dergelijke oorlog zelfstandig uit te voeren. Maar binnen de NAVO heeft men niets te vertellen bij de Amerikanen. Daaraan zou een einde moeten komen, maar politieke Europese overeenstemming daarvoor is nog ver weg. De dertig jaar van de levensduur van het JSF-project zal het waarschijnlijk niet duren voordat de Europese elite verenigd is en de keuze voor de JSF bindt daarom Europa te lang aan de VS.

Het Nederlands ministerie van Economische Zaken heeft de afgelopen drie jaar reeds voor 180 miljoen subsidies aan de Nederlandse wapenindustrie verstrekt om mee te kunnen doen bij de produktie van de JSF. Hoewel ook in Nederland opinieleiders op dit gebied, o.a. van Clingendael, naar een onafhankelijker Europees militarisme willen, lijkt Nederland militair technisch al duidelijk te hebben gekozen.

Onze belangrijkste evaluatie van de Kosovo-oorlog is dat dergelijke avonturen niet meer mogen worden ondernomen. Het vervangen van de F-16 is een verkeerd signaal. Maar als de Europese en Amerikaanse elites elkaar in de weg zitten is dat misschien een voordeel voor de tegenstanders van nieuwe wapenprogramma's.


De redactie



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Amerikaans denken -

De JSF en de kronkels in het Amerikaanse denken

Een delegatie van Belgische parlementsleden en kabinetsmedewerkers was van 13 tot 18 maart 2000 in Washington DC voor gesprekken met overheidsdiensten, parlement en think tanks. Onderwerp van de gesprekken was de transatlantische alliantie, defensie en de NAVO, de rol die België en de VS daarin zouden moeten spelen en de (financiële) engagementen die ze daarvoor moeten aangaan. Lode Vanoost, kamerlid voor regeringspartij Agalev doet verslag van een tocht waarbij de aanschaf van het nieuwe vliegtuig de JSF (Joint Strike Fighter) door de gesprekken heenschemerde.

De delegatie bestond uit vijf federale parlementairen (vier kamerleden, één senator), drie federale kabinetsmedewerkers (Defensie en Eerste Minister), drie gewestelijke kabinetsmedewerkers (één uit elke regio), één begeleider van de VS-ambassade in Brussel en één vertegenwoordiger uit het Groothertogdom Luxemburg. Aan het Vlaams Blok werd geen medewerking gevraagd door de VS-ambassade in Brussel. CVP en PSC waren wél gevraagd, maar konden blijkbaar geen mensen beschikbaar stellen (jammer, want het zou voor hen eveneens een nuttige ervaring geweest zijn al was het maar omdat ze eens zonder kabinetsmedewerkers aan dergelijke reizen mogen meedoen). Daarmee was de VU (Volksunie) de enige deelnemende oppositiepartij.
Opzet van de reis volgens de VS-ambassade was een betere kennis van elkaars standpunten (VS en België) over defensie, veiligheid, NAVO te verkrijgen door het stimuleren van dialoog, uitwisseling van gedachten en debat op basis van wederzijds respect. Mooi. Daarom kregen de bezoekers een breed programma van officiële en privé-contacten aangeboden.

Lui, egocentrisch en stinkend rijk

Eerste vaststelling: Noord-Amerikanen houden zich aan het afgesproken tijdschema, spreektijden worden amper overschreden maar vooral: er wordt niet rond de pot gedraaid en wollig taalgebruik is hen vreemd. Je weet direct wat je er aan hebt. Enkele voorbeelden: een spreker van het American Enterprise Institute for Public Policy Research begon met te stellen dat het European Security and Defense Identity (ESDI) als échte bedoeling een verborgen agenda heeft om de VS op lange termijn uit de NAVO te smijten. Een spreker van de National Defense University stak zo van wal: "Europeans are lazy, selfish, selfcentered, crummy allies, wij nemen ten minste onze verantwoordelijkheid, jullie laten al het vuile werk door anderen doen." Als intro kon dat tellen. In het Congres mochten we aanhoren hoe schandalig het toch is dat de Amerikanen alleen stonden in hun morele verontwaardiging over de slachtingen in Kosovo en alleen stonden in hun bereidheid om op te treden. Zijn jullie eigenlijk niet beschaamd?

Effectief marginaliseren

Tweede vaststelling: volgens de Noord-Amerikanen boden zij ons een gevarieerd programma dat een zeer brede schakering van standpunten weergeeft. Bekeken vanuit het standpunt van de overheid, de twee politieke partijen, de grote think tanks en de grote media klopt dat. Het Amerikaanse politieke systeem zou ik zo samenvatten, eerst wordt ervoor gezorgd dat het overgrote deel van mogelijke opinies effectief wordt gemarginaliseerd of genegeerd, daarna wordt binnen de nauwe marges die nog overblijven een zeer levendig debat gehouden over de details van de beslissingen. Geen enkele van de contacten trok in twijfel dat de budgetten voor Defensie terug naar omhoog moeten, dat er terug [in Europa] zwaar moet worden geïnvesteerd in wapenprogramma's, en dat Europa een groter deel van de last ('burden sharing') moet gaan dragen. Met andere woorden, over de kern van de zaak bestaat geen enkele soepelheid of bereidheid tot het aangaan van een debat, de VS is de morele leider van de wereld die het recht, sorry, de plicht heeft om overal ter wereld zijn wil op te leggen. Zo simpel is dat. Over de manier waarop de VS zijn leidersrol moet spelen kan je een heel levendig debat hebben, niet over de rechtmatigheid van die leidersrol zelf.

Communist, dommerik en lafaard

Derde vaststelling: de Amerikanen zijn keien in het formuleren van een eenzijdig discours dat zo wordt verwoord dat wie het er niet mee eens is wel een communist, een dommerik, een lafaard of een gevaarlijk psychopaat moet zijn (kies zelf het meest gepaste adjectief). Enkele voorbeelden: Kosovo ging alleen over mensenrechten. Bent u voor etnische zuiveringen? Defensiebudget doen stijgen is een kwestie van verantwoordelijkheden nemen. U bent daar tegen omdat u niet wil besparen op onderwijs en sociale zekerheid, zegt u, u geeft dus toe aan demagogie en populisme, U bent dus geen waardig staatsman. Noord-Korea staat op het punt Los Angeles te bombarderen, hebben wij dan niet het recht om ons daar tegen te verdedigen met een National Missile Defense (NMD), dat is wat onze bevolking van ons vraagt, die verantwoordelijkheid durven wij aan, u niet? Wij dragen altijd alle lasten, u spendeert veel minder en zet veel minder mensen in voor 'internationale taken' enzovoort.
Om een lang verhaal kort te maken, de arrogantie en zelfingenomenheid van de Amerikaanse machthebbers is zo drukkend dat men zich goed moet 'wapenen' om niet ten prooi te vallen aan een verpletterend gevoel van machteloosheid. Daar staat tegenover dat wie zich goed voorbereidt daar wel tegen opgewassen is, ze zijn niet alleen arrogant op een onbewuste manier, ze zijn ook perfect voorspelbaar.

Het Joint Strike Fighter project

Voor de VS is het een uitgemaakte zaak dat de defensiebudgetten omhoog moeten. Het debat gaat over HOE dat budget omhoog moet, met welke strategieën, welke wapensystemen.
Het is blijkbaar een uitgemaakte zaak voor al onze gesprekspartners in Washington dat de VS wereldleider moeten blijven omdat "ja, waarom eigenlijk? wel, dààrom". De wereld is nog steeds een gevaarlijke plaats vol onbekende bedreigingen. Hoewel zowat iedereen die we spraken moest toegeven dat men eigenlijk geen flauw idee heeft hoe de wereld er binnen pakweg tien jaar zal uitzien, hebben de Amerikaanse defensiespecialisten wel al een antwoord op dat onbekende klaar: een multifunctionele, overal inzetbare jachtbommenwerper voor gezamenlijke acties zoals in Kosovo: de Joint Strike Fighter.

Hoewel het onderwerp tijdens de reis bijna nooit rechtstreeks werd aangehaald, was de JSF toch permanent aanwezig in alle gesprekken. Het is voor de Amerikanen een evidentie dat dit toestel er gaat komen, ook de recente kritische opmerkingen van het General Accounting Office (GAO, de rekenkamer), veranderen daar niets aan (de hoorzittingen in het Congres met het GAO waren nog bezig tijdens ons bezoek).

De JSF is goed voor de economie, creëert duizenden jobs en stimuleert hoogtechnologische evolutie. De burgerlijke luchtvaartindustrie doet daar dan zijn voordeel bij. Andere landen moeten wel dom zijn om zo een duidelijke kans te laten schieten. Dat het vooral de VS zélf en haar economie zijn die daar wel bij varen is mooi meegenomen maar is toch eerder toevallig. Amerikanen doen zoiets immers niet uit eigenbelang, daarvoor is hun verantwoordelijkheidsgevoel tegenover Europa te groot! Dat de VS zichzelf daarmee verder blijft verzekeren van haar militaire, technologische en militaire dominantie zal wel toeval zijn zeker.

Europa, Amerikaanse concurrent

Mijn gevoel bij dit alles is het volgende. De toekomst is onzeker. Er bestaan geen duidelijke dreigingen meer. De kans is dus groot dat Europa meer en meer twijfels heeft over de noodzaak van de Amerikaanse bescherming en van de investeringen in Defensie en meer en meer een eigen neutrale koers gaat varen, met andere woorden een evenwaardige economische en geopolitieke concurrent van de VS gaat worden (of nog erger, een eigen militaire industrie gaat ontwikkelen). Dat verklaart ook de reden waarom men in de VS zo sceptisch staat tegenover de initiatieven voor het ontwikkeling van een eigen Europees veiligheids- en defensiebeleid.

Het hele JSF-project heeft naast de vanzelfsprekende motieven van economische en militaire aard ook andere bestaansredenen. Door zoveel partners in dit project mee op sleeptouw te nemen, verzekert de VS zich op lange termijn, het gaat hier over zware investeringen die de betrokken landen binden voor de komende dertig jaar (onderzoek, ontwikkeling, aankoop in gebruik van dit toestel), van de deelname van Europa aan het wereldproject dat de VS van haar dominante positie moet blijven verzekeren. Bij gebrek aan een duidelijke vijand op maat van de Sovjet-Unie (alhoewel, verschillende sprekers lieten hun heimwee naar de Koude Oorlog voelen, sommigen lieten zelfs uitschijnen dat Rusland wel eens opnieuw zou kunnen beginnen, je weet maar nooit) wordt het Kosovo-model flink in de verf gezet. Dat is de oorlog van de toekomst! Bovendien blijft de VS zo verzekerd van haar technologische voorsprong. Immers, hoe hard Europa zich ook zou inspannen, die achterstand zal altijd blijven bestaan. Stel dat Europa in tien jaar het huidige peil van de VS bereikt, ondertussen staat de VS weer tien jaar verder, onbegonnen werk dus.

Op dit soort opmerkingen werd tijdens het bezoek steeds ontwijkend geantwoord. De meeste van onze gesprekspartners gaan niet echt in op dit soort tegenargumenten (Rare jongens, die Europeanen).

Gevaarlijk project

Samengevat kan ik stellen dat het bezoek zeer leerrijk was, zij het niet in de zin dat de VS zou gewild hebben. De JSF is en blijft een gevaarlijk project dat elk deelnemend land zal verplichten een nieuwe wapenwedloop aan te gaan. Vroeger kon de VS nog pretenderen dat het tegen de aartsvijand in Moskou was bedoeld, die schijnreden is er niet meer. Desondanks is er blijkbaar niets veranderd.

In oktober 1992 was Noam Chomsky op een lezing in de VUB (Vrije Universiteit in Brussel). Onderwerp van gesprek was de nieuwe wereldorde. In zijn inleiding zei hij het ongeveer zo: "De nieuwe wereldorde is de oude wereldorde. Er is niets veranderd. Ik zou daarmee direkt kunnen eindigen en samen met u een pint bier gaan drinken. U bent echter talrijk gekomen om naar mij te luisteren. Ik zal dat dus maar niet doen."

Dat is dan ook de indruk die ik van deze reis heb overgehouden. De leidende groepen in de VS zijn niet veranderd. Dat is ook niet mogelijk zolang er aan de interne machtsverhoudingen in de VS geen fundamentele wijzigingen komen. Het ziet er voorlopig niet naar uit dat dat gaat gebeuren. Men zal er dus best rekening mee houden dat de VS een gevaarlijke 'partner' blijft. Kosovo is geen nieuw begin, het is de voortzetting van een decennialange machtspolitiek waarvan de JSF de logische uitvoering is. Als het België menens is met nastreven van een betere wereld, kan er geen sprake zijn van deelname aan het JSF-project. Mijn bezwaren zijn na deze informatieve reis alleen maar toegenomen.


Lode Vanoost

Artikel overgenomen uit Webzine no 7
Zie: www.uitpers.be



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Kernbewapening -

De kernwapens zijn nog lang niet de wereld uit

In de maanden april en mei vond in New York een conferentie plaats over het Non-proliferatie Verdrag. De onderhandelingen over een slotdocument duurden een maand en speelden zich af in de catacomben van het gebouw van de Verenigde Naties. Een bont gezelschap van diplomaten, actievoerders en lobbyisten vergaderden van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat in ondergrondse vergaderzalen, en onderhandelden letterlijk in de wandelgangen, de koffiebar en het restaurant over nucleaire ontwapening, althans over een document dat daarover ging. Al degenen die daar aanwezig waren werden opgeslokt door het vergadercircus. Het was heel makkelijk om te vergeten dat er een relatie moest worden gelegd tussen wat op het geduldige papier werd afgesproken en wat er werkelijk in de boze buitenwereld gebeurt. Dit relaas probeert daarin wat duidelijkheid te scheppen.

De blijvende betrokkenheid van Nederland bij de voorbereidingen op een atoomoorlog, kan op weinig belangstelling rekenen in de politiek en de publieke opinie. Nog steeds denken de meeste vertegenwoordigers van de media dat de kernwapens in Europa met de Val van de Berlijnse Muur verdwenen zijn. De spanningen die weldegelijk bestaan, komen vooral tot uiting in diplomatieke kringen, vanwege een reeks verdragen en afspraken betreffende nucleaire ontwapening die niet of gebrekkig worden uitgevoerd. Een van de belangrijkste daarvan is het Non-Proliferatie Verdrag (NPV), dat door 187 landen ondertekend is. Het werd in 1995 voor onbepaalde tijd verlengd, op basis van twee afspraken: het bestrijden van de proliferatie van nucleaire wapens en technologie, en het bevorderen van nucleaire ontwapening. De op 20 mei jl. afgesloten conferentie moest bekijken inhoeverre deze hoofdlijnen gevolgd waren.

De conferentie werd bijgewoond door diplomatieke vertegenwoordigers van het merendeel van de ondertekenende landen en honderden vertegenwoordigers van non-gouvernementele organisaties (NGO's). Deze hadden een parallel programma georganiseerd om de diplomaten te beïnvloeden in de richting van nucleaire ontwapening. Lobby-activiteiten en pogingen om media belangstelling op te wekken waren dan ook dagelijkse kost, met de bijbehorende sociale evenementen voor de cruciale contacten.

De officiële conferentie doorliep een aantal fasen, die begonnen met het presenteren van de uitgangspunten van de delegaties in een reeks plenaire vergaderingen. Daarnaast kwamen een aantal subcommissies bij elkaar om deelterreinen van het verdrag te bespreken. Omdat het ging om het evalueren van de uitvoering van het verdrag en het uitspreken van plannen voor de toekomst, werd er ook naar een reeks beleidsadviezen toegewerkt. Alle NGO-activiteiten rondom de conferentie waren erop gericht om die beleidsadviezen te benvloeden.

Tegenstellingen

Over de geografische verspreiding van kernwapens (horizontale proliferatie) waren de deelnemers het eens. De toetreding van India en Pakistan tot de groep staten die in staat zijn om kernwapens tot ontploffing te brengen, was een slechte zaak. Ook Israël werd aangewezen als de facto kernwapenstaat en opgeroepen om het verdrag te ondertekenen, hoewel er harde onderhandelingen tussen een aantal landen uit het Midden-Oosten en de VS noodzakelijk waren om dat land ook als zodanig aan te wijzen in de slotverklaring.

Maar vooral de nucleaire ontwapening deed de gemoederen oplopen. Al aan het begin van de conferentie bleek dat er daarover scherpe tegenstellingen waren tussen de kernwapenstaten en het grootste deel van de niet-kernwapenstaten over die ontwapening. De kernwapenstaten, vooral de VS, wezen op de grote aantallen raketten die al uit dienst waren genomen; een groot aantal ondertekenaars van het verdrag wezen op de hardnekkigheid waarmee de kernwapenstaten vasthielden aan hun nucleaire doctrines als onderdeel van hun veiligheidspolitiek. Cruciaal hierbij was de rol van de NAVO lidstaten zoals Nederland, die naar de letter van het verdrag geen kernwapenstaten zijn, maar wel meedoen met de voorbereidingen om een atoomoorlog te voeren. De NAVO is immers een organisatie die nog steeds de doctrine van de nucleaire afschrikking omarmt.

Bovendien worden er in zowel de Amerikaanse als de Russische politiek ernstige obstakels opgeworpen tegen nucleaire ontwapening. Het afwijzen van het nucleaire teststopverdrag in oktober 1999 door het Amerikaanse Senaat en de plannen voor een antiraketschild die de afgelopen maanden in de publiciteit zijn geweest, zijn het bewijs voor de verstarring in het Amerikaanse beleid. In Rusland is sinds kort een militaire doctrine aangenomen waar kernwapens een essentiële rol in spelen.

Compromissen

Het mag dan ook een wonder heten dat een verklaring tot stand kwam met de "ondubbelzinnige toezegging van de kernwapenstaten om tot de volledige eliminatie van hun kernwapen arsenalen te komen leidend tot nucleaire ontwapening". Voordat het zover was moest er heel wat water door de Hudsonrivier langs het gebouw van de Verenigde Naties in New York stromen. Het was vooral te danken aan de vastberadenheid van een verbond van gezaghebbende landen, de Nieuwe Agenda Coalitie (NAC), dat er afdoende druk ontstond voor deze verklaring. Deze groep landen (Brazilië, Egypte, Ierland, Mexico, Nieuw Zeeland, Zuid-Afrika, Zweden) speelt al een paar jaar een belangrijke diplomatieke rol in het bewerken van de kernwapenstaten.

De druk die door de overgrote meerderheid van de conferentie werd uitgeoefend op de kernwapenstaten heeft beperkt resultaat gehad. Maar de NAC moest in de loop van de onderhandelingen een groot aantal punten die deel uitmaakten van hun uitgangsdocument laten vallen, waaronder een tijdsschema voor de eerste stappen naar nucleaire ontwapening, en een verantwoordingsplicht voor de kernwapenstaten om regelmatig te rapporteren over hun nucleaire ontwapeningsstappen. De sporen van de diplomatieke strijd zijn dan ook overal zichtbaar in het document, vooral daar waar cruciale problemen slechts in vage bewoordingen worden omschreven.

Kernwapenpolitiek

Nederland is vanwege de kernbommen op Volkel, die in tijd van oorlog door Nederlandse vliegtuigen worden ingezet, ook betrokken bij die nucleaire politiek. Op 19 mei stelde Kamerleden Hoekema (D66) en Koenders (PvdA) nog vragen over de strijdigheid daarvan met de afspraken die in het Non-Proliferatie Verdrag zijn gemaakt. Hoe kan je aan de ene kant pleidooien houden voor nucleaire ontwapening en aan de andere kant stug vasthouden aan een militaire doctrine waarin de inzet van kernwapens centraal staat? Deze tegenstrijdigheid kwam ook vorig jaar op de NAVO-top in Washington tot uiting. Toen is er een evaluatieproces over de nucleaire politiek op gang gezet, voornamelijk omdat een aantal NAVO lidstaten (waaronder Nederland) vonden dat het Non-Proliferatie Verdrag ook voor het bondgenootschap verplichtingen inhield. De uitkomst van die evaluatie in de vorm van een rapport dat in december zal verschijnen, moet aantonen of de NAVO bondgenoten de afspraken die in New York zijn gemaakt, serieus nemen.

Een tweede cruciale kwestie betreft de START-onderhandelingen tussen Rusland en de VS over vermindering van de aantallen strategische raketten. Daarvan staan er nog altijd duizenden gereed om binnen luttele minuten te worden afgevuurd. In New York werd afgesproken dat START II en de volgende fase START III zo snel mogelijk zouden worden doorgevoerd. Jammer genoeg is het nu al duidelijk dat de Amerikaanse Senaat daar een stokje voor zal steken. In 1997 werd door de VS en de opvolgerstaten van de Sovjet-Unie een aanvullend protocol op START II overeengekomen. De invloedrijke en conservatieve Senator Helms heeft al aangekondigd dat hij de goedkeuring van deze aanvulling in de senaat zal blokkeren. Daardoor zal dit verdrag niet in werking kunnen treden.

De problemen verbonden aan het door de VS geplande anti-raketschild zijn al uitgebreid in de publiciteit geweest. Een pikant detail dat tijdens de NPV aan de orde kwam was de onthulling van een gespreksnotitie van de Amerikaanse regering, waarmee Rusland moest worden overtuigd dat zo'n raketschild geen afdoende afweer zou zijn tegen de Russische kernmacht. "Onder de voorwaarden van elke mogelijke toekomstige wapenreductie-overeenkomst," schreven de Amerikanen, zouden beide landen immers "grote, gevarieerde arsenalen van strategische aanvalswapens bezitten," en daardoor zou de wederzijdse afschrikking in stand blijven. Die notitie, onthuld door het gerenommeerde Bulletin of the Atomic Scientists, relativeert de belofte om nucleair te ontwapenen, om het zachtjes te zeggen.

Dit is allemaal niet zo verrassend, gezien het bestaan van een immens Amerikaans onderzoekprogramma (het Stockpile Stewardship Management Program) om de kernwapenvoorraad tot in de lengte van dagen in stand te houden. Documenten die door Amerikaanse onderzoekers in maart werden onthuld, verklaarden dat het de bedoeling van het programma is om Amerikaanse kernwapens "eeuwig inzetbaar te houden."

Praktische toepassingen

De vraag is nu of de welgemeende afspraken die in het slotdocument van de conferentie staan ook praktische gevolgen zullen hebben? Tamelijk zeker is dat die er niet zullen zijn als er geen voortdurende druk op de kernwapenstaten en hun bondgenoten wordt uitgeoefend. In Nederland is het zaak om door te gaan met de acties tegen de atoombommen op Volkel, het aanklagen van de betrokkenheid van Nederland bij de nucleaire politiek van de NAVO, en het voortdurend herinneren van de publieke opinie aan het belang dat de regering zegt te hechten aan nucleaire ontwapening.

Daarbij zijn een aantal onderdelen van het slotdocument van belang. Naast de belofte om nucleair te ontwapenen worden ook andere zaken aan de orde gesteld: de noodzaak voor "transparantie" (art. VI.15.9), die gebruikt kan worden om de voortdurend geheimzinnigheid rondom de kernwapens op Volkel aan de orde te stellen. Een vaststelling dat wettelijk vastgelegde veiligheidsgaranties het NPV zullen versterken (art. VII.2) zou onderdeel moeten worden van NAVO beleidsdocumenten. Het gaat daarbij om de garanties die door de kernwapenstaten zijn gegeven aan de ondertekenaars van het verdrag dat ze niet met kernwapens zullen worden aangevallen. Deze belofte is een aantal keren afgezwakt door Amerikaanse verklaringen dat ze bereid zijn om kernwapens in te zetten tegen staten die met biologische of chemische wapens uitgerust zijn, ook als ze het NPV onderschrijven. Verder wordt in het document het belang van kernwapenvrije zones erkend (art. VII.5); plus het verminderen van het aantal tactische kernwapens (waaronder dus de Volkel bommen vallen) als een stap naar nucleaire ontwapening (art. VI.15.9).

De rol van vijf NAVO lidstaten (Nederland, Duitsland, België, Noorwegen en Italië) in New York was interessant. Ze vormen een sub-groepje NAVO 'dissidenten' die zich niet kan vinden in de kernwapenpolitiek van de drie kernwapenstaten in de NAVO. Op diplomatiek niveau vormden ze een brug naar de Nieuwe Agenda Coalitie, waardoor de druk op de VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk werd verhoogd.

De landen van de Nieuwe Agenda Coalitie zelf vormen de natuurlijke bondgenoten voor anti-kernwapen activisten in hun strijd om de Nederlandse regering tot een anti-kernwapenpolitiek te brengen.
Zolang er geen massale demonstraties tegen kernwapens plaatsvinden, is deze strategie één van de meest veelbelovende.


Karel Koster



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Kernbewapening -

'Nu ik het mag zeggen, weet ik het niet'

Een avondje ijsbreken over kernwapens

Voorafgaand aan de conferentie over het Non-proliferatieverdrag in New York organiseerde de werkgroep Eurobom, die een aantal vredesorganisaties verenigt, samen met de Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie een politieke bijeenkomst in het muziekcentrum de IJsbreker in Amsterdam. Na de voordracht van twee sprekers werd de avond een confrontatie tussen een zaal vol activisten tegen kernwapens en vier politici van uitsluitend linkse signatuur. Mevrouw Van Aardenne van het CDA schitterde door afwezigheid.

De eerste spreker van de avond was Ben Schennink van Pax Christi. Hij trad op in plaats van bisschop Van Luyn die zich moest verontschuldigen wegens kerkelijke verplichtingen in verband met de lijdenstijd. Schennink behandelde de ontwikkelingen binnen de Rooms-Katholieke kerk rond het thema kernbewapening en deed dat vooral aan de hand van de verschuiving in de standpunten van de Amerikaanse bisschoppen, die vooroplopen.

Hij constateerde bij hen in de jaren negentig een ontwikkeling naar eenzijdige ontwapeningsinitiatieven. In een nieuwsbrief uit 1993 pleitten de bisschoppen voor een no first use-verklaring door de VS, het afzien van kernwapens tegen niet-nucleaire (chemische en biologische) dreigingen en ingrijpender reducties van de kernwapenarsenalen. In 1998 constateerden een 100 van de 400 Amerikaanse bisschoppen op grond van eigen onderzoek, dat de feitelijke ontwikkeling in de VS een heel andere kant opging dan het beleid dat de bisschoppen voorstonden. Er was sprake van grote nieuwe investeringen om de kernwapenbestanden op peil te houden tot 2065 en plannen voor kernaanvallen op niet-nucleaire schurkenstaten. Ze riepen op tot concrete actie. In Europa zijn de bisschoppenconferenties nog erg stil. Pax Christi probeert echter regelmatig meer aandacht te vragen voor nucleaire vraagstukken.

De buitenlandse spreker was Achin Vanaik van de Movement in India for Nuclear Disarmament, een organisatie die is ontstaan na de Indiase kernproeven van 1998. Hij legde uit dat de berichten in de media van destijds, dat 90% van de Indiase bevolking de kernbewapening steunt, berustten op een misverstand. De grote meerderheid op het platteland heeft heel andere zorgen en is verregaand verstoken van communicatiemiddelen. Een latere meer precieze opiniepeiling toonde aan dat zes maanden na de proeven 49% van de bevolking er zelfs nog nooit iets over had gehoord.

Vervolgens ging Vanaik in op de vraag waarom India het nucleaire pad op is gegaan. Volgens hem zijn er twee redenen voor een land om kernwapens aan te schaffen, een veronderstelde externe dreiging en status. Pakistan is een voorbeeld van het eerste motief: als India de bom heeft moeten wij hem ook hebben. In India speelt prestige een grotere rol, vergelijkbaar met Engeland of Frankrijk. In het Indiase geval is het verbonden met de opkomst van religieus extreem-rechts en een toenemend gevoel van onzekerheid over de status van het land.

De risico's in Zuid-Azië zijn groot, kernwapenbezit wordt gecombineerd met een voortdurende afwisseling van koude en hete oorlog. Een rechtse Hindoe-krant vroeg zich zelfs in een commentaar verontwaardigd af of India kernwapens had om ze op de plank te laten liggen.

Wat kan er gedaan worden? Er is enige ruimte omdat beide landen hebben aangekondigd om niet als eerste kernwapens op te stellen. Ook is met name de Indiase regering nog wel enigszins beducht voor negatieve internationale reacties. Dit biedt mogelijkheden voor een beweging om de nucleaire wapenwedloop in te vriezen op de huidige stand: geen verdere produktie en geen stationeringsbesluiten.

De avond werd afgesloten in debat met politici. De algemene teneur werd gezet door Koenders (PvdA) die constateerde dat er sinds 1995 veel te weinig vooruitgang is geboekt bij de kernontwapening. Nederlandse politieke partijen moeten zich vooral richten op benvloeding van de eigen overheid. Dat kan ook samen met de landen van de Nieuwe Agenda coalitie ('een verdomd aardige groep').

Hoekema (D'66) vond het 'erg leuk' om over kernwapens te praten omdat hij voor hij kamerlid werd zeventien jaar diplomaat geweest was, waarvan hij zich tien jaar bezig had gehouden met non-proliferatie en kernwapenproblematiek. Hij stelde sinds hij in de Kamer is gekomen 'sterk geradicaliseerd' te zijn. De kernwapens in Europa en ook de Franse en Britse bom die hij 'een beetje achterhaald' noemde, moesten worden wegonderhandeld tot nul. Hiertoe uitgedaagd door de zaal vond Hoekema dat de 'Nederlandse' kernwapens wat hem betreft wegmochten, zij het liefst in ruil voor aftocht van Russische tactische kernwapens. Hij verklaarde zich zelfs bereid mee te gaan in de bus naar Volkel als dit het doel dichterbij kon brengen.

Zowel Koenders als Hoekema ('toen ik het als diplomaat wist mocht ik het niet zeggen en nu ik het als kamerlid mag zeggen weet ik het niet') spraken zich uit tegen de geheimzinnigheid rond de opslag van kernwapens in Nederland en hun mogelijke inzet in NAVO-verband.

Van Bommel (SP) en Pitstra (GroenLinks) benadrukten het belang van eenzijdige stappen. Van Bommel vond dat je hierbij uiteindelijk ook het Nederlandse NAVO-lidmaatschap ter discussie moet stellen. Pitstra verwacht dat binnen het jaar toegegeven zal worden dat er kernwapens in Volkel liggen, en waarschuwde ervoor het weghalen ervan uit te ruilen tegen acceptatie van de nucleaire doctrine van de NAVO.


Samenvatting Kees Kalkman



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Open brief aan GroenLinks -

Tussen volgzaamheid en verzet

Februari jl. stuitte Clemens Raming in het Groenlinks Magazine op de voor het partijcongres van 18 maart bestemde ontwerp-resolutie over vrede en veiligheid. Hij lag zo overhoop met die tekst, dat hij een kritische brief schreef aan de werkgroep die de resolutie had opgesteld. Omdat de werkgroep al was opgeheven kwam de brief terecht bij de vaste werkgroep Vrede en Veiligheid, die hem uitnodigde voor een discussie. Aangemoedigd door zijn ervaring met de werkgroep om door te gaan met pogingen om binnen GroenLinks discussiepartners te vinden, schreef hij een open brief aan de Tweede Kamerfractie. Deze brief volgt hier.



Geachte volksvertegenwoordig(st)er,

Mijn grote teleurstelling over de ontwerp-resolutie was dat deze de tegenspraak verdoezelt tussen de humanistische beginselen van GroenLinks en de geweldscultuur van de NAVO. Ik citeer uit de definitieve resolutie: "Voor militair ingrijpen in een conflict moet een vorm gekozen worden waarbij de bescherming van de civiele bevolking centraal staat. Bij die keuze mogen de risico's voor de eigen militairen niet zwaarder wegen dan de risico's voor de burgerbevolking. De militaire inzet moet direct gericht zijn op het te bereiken doel en in alle fasen van het ingrijpen proportioneel blijven. Een wijziging in het conflict kan dan ook de consequentie hebben dat de inzet van militaire middelen wordt beëindigd. Om dit te controleren is goede actuele informatie over de operaties noodzakelijk."

Dit zijn inderdaad voorwaarden die aan militaire acties gesteld moeten worden. Jammer is alleen dat er nog nooit een oorlog aan heeft voldaan. En dat ook de NAVO er geen boodschap aan heeft en er geen uitzicht bestaat dat daar verandering in komt. GroenLinks kampt daarom met een geweldig dilemma. Als het zijn morele beginselen hoog wil houden moet het zich tegen het NAVO-militarisme keren. Maar er kunnen zich situaties voordoen die vragen om een militair optreden vanuit de statengroep waar Nederland bij hoort. En daartoe is alleen de NAVO voorhanden. Bovendien valt op basis van een stellingname tegen de NAVO niet alleen geen regeringspolitiek te bedrijven maar ook geen oppositie te voeren waar muziek in zit. De NAVO-binding van Nederland is veel te sterk om er met een 'weg met de NAVO' boodschap doorheen te breken.

Het signaal

In de resolutie wordt het dilemma op het bord van de toekomst geschoven. Het stuk staat bol van de vredelievende richtlijnen en geweldbeperkende criteria, waaraan u als Tweede-Kamerlid komend beleid op militair gebied zal moeten toetsen. Maar de tegenspraak tussen de GroenLinkse moraal en de heersende politieke praktijk blijft onbesproken. In enkele passages duikt ze even op zonder als probleem te worden benoemd. De partij zal zich dus in de toekomst kritisch tegenover het interventiewezen op gaan stellen op grond van een resolutie die het tegendeel demonstreert.

Zo toont de resolutie GroenLinks als een partij die zich graag aan idealistische voorstellingen laaft, maar liever geen werk maakt van het uit elkaar houden van wensdromen en mogelijkheden. Mooi klinkende woorden doen wonderen. 'Vrede-afdwinging', bijvoorbeeld, alsof niet iedereen weet dat een krijgsmacht strijdende partijen wel kan dwingen de wapens neer te leggen maar nooit om vrede te sluiten (vandaar dat 'vrede-afdwingende' interventies zo'n eindeloze nasleep krijgen).

In dit beeld past ook de uitspraak dat de NAVO op termijn vervangen moet worden door een VN-vredesmacht. Niemand zal verwachten dat de partijtop daar werk van maakt. Het gaat om het signaal: het is nog lang geen koek en ei tussen GroenLinks en de NAVO, dus moet de partijtop niet denken dat ze vrijuit met de NAVO-politiek kan aanpappen.

In die zin is er ook gereageerd. De dag na het congres kreeg Marijke Vos in Het Buitenhof te horen dat de partij er niet in geslaagd was haar achterban op het punt van NAVO-loyaliteit te disciplineren en zichzelf daarmee als potentiële regeringspartij had gediskwalificeerd. In de Volkskrant veroordeelden de Clingendaelers Leurdijk en Homan GroenLinks tot een voortgezet verblijf in de oppositiebanken. Het redactioneel commentaar van de Volkskrant pakte het subtieler aan: in GroenLinks kan er tenminste nog over belangrijke zaken gediscussieerd worden, laten we Paul Rosenmöller de tijd geven om zijn partij te moderniseren (wat een slim gekozen woord).

Slechte gedachten

Als ik me afvraag waar het verschil tussen mijn houding en die van uw fractie vandaan komt, vermoed ik dat jullie niet erg veel positiever over de NAVO denken dan ik. Wat ons scheidt zal vooral de moeilijkheid zijn een sombere kijk op de NAVO aan werkbare politieke consequenties te helpen. Ik wil daar echter niet over discussiëren op basis van een vage consensus. Daarom ga ik nu eerst mijn slechte gedachten over het bondgenootschap samenvatten.
  1. De omvorming van de NAVO tot een interventie-organisatie ligt in de lijn van de klassieke grote-mogendhedenpolitiek waarin dominantie als hoogste doel geldt. De Westelijke opperhoofden willen met overmacht op kunnen treden waar en wanneer zij dat om welke reden dan ook nodig vinden.
  2. Het door de NAVO vertegenwoordigde streven naar militaire suprematie hangt samen met een economische politiek die de prioriteit van het eigenbelang vertegenwoordigt, dus niet bevorderlijk is voor de ontwikkeling van een cultuur van verdraagzaamheid en vrede.
  3. De Westelijke bewapeningsambities wakkeren die van machthebbers elders aan.
  4. De tegenstellingen tussen de grote mogendheden binnen de NAVO zijn onoplosbaar.
  5. Er is geen reflectie over het feit dat er nauwelijks nog een draagvlak bestaat voor het voeren van expeditie-oorlogen.
  6. Doordat op veiligheidsgebied het primaat bij de militaire middelen ligt, blijven de geweldloze middelen om geweldsprocessen te voorkomen of te beëindigen onderontwikkeld.

Machthebberscultuur

De eerste drie punten zullen geen toelichting nodig hebben. Bij punt 4 wil ik opmerken dat toekomstige crisistoestanden er waarschijnlijk niet zo bedreigend of hemeltergend zullen uitzien dat ze een eensgezinde roep om militair optreden losmaken. Iedere regering valt dan terug op de eigen afwegingen. Er wordt naar de stemming onder de bevolking gekeken, terwijl de grote mogendheden niet zullen nalaten hun eigen prioriteiten te koesteren. Het streven naar een zelfstandige Europese expeditiemacht kan de speelruimte tussen de VS en de Europese grote mogendheden vergroten, maar dat is geen oplossing voor de interne Europese verdeeldheid die tijdens de Joegoslavische burgeroorlog voor zo'n wankel beleid heeft gezorgd. Die verdeeldheid dreigt eerder onoverkomelijk te worden wanneer de VS niet present zijn om op een bepaald moment het heft in handen te nemen.

Punt 5. Er is met name geen draagvlak voor het blootstellen van de eigen mensen aan een meer dan minimaal sneuvelgevaar, tenzij een volk het eigen land bedreigd zou voelen of zich sterk met een van de conflictpartijen zou vereenzelvigen. Ook de militairen zelf zijn erop uit dat sneuvelen wordt teruggebracht tot een bedrijfsongeval. Je kunt toevallig op een mijn trappen of geraakt worden door een sluipschutter.

Militair zijn moet zoveel mogelijk een normaal beroep worden. Vandaar ook de tot een ongekende hoogte opgeschroefde aflossingsnorm. Om een leger van 50.000 militairen in te kunnen zetten moet er een krijgsmacht van 150.000 tot 200.000 soldaten op de been worden gebracht. Een ander teken aan de wand is dat het beroep van militair steeds meer met sociale functies wordt opgetuigd.

In de Kosovo-oorlog heeft de NAVO-luchtmacht het vechtwerk geklaard en kwamen het grondpersoneel pas na het tekenen van een wapenstilstand in actie, zij het nauwelijks om Servische burgers en leden van andere minderheden tegen etnische zuiveringen te beschermen. Het is twijfelachtig of deze formule voor herhaling in aanmerking komt.

Punt 6 vind ik nog het meest zorgwekkend. De internationale politiek wordt beheerst door een machthebberscultuur waarin in crisissituaties al snel de factor 'militaire kracht' op het voorplan komt. Het zoeken naar diplomatieke oplossingen in crisissituaties staat daarbij tegenover het ontketenen van het geweld, niet tegen het druk uitoefenen met de mogelijkheid ervan. De machthebberscultuur is gespeend van affiniteit met geweldloos verzet tegen overheidsterreur en heeft geen antwoord op georganiseerde haatzaaierij. Zo zijn de Westelijke politici in hun strijd tegen het etnisch geweld in voormalig Joegoslavië inhoudelijk nooit verder gekomen dan het uitspreken van beginselverklaringen en veroordelingen.

Politiek bedrijven

Nu het grote probleem: hoe valt er met dergelijke opvattingen politiek te bedrijven. De NAVO-elite is niet ontvankelijk voor kritiek op haar militaristische instelling, sterker nog, ze wenst er in eigen kring absoluut niet mee geconfronteerd te worden. Dit is de kern van de zaak. Nederland kan zich niet permitteren om de NAVO-bazen te weerspreken. Het staat niet vast wat ons bij een onvoegzame houding te wachten staat, maar het kan heel onaangenaam worden. Met heerschappij valt niet te spotten.

Kortom, Nederland moet zijn plaats weten. Wie wil meeknikkeren in Den Haag moet voor dit gebod buigen. Dit is de achtergrond van jullie breuk met de anti-NAVO opstelling. Ik schrijf die overigens niet alleen aan het lokkende regeringingspluche toe, de verzetshouding is als zodanig kansarm.

Als je het verzet afschrijft lijken er, politiek gezien, twee mogelijkheden te resten. De ene is doen wat er van je verlangd wordt maar je niet uitsloven, de tweede is je best doen om in NAVO-loyaliteit uit te blinken. Nederland heeft, anders dan o.a. buurland België, voor de tweede optie gekozen. De regering wil, kun je vermoeden, haar ondergeschikte rol in het politieke machtsspel compenseren door uit te pakken met een royaal optreden van ons land als leverancier van bezettings- en gevechtseenheden.

Uw fractie heeft zich con amore bij deze keus aangesloten die directer tegen de verzetshouding ingaat als de eerstgenoemde maar er idealistischer uitziet. Belangrijk is, dat naarmate de NAVO als organisator van vredesoperaties op het voorplan komt, het beeld van de lelijke machtspolitieke NAVO op de achtergrond raakt. De consequentie is uiteraard dat Nederland klaar moet staan om zijn bijdrage aan zulke operaties te leveren - zij het pas, dat spreekt, nadat een plan om tot actie over te gaan terdege aan strenge normen getoetst is.

Realistisch zou zijn om vast te stellen dat als de politieke opperhoofden een militaire actie in de zin hebben, het voor Nederland moeilijk wordt om niet mee te marcheren (om maar te zwijgen over het afkeuren van de actie). En dat een klein land niet moet denken dat het door mee te vechten iets te zeggen krijgt over hoe en hoelang er gestreden wordt. Rob van Wijk maakt in de slotbalans van zijn boek Pyrrus in Kosovo korte metten met die illusie. Met als schrale troost dat een land dat het niet eens is met de manier waarop er gestreden wordt zijn troepen terug kan trekken. Wie ziet echter een Nederlandse regering die moed opbrengen? En wanneer zal GroenLinks de moed hebben om dat van onze regering te verlangen?

Beter alternatief?

Zo kom ik bij de vraag of er niet een beter alternatief voor NAVO-ijver bestaat dan terug te schakelen op een plichtmatig conformisme. Ik wil een poging in die richting wagen.

Vaststelling 1:
de bondgenootschappelijke besluitvorming in crisis- en oorlogssituaties wordt beheerst door een stel grote mogendheden waarvan geen hoogstaand beleid te verwachten valt.
Vaststelling 2:
het investeren in geweldloze manieren om vrede en veiligheid te bevorderen loopt mijlenver achter op de productie van militaire kracht.
Conclusie: Nederland moet het eventuele vechtwerk aan de grote broers overlaten en zich in ruil daarvoor toeleggen op andere taken ten bate van vrede en veiligheid, waaronder vooral ook niet-militaire.

Zou deze stellingname, in diplomatieke taal verpakt, bij de NAVO-elite genade kunnen vinden? Dat zou mij verbazen. De rol van de kleinere landen in de NAVO is een gevoelig punt. Hun participatie in de besluitvorming en in acties heeft een legitimerende functie. Er moet een fictie worden gecreëerd van gelijkheid in saamhorigheid die het machtsspel van de grote mogendheden afschermt. Daarom is het taboe om de verhouding tussen de grote en de kleine landen in de NAVO ter discussie te stellen, het systeem functioneert bij de gratie van de kleineren die stilzwijgend hun plaats weten, en die op z'n hoogst achteraf een keer mopperen dat er over hen is heengelopen.

Realistisch gezien lijkt er dus inderdaad niet meer in te zitten dan dat Nederland zijn interesse in meevechten in vredes- of crisisbeheersingsoorlogen zo onopvallend mogelijk op een laag pitje zet.

U begrijpt wel dat dit geen oplossing is waar ik voor voel. Ik vind juist - daarom schrijf ik u - dat de zorgen die er bij mij en anderen over de NAVO-politiek bestaan in de politieke wereld aan de orde moeten komen in plaats van onder de tafel te worden gewerkt.

Wat mij benauwt is het onvermogen in die wereld om de toestand onder ogen te zien. De topmensen in het politieke circuit worden nauwelijks door bewegingen in de publieke meningsvorming tot nadenken aangezet. Eerder geldt het tegendeel: zij hebben zich omringd met politici, journalisten, publicisten en adviseurs die hen dagelijks in hun heilloze uitgangspunten bevestigen en het volk van de onvermijdelijkheid daarvan doordringen. Zo wordt er een tweedeling gecreëerd tussen de politieke hoofdmacht en de ghetto's van het verzet en het ethisch getuigen.

Lompe olifanten

Ik peil met deze brief naar de mogelijkheid van een politieke houding die de tweedeling doorbreekt. Dat zou een houding moeten zijn waarin niet het uitdragen van standpunten centraal staat maar het vertolken van zorgen, het openleggen van problemen en bevorderen dat daarover wordt nagedacht.

De tweedeling steunt op de gedachte dat we nu eenmaal in een wereld leven waarin het recht van de sterkste geldt. Zoals Leon Wecke het formuleerde in de GroenLinkse discussie in Nijmegen op 4 november 1999: "De NAVO is natuurlijk een lompe olifant maar er zijn in de internationale politiek alleen maar lompe olifanten." De hoofdmacht legt de tweedeling uit als het verschil tussen de verstandigen die dit weten te accepteren en de dromers en drammers die daar niet in slagen. In feite bestaat er een grote ambivalentie, en deze zorgt voor een latente instabiliteit in de tweedeling.

Als ik bekijk hoe de tweedeling onderhouden wordt zie ik een combinatie van disciplinering en begoocheling. De GroenLinkse congresresolutie staat in het teken van de begoocheling, waarbij de aanpassingsdruk geacht wordt in stilte haar werk te doen. In de besproken commentaren op de resolutie zie je de disciplinering in actie. Drie keer geen woord over het al of niet steunwaardig zijn van de NAVO. Is dat merkwaardig? Integendeel! De NAVO-loyaliteit van Nederland dient boven discussie te staan. Verder zit in die commentaren een impliciete aanpassingsboodschap: een partij die weet wat politiek is kiest geen opstelling waarmee ze haar machtskansen bederft.

Maar ook het verzet zit met de factor 'machtsoplegging' in de knoop. De radicalen die GroenLinks op een anti-NAVO-standpunt willen vastpinnen zien daarin blijkbaar de logische consequentie van hun afkeer van het militaristische en machtspolitieke karakter van de NAVO. Zo komen ze niet toe aan onderzoek naar wat er in de lijn van die afkeer met kans op succes te ondernemen valt. Op die manier wordt het antwoord: 'niets dat zoden aan de dijk zet', niet op de proef gesteld.

GroenLinkse drang tot integratie

Ik probeer hier op een andere manier slechte gedachten over de NAVO te politiseren, namelijk door het vertegenwoordigers van de hoofdmacht moeilijk te maken zulke gedachten uit de publieke discussie en hun eigen aandacht te weren. Ik heb u daarbij als mikpunt gekozen omdat u lid bent van een gezelschap waarin je een krasse ambivalentie kunt vermoeden. Als collectief zijn jullie aangegrepen door een schijnbaar onweerstaanbare drang naar integratie in de hoofdmacht, maar hoe staat het met uw slechte gedachten over de NAVO? Zijn die al naar behoren getemd?

Volgens mij bevordert GroenLinks met zijn integratiedrang het verval van de politiek, want integratie betekent meegaan met het streven van rechts om de grote politieke problemen te depolitiseren. Jullie menen wellicht je in het Haagse milieu aardig te profileren maar intussen wendt de buitenwacht zich af van de duffe concensuscultuur die het politieke leven in zijn greep heeft gekregen. Ik merk dat ik in mijn omgeving nauwelijks nog mensen tegenkom die over politiek willen praten.

Het klopt dat er op basis van de oude radicale strijdcultuur geen geloofwaardige oppositie valt te voeren - ook de SP heeft daar wijselijk afstand van genomen. En er zit ook geen toekomst in een weldenkendheidsmoralisme dat, maanwoorden en oproepen rondstrooiend, pendelt tussen de slechtheid van deze tijd en de positieve ontwikkelingen die er gelukkig ook nog zijn.

Hoe oppositie voeren

Het gaat volgens mij dus om het punt hoe oppositie voeren op kernpunten anders kan - uitdagender, directer, opener. Ik ga hier geen betoog daarover afsteken. Als mijn brief op dit punt niets te bieden heeft dat u aanspreekt heeft het geen zin er nog over te beginnen. In het andere geval geldt wat ik in het begin gezegd heb: ik kijk uit naar discussiepartners. Het meest natuurlijk naar contact met gelijkgezinden. Het zal mij niet verwonderen als ik bij u aan het verkeerde adres ben, maar ik ga daar geenszins van uit. Uiteindelijk steunt mijn hele strategie op het gegeven dat het soms iemand tegen de druk van de omgeving in tot andere gedachten komt, wat gewoonlijk de eigen tot dan toe weggestopte gedachten zijn.


Clemens Raming



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Turkije -

Drie dienstweigeraars in Istanboel

In Turkije wordt 15 mei in ere gehouden. Zeshonderd bezoekers vierden de Internationale Dienstweigerdag.

Drie dienstweigeraars beëindigen een lange fase waarin in Turkije geen actieve dienstweigeraars hun weigering openlijk bekendmaakten. Aanleiding voor hun verklaringen was de viering van 15 mei, de internationale dag van dienstweigeraars. Het Antimilitaristisch Initiatief van Istanboel (IAMI) organiseerde hiervoor een festival in de trouwzaal van Besiktas, met discussie en muziek. Daar legden Ugur Yorulmaz. Timuçin Kizilay en Hasan Çimen hun verklaring af. Ze werden door het enthousiaste publiek met een staande ovatie begroet. En de politie greep niet in.

Geen soldaat

Onder de titel `Waarom ik geen soldaat kan zijn' verklaarden Ugur Yorulmaz en Timuçin Kizilay in vergelijkbare verklaringen waarom zij zich niet ter beschikking stelden voor medewerking aan oorlog.
"Ik weiger samenwerking met het bestaande systeem. Ik ben vastbesloten om me van iedere vorm van geweld te onthouden. Ik weiger de samenwerking met het leger dat een door de staat georganiseerd geweldsinstituut is. Ik zal geen wapen dragen, noch mensen doden, bevelen opvolgen en naar behoefte sterven," verklaarde Timuçin Kizilay. In een interview zei Kizilay, dat de drie niet besproken hadden gezamenlijk te weigeren. Het woord `collectief' riep bij hem het beeld op van uniformering. Hij wil om zijn individualiteit niet in een collectief ondergaan.

Generale staf

Om hun ideeën te verspreiden bewandelen de dienstweigeraars en de IAMI nieuwe wegen. Dat het festival onder de dekmantel van de ÖDP (Partij voor Vrijheid en Solidariteit) aangemeld moest worden is normaal in Turkije; anders wordt het onmiddellijk verboden. Zeer ongewoon is het opzetten van een webpagina - www.savaskarsitlari.org - die in de toekomst ook in het Koerdisch, Armeens, Grieks en andere talen over de werkzaamheden van de IAMI zal berichten.
Om haar informatie te verspreiden heeft IAMI in Turkije 100.000 emailadressen opgespoord. Kort voor het festival kregen zo'n 10.000 adressen een reclameoproep om deze webpagina te bezoeken. Gevolg was dat de pagina in plaats van de verwachtte 200 bezoekers, duizend bezoeken per dag kreeg. Daaronder waren zowel de Generale Staf als het secretariaat van de Turkse president te herkennen.
De webpagina is - nog - niet te verbieden. In Turkije bestaat geen wettelijke basis om de servers in te beperken. En toen in Ankara aan wettelijke beperkingen werd gewerkt verweerden de commerciële internetaanbieders (providers) zich hardnekkig. De staat zag tot nu toe af van ingrijpen om zonder wettelijke basis.

Media-embargo

Het verspreiden van informatie via internet was tot nu toe de enige mogelijkheid om een groot aantal mensen te bereiken. Sinds midden jaren negentig hebben antimilitaristische groepen eronder geleden dat de Generale Staf een persembargo afkondigde op hun persconferenties. Daardoor kreeg hun onderwerp, afgezien van wat randopmerkingen, geen aandacht in de pers.
Op 15 mei drukte de belangrijke Kemalistische krant Cumhuriyet op pagina drie een interview af met de dienstweigeraars. De reactie van de staat hierop wordt met spanning afgewacht. Zal er een verandering van politiek plaatsvinden?
Vorig jaar bereikte de persverklaring van 15 mei slechts enkele mensen, waaronder de openbare aanklager van de Generale Staf, die een aanklacht formuleerde vanwege overtreding van artikel 155 van het militair wetboek van straf en tuchtrecht. De vervolgens op 9 mei 2000 gehouden rechtszaak voor de krijgsraad werd, zoals zo vaak, zonder enig resultaat verdaagd.

Sanar Yurdatapan

Op het festival kritiseerde de in Turkije bekende intellectueel en schrijver Sanar Yurdatapan de Militaire Justitie.
Tijdens het showproces tegen Öcalan moest de Turkse staat, onder internationale druk, de militaire rechter in de rechtbank voor de staatsveiligheid vervangen door een burger. Een militaire rechter, deel van de uitvoerende macht, voldoet niet aan directe juridische vereisten en een onbevangen oordeel kan van hem nauwelijks verwacht worden. In de Krijgsraad zitten de aangeklaagden, die in het geval van artikel 155 burgers zijn, tegenover twee rechters. De derde persoon aan de rechterstafel is slechts een officier, zonder juridische opleiding. Volgens Yurdatapan is dat een anachronisme.
Yurdatapan heeft in het verleden solidariteitsverklaringen van antimilitaristen openlijk ondersteund. Daarom wordt hij voor de Krijgsraad gesleept. Hij verdedigt zich daar noch juridisch, noch politiek, maar beperkt zich ertoe de Krijgsraad te verwijten dat het noch competent noch legaal is.


Jörg Rohwedder
Vertaling: Guido van Leemput


Contactadressen:

Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Turkije -

Slachtoffers van het Turkse militarisme

Dat afwijkend gedrag in militaire structuren maar moeilijk getolereerd wordt is bekend. In de brochure 'Dienstweigeren in Turkije' van het Studiecentrum Turkije en het XminY solidariteitsfonds wordt de situatie in Turkije belicht. Onderdeel van deze brochure is de navolgende lijst met 37 dubieuze strafgevallen, die in recente jaren in het Turkse leger zijn gedocumenteerd.
Het werkelijke aantal dubieuze sterfgevallen in het Turkse leger is onbekend. De voornaamste bron, Ülke Gündem, is een pro-Koerdisch dagblad dat in de afgelopen acht jaar als gevolg van het persbreidelbeleid van de Turkse autoriteiten onder diverse titels is uitgegeven. Op dit moment verschijnt de krant onder de naam Özgür Bakis.

  1. Op 19 maart 1996 verhing soldaat Sahin Aydemir zich in Aydin aan een boomtak. Hij deed zijn militaire dienst in het gebied van de uitzonderingstoestand. Zijn voeten werden verminkt tijdens een ongeluk waarbij een militair voertuig op een mijn reed. Zelf was hij op weg naar zijn onderdeel in Diyarbakir toen het ongeluk plaatsvond. Sahin Aydemir woonde in Duitsland en was in 1994 naar Turkije gekomen om zijn dienstplicht te vervullen.
    Bron: TIHV, 1996 Yil, Turkiye Insan Haklari Raporu, blz. 105. TIHV staat voor Turkse mensenrechtenstichting, Jaarrapport 1996
  2. Soldaat Osman Tastan, afkomstig uit Koerdisch gebied, was dienstplichtig in de gevangenis in Üsküdat. Op 15 februari 1996 stierf hij. Nabestaanden verklaarden dat zijn lichaam sporen vertoonde van foltering.
    Bron: Ülkede Gündem, 26 november 1997
  3. Op 29 april 1996 zou soldaat Hakan Erik tijdens wachtlopen zelfmoord hebben gepleegd. Vader Erik stelt dat zijn zoon door een majoor en twee soldaten bedreigd werd. Zijn lichaam droeg sporen van mishandeling en hij zou vermoord zijn.
    Bron: Ülkede Gündem, 26 november 1997
  4. Op 15 mei 1996 vermoordde kapitein Ferda Düzel, thuis in Levent/Istanboel, zijn vrouw en dochter en pleegde vervolgens zelfmoord. Düzel was in de periode 1990 tot 1996 helikopterpiloot in de Koerdische gebieden. Daarvoor ontving hij menige militaire onderscheiding.
    Bron: TIHV, 1996 Yil, Turkiye Insan Haklari Raporu, blz. 105.
  5. Twee maanden na afloop van zijn dienstplicht pleegde soldaat Ali Riza Eker zelfmoord. Eker kon zich na thuiskomst uit het leger niet aanpassen aan het alledaagse leven. Nabestaanden meldden dat hij leed aan slapeloosheid, bij deuren en onder trappen de wacht hield en veelvuldig riep "de martelaren roepen mij."
    Bron: TIHV, 1996 YIL, Turkiye Insan Haklari Raporu, blz. 106, Yeni Yüzyil, Hürriyet, 3 november 1996.
  6. Op 6 december 1996 werd in Saliha/Manisa het totaal verminkte lichaam van de voortijdig gepensioneerde onderofficier Fikret Ada (25 jaar) gevonden. Geconstateerd werd dat Ada zelfmoord had gepleegd met een handgranaat. Fikret Ada was invalide geraakt als gevolg van een militaire confrontatie in Karakaçan/Elazig en daarom met pensioen gestuurd.
    Bron: TIHV, 1996 Yil, Turkiye Insan Haklari Raporu, blz. 106.
  7. Soldaat Hasan Dogan was dienstplichtig als commando in Erzurum en verhing zich aan een boomtak in Iskenderun. Nabestaanden stelden dat hij na betrokkenheid bij gevechten zijn geestelijk evenwicht verloren had.
    Bron: Sabah, 13 februari 1997
  8. Soldaat Engin Akçakaya, die dienstplichtig was in een militaire fabriek in Sakarya, pleegde tijdens zijn wachtdienst zelfmoord.
    Bron: Milliyet, 29 maart 1997
  9. Soldaat Yilmaz Günay, die dienstplichtig was in Kars, pleegde drie maanden na afloop van zijn diensttijd zelfmoord in zijn woonplaats Kayseri. Volgens vrienden had hij als gevolg van belevenissen in het leger psychische problemen gekregen. Bron: Demokrasi, 29 maart 1997
  10. Soldaat Koçak Akta (21), die tijdens de vierde maand van zijn dienstplicht deserteerde, pleegde anderhalve maand later zelfmoord in zijn woning in Istanboel, door middel van een overdosis slaaptabletten. In zijn afscheidsbrief schreef hij: "Voor mijn ogen onthoofden zij de gevangengenomen PKK'ers. Ik houd deze brutaliteiten niet vol."
    Bron: Yeni Yüzil, Sabah, Ülkede Gündem, 11 augustus 1997
  11. Soldaat Cahit Senol deed zijn dienstplicht in de Gendarmeriekazerne in Dicle/Diyarbakir. Hij pleegde zelfmoord door van de derde verdieping van dit gebouw te springen. Volgens nabestaanden en vrienden had Senol psychische problemen gekregen in het leger.
    Bron: Ülkede Gündem, 24 november 1997
  12. Soldaat Isa Salgin stierf tijdens zijn wachtdienst op 22 november 1997 in Iskenderun. Nabestaanden twijfelen aan de officiële lezing van de doodsoorzaak. Salgin, getrouwd en vader van een kind, had zich voordat hij in dienst kwam vier jaar als deserteur aan de dienst onttrokken. Zijn vader stelt dat hij vermoord is en betwijfelt de lezing dat hij zichzelf driemaal in de borst heeft geschoten. Zijn vrouw verklaarde dat hij zich tweemaal tegen inzet van zijn onderdeel in de oorlog heeft verzet. Daarvoor had hij een verbod op telefoneren gekregen. Hij zou echter een derde keer meedoen, zo had hij zijn vrouw gezegd, omdat hij vreesde dat hij anders moeilijkheden zou krijgen.
    Bron: Ülkede Gündem, 26 november 1997
  13. De in de Koerdische provincie Tünceli geboren soldaat Ali Çiçek Aydogdu deed zijn dienstplicht als commando in Uzunköprü bij Edirne aan de Bulgaarse grens en deserteerde driemaal. Een dag na zijn laatste arrestatie werd hij door een schot in de rug gedood. Zijn meerderen verklaarden dat hij zelfmoord had gepleegd, terwijl zijn familie Adil Özdemir, een onderofficier, noemt als verantwoordelijke voor zijn dood.
    Bron: Ülkede Gündem, 26 november 1997
  14. Soldaat Hidayet Keles komt uit de buurt van de Koerdische stad Van en zou zelfmoord hebben gepleegd in het opleidingsbataljon van de militaire politie van de marine in Tuzla bij Istanboel. Volgens zijn familie werd Keles vermoord.
    Bron: Ülkede Gündem, 26 november 1997
  15. Soldaat Haydar Kavanoglu werd geboren in de buurt van Sivas en heeft zes maanden voor het einde van zijn dienstplicht zelfmoord gepleegd. Zijn broer stelt dat op zijn lichaam sporen van mishandeling te bekennen waren en dat hij vermoord is. Kavanoglu was Turks kampioen taekwondo en werd derde bij de wereldkampioenschappen.
    Bron: Ülkede Gündem, 26 november 1997
  16. Çetin Çayli (soldaat)
    Op 11 september 1996 pleegde soldaat Çetin Çayli zelfmoord bij zijn gendarmerieregiment in Batman in de Koerdische gebieden.
    Bron: Ülkede Gündem, 26 november 1997
  17. Soldaat Celal Dogan was afkomstig uit de streek bij Sivas. Hij deed zijn dienstplicht bij de munitieafdeling van zijn militaire eenheid in Ikitelli in Istanboel. Zijn familie gelooft niet dat hij zelfmoord heeft gepleegd.
    Bron: Ülkede Gündem, 26 november 1997
  18. Soldaat Erkan Aslan, afkomstig uit de buurt van Diyarbakir, deed zijn dienstplicht in een gendameriekazerne in Izmir. Zijn lichaam werd op 20 oktober 1997 in de buurt van het stadsdeel Bornova gevonden in een bos, opgehangen aan een boom. Zijn vader stelt dat hij is vermoord.
    Bron: Ülkede Gündem, 26 november 1997
  19. Soldaat Hosraf Sayin kwam op 19 februari 1997 om het leven, de officiële reden is zelfmoord. Zijn familie, afkomstig uit de streek van het Koerdische Van, geloofde dat niet omdat hij kapper was en ongewapend dienst deed.
    Bron: Ülkede Gündem, 26 november 1997
  20. Soldaat Osman Tahtacioglu kwam op 6 januari 1998 in Keçiören/Ankara door zelfverbranding om het leven. Eerder was hij al eens gedeserteerd. Tijdens zijn verlof had hij nabestaanden gemeld niet naar zijn eenheid terug te willen.
    Bron: Radikal, Ülkede Gündem, 8 januari 1998
  21. Soldaat Ramazan Öncü deed zijn dienstplicht bij een Gendarmerie-eenheid in Bozova/Sanliurfa en pleegde tijdens het wachtlopen zelfmoord. Dit gebeurde twee maanden voor het beëindigen van zijn dienstplicht.
    Bron: Emek, 16 januari 1998
  22. Soldaat Ercan Aydin diende als infanterist in de provincie Tünceli en was afkomstig uit Mus. Hij zou zelfmoord hebben gepleegd, op 25 december 1997 kreeg zijn familie zijn lichaam overgedragen. Zijn familie gelooft deze lezing niet omdat de kogel in de rug het lichaam inging en in de buikstreek het lichaam weer verliet. "Hoe kan een mensen zichzelf in de rug schieten?"
    Bron: Ülkede Gündem, 21 januari 1998
  23. Soldaat Mikail Ataman, afkomstig uit Adiyaman, diende bij de derde gemechaniseerde infanteriebrigade in Kars. Hij stierf op 16 januari 1998 als gevolg van schoten in de borst. Hij zou zelfmoord hebben gepleegd, wat familie stellig ontkend. Hij heeft dag voor zijn dood zijn vader opgebeld en om hulp gevraagd omdat hij vreesde te worden gedood.
    Bron: Ülkede Gündem, 21 januari 1998
  24. Soldaat Zeki Imen deed dienst in de omgeving van Diyarbakir. Hij zou zelfmoord hebben gepleegd, maar familie stelt dat het moord is. Het lichaam had drie schotwonden in het hoofd. Sectie werd niet toegestaan.
    Bron: Ülkede Gündem, 21 januari 1998
  25. Ahmet Sengül (38), die als officieer diende in het 121 Tactische Regiment in Siirt. Hij pleegde op 6 februari 1998 zelfmoord,over de achtergronden werd niets bekend.
    Bron: Yeni Yüzyil, 7 februari 1998
  26. Onderofficier Halil .... , zijn achternaam is onbekend, werd 26 februari 1998 dood in de wasruimte van zijn kazerne gevonden. Hij deed dienst bij een commando-eenheid van de gendarme in het Koerdische Ovacik. Hij was 25 jaar oud kwam uit de streek Hatay, was aleviet en democraat. Getuigen verklaarden dat hij niet door een slecht functionerende boiler in de wasruimte gestikt kan zijn, omdat er geen boiler in de wasruimte is.
    Bron: 1 maart 1998 Emek
  27. Op 28 maart 1998 kreeg de familie van soldaat Sahin Turan zijn lichaam overgedragen met de mededeling dat hij zelfmoord zou hebben gepleegd. Hij deed dienst in Tünceli. Zijn vader gelooft niet in zelfmoord omdat de kogelinslag in het schouderblad zat. Bovendien was deze verwonding behandelbaar. Vader stelt dat zoon na beschieting aan zijn lot is overgelaten.
    Bron: Ülkede Gündem, 18 april 1998
  28. Soldaat Mehmet Gökçen (21) was dienstplichtig in Sirnak en pleegde zelfmoord tijdens verlof thuis (Salihli/Manisa), door een hoogspanningskabel vast te pakken. Zijn vader verklaarde dat zijn zoon absoluut niet wilde terugkeren naar zijn onderdeel. Collega's meldden dat Gökçen aan veel gevechten had deelgenomen, veel medesoldaten gedood had zien worden en erg depressief was.
    Bron: Ülkede Gündem, 22 april 1998
  29. Op 21 april 1998 werd het lichaam van soldaat Ömer Bengi thuisbezorgd. Hij was in opleiding in Afyon. Zijn officiële doodsoorzaak is zelfmoord, maar zijn familie gelooft het niet. Kort voor zijn dood had hij zijn zus telefonisch gemeld te vrezen dat hij zou worden gedood.
    Bron: Ülkede Gündem, 30 april 1998
  30. Soldaat I. Fatih Öztürk deed zijn dienstplicht in Malazgirt en was afkomstig uit Adana. De officiële doodsoorzaak is zelfmoord; zijn familie vermoedt moord. Twee uur voor zijn dood had hij nog telefonisch contact met zijn ouders om te melden dat hij bedreigd werd. Bron: Ülkede Gündem, 30 april 1998
  31. Soldaat Mahmut Sahbahadirli pleegde op 29 mei 1998 zelfmoord tijdens zijn dienstplicht in Kusadasi. Sahbahadirli werd die dag door zijn commandant tijdens wachtdienst betrapt op het lezen van een brief tijdens wachtlopen. Daarop schoot Sahbahadirli zijn commandant neer en gijzelde vervolgens een aantal mensen die op de schoten waren afgekomen. Nadat de politie, die later arriveerde drie waarschuwingsschoten had gelost, schoot Sahbahadirli zich door het hoofd.
    Bron: Gazete Ege, Yeni Asir, Cumhuriyet, Milliyet, Yeni Yüzyil, 30 mei 1998
  32. Soldaat Yakup Aykaç was als dienstplichtige cipier in de gevangenis van Gölcük en pleegde zelfmoord omdat hij aannam dat hij verantwoordelijk was voor de ontsnapping van een gevangene. Dat bleek niet het geval.
    Bron: Ülkede Gündem, 12 juni 1998
  33. Soldaat Hüseyin Baykara deed dienst in de streek van Tekirdag. Hij was afkomstig uit Adiyaman. Hij zou zelfmoord hebben gepleegd, wat door zijn familie wordt betwijfeld. Zijn lichaam zat vol blauwe plekken. Zijn diensttijd zat er bovendien bijna op.
    Bron: Ülkede Gündem, 16 juni 1998
  34. Soldaat Sezai Karaaslan deed dienst in het 40ste infantierieregiment van Isparta en was afkomstig uit Diyarbakir. Zijn lichaam werd op 6 juli 1998 aan zijn familie overgedragen. Zijn vrouw en ouders geloven niet in zelfmoord, temeer daar er twee verschillende versies van zijn zelfmoord zijn meegedeeld.
    Bron: Ülkede Gündem, 12 juli 1998
  35. Soldaat Ahmet Kaplan pleegde in 1996 zelfmoord tijdens zijn dienstplicht in Van. Zijn vrouw Fatma pleegde twee jaar later ook zelfmoord, door uit het raam van haar woning op de derde verdieping te springen.
    Bron: Milliyet Ege, 30 augustus 1998
  36. Soldaat Oktay Tasdemir deed dienst in de omgeving van Isparta en was afkomstig uit Agri. Hij heeft volgens de officiële doodsoorzaak op 3 september 1998 zelfmoord gepleegd. Zijn familie twijfelt hieraan en vermoedt dat hij vermoord is. Een kogel was door het achterhoofd het lichaam binnengedrongen.
    Bron: Ülkede Gündem, 10 september 1998
  37. Soldaat Halim Bayram deed dienst bij Çanakkale en kwam uit omgeving van Bingöl. Hij raakte op 7 september 1998 onder wachtdienst gewond en stierf op 14 september 1998 in het ziekenhuis van Çanakkale. Het bleek dat hij een kleine schotverwonding in de rug had en een groot gat in de buik; zijn nieren, darmen, lever en longen waren beschadigd. Op 9 september had Bayram zijn broer gezegd dat hij door een onderofficier die Koerden haat was neergeschoten. Zijn toestand had zich spoedig verbeterd, totdat hij op 14 september plotseling stierf. In hetzelfde onderdeel waren in de maand voorafgaand aan het incident vier andere Koerden beschoten. Een daarvan bezweek aan zijn verwondingen. De familie van Bayram heeft een aanklacht tegen de betrokken onderofficier ingediend.
    Bron: Ülkede Gündem, 19 september 1998

Bron: Türkiye'de Ordu ve Insan Haklari Ihlalleri. TSK ve uygulamalarina iliskin 1998 yili panoramasi. Uitgave: Türkiye Incelemeleri Merkezi, (Studiecentrum Turkije). Amsterdam, mei 1999.

Deze lijst is als bijlage opgenomen staat in de brochure 'Dienstweigeren in Turkije', een uitgave van het Studiecentrum Turkije en het XminY solidariteitsfonds, mei 2000. De brochure is verkrijgbaar door overmaking van ƒ 5,- inclusief porto, op giro 609060 t.n.v. XminY in Amsterdam.

Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Angola -

Angola:

Olie, diamanten en cynisme (2)

Dit is het vervolg van een interview met de Angolese activist voor de mensenrechten Emanuel Matondo, waarvan wij in VD/AMOK 1/2000 het eerste deel publiceerden. Jan van Criekinge, bestuurslid van Forum voor Vredesactie in België, sprak met hem in augustus 1999. Gezien de voortdurende misère in Angola - het regeringsleger begon recentelijk alweer een offensief - blijft het gespreksonderwerp helaas actueel.

Is dienstweigeren uit protest tegen de oorlog een nieuw fenomeen in Angola?

Emanuel Matondo (EM): Sinds het begin van de oorlog hebben Angolese jongeren geweigerd legerdienst te doen. De meesten kwamen gewoon niet opdagen in het recruteringscentrum waar ze werden verwacht. Nieuw is dat het fenomeen zich de laatste maanden fors heeft uitgebreid. Ondanks de propaganda op de Angolese televisie die jongeren toont die zich zogezegd 'spontaan' aanmelden om het laatste patriottische offensief tegen UNITA te ondersteunen, dat de definitieve vrede moet brengen. De mensen geloven dat soort praatjes niet meer, ze weten dat er gewoon geen militaire oplossing bestaat voor de problemen van Angola. De nieuwste recruteringsgolf is een totale mislukking geworden, dat moest zelfs de minister van Defensie toegeven. Officieel moeten alle mannen tussen 18 en 45 zich aanmelden voor legerdienst. Slechts een zeer klein deel komt écht opdagen, welke sancties er ook tegenover staan. Jongeren proberen naar buurlanden te vluchten om aan gedwongen recrutering te ontsnappen. Hetzelfde gebeurt ook in de zones die door UNITA worden gecontroleerd.

Wie ondersteunt die beweging van dienstweigering?

EM: Geen enkele georganiseerde structuur in Angola biedt veel steun. Er zijn wat geïsoleerde gevallen van kerken en mensenrechtenactivisten. Maar de kerkelijke leiders willen hun goede relaties met de regering niet op het spel zetten. De nieuwe beweging is dus heel spontaan tot stand gekomen, zonder veel overleg of organisatie.

Welk gevaar lopen dienstweigeraars als ze worden opgepakt?

EM: Enige garantie op een onafhankelijke rechtspraak bestaat niet. Het zijn uitsluitend militaire rechtbanken - volledig bestaande uit militairen - die bevoegd zijn in deze materie. In oorlogstijd kan in principe de doodstraf worden uitgesproken. Voor zover ik weet is er nog geen dienstweigeraar geëxecuteerd, maar in mei 1999 zijn wel zes jongens die ontsnapten uit UNITA-gebied door een officier doodgeschoten omdat ze ook weigerden dienst te nemen in het regeringsleger. Zij hadden gehoopt bescherming te vinden tegen wreedheden, maar werden meteen als verraders of spionnen afgemaakt. Officieel is die officier zijn boekje te buiten gegaan en is hij in staat van beschuldiging gesteld, maar dat was beslist geen geïsoleerd geval. Meestal worden opgepakte dienstweigeraars niet eens voor een rechtbank gebracht, maar direct naar het front gestuurd als straf, zonder enige militaire training. Dat komt neer op een terdoodveroordeling.

Schrijnend is ook het verhaal van de 19 in mei 1999 uit Portugal uitgewezen Angolese dienstweigeraars. Hun aanvraag tot politiek asiel werd er geweigerd omdat dienstweigering volgens de conventie van Genève geen gegronde reden is en omdat "Angola officieel een democratisch land is" (sic). Hun advocaten voerden aan dat terugsturen een gewisse dood zou betekenen. Toch werden ze het land uitgewezen met de bekende dramatische gevolgen. Op de luchthaven van Luanda stond een indrukwekkende ordemacht de negentien - 17 mannen en 2 vrouwen - op te wachten. Ze zijn aangehouden en met een onbekende bestemming afgevoerd. Niemand wist wat met hen gebeurde. Enkele journalisten zijn dan undercover op zoek gegaan en hebben ontdekt dat ze over verschillende gevangenissen en speciale detentiecentra waren verspreid. Twee jongens zaten vast in een geheim werkkamp van Binnenlandse Zaken nabij Luanda. Hun familieleden zijn tot op vandaag zonder nieuws over hun lot.

Ook Duitsland en andere EU-lidstaten hebben al Angolese vluchtelingen teruggestuurd zonder enige informatie te geven aan advocaten of vluchtelingenorganisaties. Het lijkt er zelfs sterk op dat Europese regeringen zwichten voor de druk van de Angolese ambassades die alle Angolezen in het buitenland wil aanzetten om dienst te nemen voor het 'finale offensief tegen UNITA'.

De houding van de Europese overheden getuigt niet van veel respect voor de mensenrechten of van bereidheid om een onderhandelde oplossing voor Angola te vinden. Hoe verklaart u dat?

EM: Volgens mij spelen vooral de economische belangen een determinerende rol. Elk land volgt zijn eigen weg en wil de regering-Dos Santos niet te hard aanpakken, want als de oorlog eenmaal eindigt, liggen er ongekende mogelijkheden open in de wederopbouw van het verwoeste land en de exploitatie van nog ongekende bodemrijkdommen. Vergeet ook niet dat UNITA jarenlang werd gesteund - ook met wapens - door de regeringen van de machtigste landen ter wereld. Waarom? Mensenrechten zijn dan van geen tel, alle mooie verklaringen ten spijt. Dat is het drama van Angola.

Lag daarin uw motivatie om van start te gaan met het Anti-militaristisch Mensenrechteninitiatief, IAADH, in Berlijn?

EM: Samen met enkele Angolese vrienden in Duitsland vonden we dat het tijd werd om ons beter te organiseren en gerichte acties te ondernemen. In Angola zelf is dit soort vredeswerk om evidente redenen niet mogelijk. De schrijnende verhalen die we hoorden bij het uitbreken van de nieuwe gevechten in december 1998 gaven de doorslag. Ik was zelf al ruim een jaar eerder begonnen met de voorbereiding van een radicaal pacifistische en duidelijk anti-militaristische vereniging, hierin gesteund door adviezen die ik van Duitse vrienden kreeg. In februari 1999 is IAADH dan echt van start gegaan met de bedoeling een tegenbeweging te vormen tegen de triomf van het militarisme in Angola. Via allerlei kanalen en politiek lobbywerk willen we mensen overtuigen dat er geen militaire oplossing bestaat voor Angola. De zware schendingen van de mensenrechten door alle partijen in de oorlog zijn zo ernstig dat we niet langer kunnen en mogen zwijgen. We hebben ondertussen al zoveel bewijzen en documentatie verzameld dat we hoe langer hoe meer toegang krijgen tot invloedrijke kringen. IAADH wil zeker geen politieke partij worden, maar wel de meerderheid van de Angolezen duidelijk maken dat er een niet-gewelddadige uitweg bestaat uit de crisis. Niet door meer wapens in te voeren, niet door nieuwe 'finale' offensieven af te kondigen of nog meer landmijnen te verspreiden, maar door radicaal te ontwapenen en de militaire logica te verlaten. En door de hoofdschuldigen voor de rechtbank te brengen wegens misdaden tegen de menselijkheid.

Dat klinkt mooi, maar hoe overtuig je de bevolking in Angola zelf van die ideeën?

EM: De Angolese bevolking is al te lang zwijgzaam blijven toekijken hoe ons land werd verwoest. De slachtoffers van al dat geweld moeten zich zelf organiseren om het militaristische denken te breken. Hoe meer kansen de onafhankelijke pers krijgt, hoe makkelijker het zal worden om die ideeën ingang te doen vinden. De mensen moeten het recht krijgen niet meer te moeten doden. Dat is trouwens een onvervreemdbaar mensenrecht. In die context is het recht op gewetensbezwaren tegen militaire dienst voor ons een essentieel mensenrecht. De cultuur van de straffeloosheid, die nu nog hoogtij viert in Angola, moet worden omgebogen tot een cultuur van vrede en verdraagzaamheid. Anders geraken we er nooit uit. Als deze ideeën verder doordringen onder de bevolking van de dorpen in het binnenland, dan ontstaat er hoop voor de toekomst. De huidige partijen, MPLA zowel als UNITA, hebben de bevolking tot in hun diepste menszijn vernederd. En dat weten de mensen heel goed. De misère is de grootste schending van de mensenrechten in Angola. Hoeveel kinderen hebben die militaristische hebzucht van enkelen al niet met hun leven betaald? Onze acties hier in Europa hebben al weerklank gekregen in Angola en omgekeerd heeft IAADH zich voluit geschaard achter het vredesinitiatief 'Manifest voor de vrede' dat een 150-tal Angolese intellectuelen in juni 1999 lanceerden. Het komt erop aan de mensen te overtuigen dat het anders kán.

De kracht van het woord is niet te onderschatten. Bij de voorbereiding van IAADH las ik passages uit Victor Hugo en Voltaire en de verdediging van Salman Rushdie tegen de onverdraagzaamheid van zijn tegenstanders. Dat waren woorden die me inspireerden om door te gaan.

Welke activiteiten ontplooit IAADH nog in de toekomst?

Wij publiceren rapporten en documenten over de schendingen van de mensenrechten in Angola, organiseren conferenties (zoals in Düsseldorf, 14 oktober 1999) en doen aan politiek lobbywerk hier in Duitsland en elders in Europa. Via ons uitgebreide netwerk van contacten in Noord-Amerika, Afrika en Europa houden we de vinger aan de pols van wat er in Angola gebeurt. Sinds enkele maanden beschikken we over een eigen website: http://home.snafu.de/usp/iaadh.htm. Financieel is het zwaar om te dragen. Ikzelf en mijn vrienden hebben er al heel wat spaargeld in geïnvesteerd, maar we zien beweging komen in de belangstelling van een aantal Duitse stichtingen. Het blijft jammer dat bijna alle overheidsprogramma's voor Angola lopen via de regering in Luanda. Veel van dat geld komt nooit terecht bij wie of voor wat het was bedoeld. Integendeel, het geeft de regering de gelegenheid om de oorlog verder te zetten.

De Angolese regering heeft blijkbaar geld over om militair te interveniëren in conflicten bij de buren: in Congo-Brazzaville in 1997 en nu nog steeds in Congo-Kinshasa.

EM: Het Angolese leger is één van de sterkste van heel Afrika. Die tussenkomsten in beide Congo's hebben alles te maken met de strijd tegen UNITA. Jonas Savimbi heeft die landen gebruikt als uitvalsbasis voor zijn guerilla. Als president Dos Santos wil afrekenen met Savimbi komt het erop aan zijn toevoerlijnen in het buitenland af te snijden. Vooral de oorlog in Congo kost fortuinen, en wie wordt daar beter van? Angola is hoe langer hoe meer een factor van instabiliteit voor heel Centraal-Afrika aan het worden. Een reden te meer om de totale demilitarisering van Afrika na te streven.


Jan Van Criekinge

Overgenomen uit:
Magazine voor Vredesactie (nr. 194: februari 2000)

voetnoot:
IAAHD, Iniciativa Angolana Antimilitarista para os Direitos Humanos, c/o Antirassistische Initiative e.V.
Yorckstrasse 59
D-10965 Berlin
Duitsland
tel: +49-30-785 72 81
fax: +49-30-786 99 84
e-mail: ari"at"ipn.de



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Stasi -

Radioactief spoorzoeken met de Stasi

Tien jaar na de opheffing van de Oost-Duitse geheime dienst is de Stasi nog regelmatig voorpaginanieuws. Sensationele berichten over door de Stasi afgeluisterde telefoongesprekken van Kohl & Co. drongen onlangs de schokkende resultaten van een onderzoek naar de mogelijke inzet van radioactiviteit tegen politieke tegenstanders in de DDR naar de achtergrond. Fictie of werkelijkheid? Dat was de vraag die de projectgroep 'Strahlen' van de Gauck-Behörden, de instantie die sinds 1990 de papieren erfenis van Oost-Duitse geheime dienst beheert, na jaren van geruchten weleens beantwoord wilde zien.

Aanleiding voor het onderzoek van de Gauck-Behörden was de dood van de schrijver en dissident Jürgen Fuchs in mei 1999. De doodsoorzaak was dezelfde als bij twee andere prominente DDR-dissidenten, Rudolf Bahro in 1997 en Gerulf Pannach in 1998: een relatief zeldzame kanker. Tijdens zijn jarenlange ziekteproces had Fuchs regelmatig het vermoeden uitgesproken dat zijn kanker "niet godgewild, maar mensengemaakt" was. De bestralingen in het ziekenhuis hadden bij hem dezelfde symptomen teweeggebracht als de regelmatige fotosessies in de Stasi-gevangenis Hohenschönhausen aan het eind van de jaren zeventig. Aangezien al in december 1989 bij de bezetting van de Stasi-gevangenis in Gera achter een gordijn in de fotoruimte een 'onorthodox geconstrueerd' röntgenapparaat was ontdekt eisten de vrienden van Fuchs na diens dood een diepgaand onderzoek. "We moeten nu niet in paniek raken, maar de verdenking moet nauwkeurig onderzocht worden," stelde Roland Jahn, die zelf aan het begin van de jaren tachtig in Gera vastzat en daar opvallend vaak gefotografeerd werd. Onder druk van de media formeerden de Gauck-Behörden vorig jaar de projectgroep Strahlen, die de omgang van de Stasi met röntgenstraling en ander radioactief materiaal moest onderzoeken. Op de persconferentie ter gelegenheid van de presentatie van de onderzoeksresultaten op 17 maart jongstleden verklaarde Joachim Gauck, de leider van de Behörden, dat hij een geruststellende en een verontrustende mededeling had. De geruststellende was dat geen enkel document was opgespoord dat bewees dat de Stasi in haar gevangenissen doelgericht en opzettelijk door middel van radioactieve straling de gezondheid van haar politieke tegenstanders had willen schaden. Verontrustend was daarentegen dat de Stasi op ruime schaal gebruik had gemaakt van haar vrijwel onbeperkte toegang tot röntgenapparatuur en radioactief materiaal en daarbij de risico's voor de gezondheid van mensen (en niet alléén van dissidenten) op de koop toe had genomen.

Ongecontroleerde toegang

Dat de projectgroep Strahlen geen keiharde bewijzen voor de 'moord op termijn' in de Stasi-gevangenissen heeft gevonden wordt door Gauck geruststellend genoemd. Toch verhinderen enkele nieuw ontstane vraagtekens de projectgroep tot een afsluitend oordeel te komen. In de eerste plaats is twijfel gerezen door de slordige omgang met röntgenstraling in de Stasi-gevangenissen. Gedetineerden werden in de regel tijdens hun voorarrest tweemaal geröntgend om hun fysieke geschiktheid voor de rechtzaak te toetsen. Daarbij werd vaak gebruikgemaakt van verouderde, verkeerd ingestelde of defecte röntgenapparatuur, die niet zelden een te hoge dosis radioactiviteit uitstraalde. Bovendien bepaalde het Ministerie voor Staatsveiligheid zelf de toegestane doses, die aanmerkelijk hoger uitvielen dan buiten de gevangenissen voor 'normale' DDR-burgers. In de tweede plaats blijven de talrijke verhalen van ex-gedetineerden, die na een röntgen- of fotosessie nog een half uur of langer naast een zoemend röntgenapparaat werden achtergelaten, onverklaard. Wellicht nodigden de röntgenbehandelingen uit tot ongedocumenteerd misbruik, waardoor de vraag of ze werkelijk bestraald werden of dat het lange wachten 'slechts' onderdeel was van een treitercampagne onbeantwoord blijft. De projectgroep dringt dan ook aan op een 'stralentechnisch onderzoek' in de Stasi-gevangenis Hohenschönhausen, waar zowel Bahro als Pannach en Fuchs vastzaten.

Naast onbewezen feiten en nieuwe vraagtekens leverde het onderzoek van de projectgroep Strahlen ook enkele schokkende inzichten op. Zo had de Stasi door een in 1971 gesloten verdrag met het Oost-Duitse Centrale Instituut voor Atoomonderzoek Rossendorf bij Dresden ongecontroleerde toegang tot elke gewenste hoeveelheid en soort radioactief materiaal voor haar operatieve doelen. Het hele proces van bestelling via transport tot gebruik vond in het diepste geheim plaats. Met de officiële controle-instantie in de DDR, het Staatliche Amt für Atomsicherheit und Strahlenschutz (SAAS), was het Ministerie voor Staatsveiligheid eveneens in 1971 overeengekomen dat het voortaan zelf verantwoordelijk was voor zijn activiteiten met radioactiviteit. Daarmee hield de Stasi ook op dit terrein alles in eigen hand. In geval van een verkeersongeluk bij de transporten (geen onmogelijkheid op de hobbelige wegen tussen Dresden en Berlijn) mocht zelfs de politie niets over de levensgevaarlijke lading te weten komen. De plaats van het ongeluk moest onder de strengste geheimhouding door eigen Stasi-personeel worden 'schoongemaakt'.

Uit de door de onderzoekers gevonden dienstreisverslagen uit de periode 1972-1989 valt op te maken dat leveranties van Rossendorf aan de Stasi tot aan de Wende in 1989 hebben plaatsgevonden. Aan het eind van die periode bedroegen de kosten van de onheilspellende diensten jaarlijks 40.000 Oost-Duitse marken (een behoorlijk bedrag in de DDR), die persoonlijk door functionarissen van het schijnbaar civiele Instituut voor Technisch Onderzoek (dus officieel niet door de Stasi) werden afgerekend. De leveranties bestonden voor een groot deel uit verschillende soorten zogenaamde radioactieve markeringsmiddelen, kleur-, reuk- en smaakloze stoffen, waarmee staatsgevaarlijke materialen en personen opgespoord konden worden. Doet men dat in grote delen van de wereld met onschadelijke fosforiserende substanties (bijvoorbeeld om losgeld te achterhalen), in de DDR werd hiervoor gebruikgemaakt van radioactieve isotopen als cesium-137, barium-140 en iridium-192. Ook leverde Rossendorf bijvoorbeeld in een onderzoeksreactor radioactief gemaakte spelden, die aan kledingstukken vastgemaakt moesten worden om verdachte personen te kunnen volgen. Met dezelfde bedoeling werden radioactieve vloeistoffen met speciaal daarvoor geconstrueerde spuiten van een afstandje op kleding en voorwerpen van personen gespoten. De onderzoekers van de projectgroep vonden in de Stasi-dossiers aanwijzingen voor honderden van zulke markeringsacties, die onder de schuilnaam Wolke vielen (100 per jaar in de jaren zeventig, 30 tot 50 per jaar in de jaren tachtig). Vaak succesvol, maar vaak ook niet. In 1978 wilde de Stasi bijvoorbeeld een fysicus uit Jena als West-Duits spion ontmaskeren door middel van 'geprepareerde' documenten. Het doel werd niet bereikt doordat de man de documenten niet aan de vijandelijke geheime dienst doorgaf, maar aan zijn chef bij Carl Zeiss. In 1985 werden West-Duitse bankbiljetten in een Oost-Duits postkantoor besprenkeld om de diefstal van westgeld door personeel op te lossen. En in 1987 voorkwam de Stasi op deze manier een rolverwisseling van een ééneiïge tweeling, waarvan er maar één toestemming voor een reis naar het westen had. Nog veel meer onvoorstelbare experimenten zijn in de dossiers terug te vinden.

De kwestie-Bahro

Of de Stasi-actie Wolke op de lange termijn tot de kanker van Bahro, Pannach en Fuchs heeft geleid zal altijd een onbeantwoorde vraag blijven. In het geval van de Oost-Duitse communist (en SED-lid) Rudolf Bahro is in ieder geval door de onderzoekingen van de projectgroep Strahlen duidelijk geworden dat hij in 1977 leidend voorwerp in Wolke was. In augustus 1977 besprak Bahro met een vriend hoe hij kopieën van zijn ruim 300 pagina's dikke manuscript Zur Kritik des real existierenden Sozialismus (dat twee weken later als Die Alternative in het westen zou worden gepubliceerd) aan een aantal personen in de DDR, andere Oost-Europese landen en West-Duitsland kon versturen. Nog diezelfde dag verklikte de vriend, die helemaal geen vriend maar een spion bleek te zijn, het aan de Stasi. Door specialisten van de Stasi werden de kopieën radioactief gemarkeerd, waardoor er binnen enkele dagen zeventien konden worden onderschept. Bahro werd gearresteerd en tot acht jaar gevangenisstraf veroordeeld. Na zestien maanden werd hij door West-Duitsland vrijgekocht. Anderhalf jaar later diende dit geval (zonder dat Bahro's naam overigens werd genoemd) aan de Juridische Hogeschool van het Ministerie van Staatsveiligheid als voorbeeld hoe met behulp van radioactieve markeringen politieke tegenstanders en hun netwerken kunnen worden opgespoord. Of het feit dat Bahro zijn manuscripten indertijd eigenhandig inpakte en verstuurde jaren later tot zijn kanker leidde blijft een speculatieve vraag. Duidelijk is wel dat de Stasi, ook al is opzet (dus moord) niet bewijsbaar, bewust grote risico's voor de gezondheid van haar (kritische) burgers nam.

De kwestie-Fuchs

Jürgen Fuchs werd eind 1976 na protesten tegen de Ausbürgerung van zijn vriend Wolf Biermann gearresteerd. Na negen maanden werd hij door het westen vrijgekocht. Vanuit West-Berlijn bleef Fuchs zijn geestverwanten in Oost-Europa met raad, daad en veel informatie ondersteunen, waardoor de Stasi zich genoodzaakt voelde Fuchs ook in het westen onder handen te nemen. Door middel van radioactieve markeringen zou de Stasi een groot deel van Fuchs' netwerk hebben kunnen blootleggen. Of dat ook werkelijk gebeurd is is niet bewezen. Wel zijn er aanwijzingen voor. In 1983 vatte de Stasi het plan op door een West-Berlijnse spion met de schone schuilnaam Genua een "noodzakelijk voorwerp voor een specifieke maatregel" in een rooster onder de ingang van Fuchs' huis aan te laten brengen. De verklaring ligt wellicht in een studie van de Stasi uit 1979 verborgen: "om radioactief gemarkeerde personen onder controle te houden moet bij hun huisdeur in het geheim een stralingsmeter worden aangebracht." In 1987 is er in de dossiers sprake van een zogenaamde markeringsopdracht tegen Jürgen Fuchs. Of die daadwerkelijk uitgevoerd is zal niet snel bewezen worden, alleen al omdat een groot deel van het Stasi-dossier over Jürgen Fuchs vernietigd is. Tegen de betrokken Stasi-spion werd gezegd dat de markeringsmiddelen voorlopig niet tegen het Zielobjekt (Fuchs dus in Stasi-spraak) in West-Berlijn ingezet zouden worden. Of dat een hard bewijs is is echter ook de vraag.

Conclusie

De opheldering van de radioactieve avonturen van het Oost-Duitse Ministerie voor Staatsveiligheid is niet eenvoudig. Dossiers zijn vaag en niet zelden vernietigd. Ehrhart Neubert van de Gauck-Behörden zei op 18 mei 2000 op een herdenkingsbijeenkomst voor Jürgen Fuchs en Gerulf Pannach dat de in de Stasi-dossiers gevonden aanwijzigingen voor doelgericht misbruik van radioactieve stoffen allemaal met de hand zijn geschreven, alsof het zo conspiratief was dat het ook de secretaresses niet onder ogen mocht komen. Daders zwijgen en justitie reageert laks op aangiften. Toch heeft het onderzoeksverslag een bijzonder slordige en nalatige omgang en een bewust misbruik van radioactieve stoffen en straling aangetoond, die ronduit crimineel en volgens de onderzoekers van een "mensenverachtend karakter" zijn.


Erik de Graaf.

Projektgruppe Strahlen des Bundesbeauftragten für die Unterlagen des Staatssicherheitsdienstes der ehemaligen Deutschen Demokratischen Republik, Abteilung Bildung und Forschung, Bericht zum Projekt: Einsatz von Röntgenstrahlen und radioaktiven Stoffen durch das MfS gegen Oppositionelle - Fiktion oder Realität? (Berlin, März 2000).



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Toen en nu -

De kracht van stilte

Ze ontbreken maar zelden en trotseren met hun vredeswakes de elementen: de Franciscaanse Vredeswacht. Portret van een kleine maar hechte groep binnen de vredesbeweging.

Toen Nederland in 1983 in Den Haag tegen de komst van de kruisraketten ging demonstreren vonden religieuzen dat zij niet achter konden blijven. Een groep franciscanen en franciscanessen toog die zaterdag op de fiets naar de Hofstad. Dat was tevens de aanzet tot de Franciscaanse Vredeswacht.

"We bestaan nu dus zeventien jaar," zegt Roline Woldinga-Veldkamp, de voorzitter van de werkgroep Franciscaanse Vredeswacht. "Na die demonstratie ontstond het gevoel dat we het daarbij niet konden laten. Als groep zijn we daarom in de veertig dagen tijd, de lijdenstijd tussen Vastenavond en Pasen, wakes gaan houden in Woensdrecht, bij de basis waar de kruisraketten geplaatst zouden worden. En daarna bedachten we dat we het niet bij die veertig dagen konden laten, maar dagelijks bij de basis aanwezig wilden zijn."

Roline Veldkamp - "Na het overlijden van mijn echtgenoot ben ik mijn meisjesnaam veel meer gaan gebruiken" - vertelt dat de wakes bij de basis aanvankelijk vanuit een barak gehouden werden en daarna vanuit een caravan. Nadat buren bezwaar gemaakt hadden, omdat de aanwezigheid van die caravan de waarde van hun huizen bedreigde, werd met een bliksemactie geld bijeengebracht om in Woensdrecht een huis te kopen. "Twee keer per dag hielden we van daar uit onze wakes bij de basis. We liepen dan naar de basis, hielden er onze wake van meestal een uur en gingen weer weg. Dat pand hebben we viereneenhalf jaar gehad en we zijn erin geslaagd het steeds bemenst te houden. Er kwamen mensen uit het hele land."

Ze heeft er duidelijk mooie herinneringen aan. "Ik herinner me vooral de dag dat het ratificatieverdrag gesloten werd en duidelijk werd, dat de kruisraketten er niet zouden komen. Ik was geblesseerd en kon niet lopen, dus nam ik de fiets naar de basis. Toen ik bij het hek aankwam, met m'n hesje aan, stond alles wagenwijd open. Maar ik stapte af, zette mijn fiets tegen het hek en alles zat ineens dicht. Toen voelde ik me oppermachtig, een hele gekke ervaring."

De basis Woensdrecht was voor meer groepen uit de vredesbeweging een concentratiepunt. Roline Veldkamp vertelt dat de autoriteiten eigenlijk steeds probeerden om die groepen - "Je had er de franciscanen, een keurig nette beweging, maar ook de blokkeerders en hekkenknippers" - uit elkaar probeerden te spelen. "Ik ben wel gefrustreerd geweest als ik daar zat. Op maandag, blokkadedag, ging ik 's morgens naar de blokkade. Maar om kwart voor twaalf ging ik snel naar het huis van de franciscanen, trok mijn hesje aan en ging een uur stil waken. Daarna weer die blokkade. Ik merkte, dat het echt niet kon. Het schiep verwarring naar de politie en het schiep grote verwarring in mezelf. Ik moest kiezen. Maar het is niet gelukt om ons uit elkaar te spelen. Als het vredeskamp ontruimd werd kregen de mensen bij ons koffie en ze sliepen bij ons op zolder. Ik denk dat respect voor de ander een van de belangrijkste dingen is van de Franciscaanse Beweging." En die ander is dan zowel de militair of de politicus als de actievoerder die andere middelen kiest.

Respect

"Ik heb het een keer meegemaakt - dat vond ik heel leuk - dat ik alleen naar de basis liep en een stel jongelui op de fiets tegenkwam, die riepen: 'Daar heb je ze weer; het is er maar een, maar het is even erg.' Dan denk ik: even effectief, bedoel je," vult Louis Bothe OFM aan. Hij is monnik in de orde der franciscanen, vandaar OFM, en sinds 1993 lid van de Franciscaanse Vredeswacht. Hij vertelt dat de latere patroonheilige van zijn orde, Franciscus, een twaalfde-eeuwse lakenkoopman uit het Italiaanse Assisi, uiteindelijk geen vrede had met zijn goede leven. "Franciscus werd geconfronteerd met lijden, met oorlogen en met mensen die vanwege hun melaatsheid werden uitgestoten en koos voor een leven aan de kant van de armen. Vrouwe Armoede noemde hij zijn geliefde. Hij kreeg navolging en stichtte de orde der franciscanen, die tot op de dag van vandaag bestaat."

In die orde werd het idee geboren voor de vredeswakes. "Broeders vonden na het regeringsbesluit tot plaatsing van de kruisraketten, dat ze het er niet bij konden laten zitten. Vanuit de vredesspiritualiteit van Sint Franciscus moesten we laten zien dat we vrede willen, maar dan ook op een vreedzame manier. We beginnen onze wakes dan ook altijd met een uiting van spiritualiteit, een tekst of een lied. Daarna volgt de eigenlijke wake, een half uur of een uur stilte, die we afsluiten met het Franciscaans Vredesgebed en de groet 'vrede en alle goeds'."

"Af en toe heb ik het gevoel dat ik voor Jan Joker sta, met m'n hesje," zegt Roline Veldkamp, "en dat we met een volslagen crazy beweging bezig zijn. Maar aan de andere kant krijgen we veel respect. Van andere actievoerders bij zo'n beurs, maar ook van mensen met een andere politieke mening."

Louis Bothe: "Als je zorgt dat je goed bezig bent dan komt het wel goed. Als je zelf maar doet wat je voelt dat je moet doen; zonder te dwingen. In zekere zin is het persoonlijk, maar het is ook een goed model. We leven in een samenleving waarin nogal veel geldingsdrang is. Politici bijvoorbeeld worden voor de camera's een totaal andere persoon worden; dat beïnvloedt hen en het gaat ten koste van de kwaliteit van waar ze mee bezig zijn. Door je er niet op te richten of je wel goed in beeld komt kun je laten zien dat je meer consistentie hebt, waardoor je meer dingen voor elkaar krijgt op de lange duur."

Het roept de vraag op waaruit dat dan blijkt. Bothe vertelt dat hij door zijn terugkerende aanwezigheid bij de ITEC-wapenbeurs bepaalde deelnemers leert kennen. Een van hen, een Amerikaan die bij hun eerste ontmoeting te paard en met een grote hoed naar de beurs kwam, noemt hij met een zekere vertedering de "Amerikaanse cowboy". Roline Veldkamp vertelt dat deze man de eerste dag kwam informeren waar zijn vriend was. Bothe: "Dat die Amerikaanse cowboy kennelijk ontzet was omdat ik er niet was, dat had ik helemaal niet verwacht. En dat zo'n man onder de indruk is van het Franciscaans Vredesgebed, dat op onze flyer staat, en het aan collegae laat lezen."

"Er was zelfs een Belgische wapenhandelaar die speciaal die flyer kwam halen," vult Roline Veldkamp aan, "die van verleden jaar had hij ook bewaard. En er komen steeds meer mensen naar ons toe."

Vredesmacht

De manier waarop Roline Veldkamp er over spreekt maakt duidelijk, dat de periode in Woensdrecht voor de Franciscaanse Vredeswacht een hoogtepunt geweest is. Maar we moeten dat niet idealiseren, vindt ze, en ze noemt twee andere hoogtepunten: de wake ter gelegenheid van de Europese Top die het Verdrag van Amsterdam opleverde en de demonstratie van samenwerkende vredesgroepen tegen het NAVO-ingrijpen in Joegoslavië.

"Voor mijzelf was een van de hoogtepunten het Verdrag van Amsterdam. Daar mocht niemand bijkomen, maar wij hadden ons aangemeld voor een wake bij het Van Randwijk-monument (het Weteringcircuit; TR). Ik dacht dat lukt ons nooit, dat is zo verschrikkelijk dichtbij. Ik kwam daar als eerste aan en meldde me bij de politie - 'We komen hier een wake houden met de Franciscaanse Vredeswacht.' Antwoord: 'Mevrouw, gaat uw gang.'- en kon zo doorlopen; er was dus geen angst voor een wake van de Franciscanen. Ik denk dat het heel goed was dat wij daar waren, op dat moment." "Kenmerkend was dat bij NOVA die avond de acties in beeld kwamen en wat er op de Top gebeurd was. En als brug daartussen stond de Franciscaanse Vredeswacht," vult Louis Bothe aan, en laat merken dat dit ook de rol is, die de werkgroep wil spelen.

De Franciscaanse Vredeswacht heeft ook meegedaan aan de grote demonstratie rond Kosovo in Amsterdam; op de Dam werd het Vredesgebed gelezen. Ook dat was voor Roline Veldkamp een hoogtepunt: "Dat was een krankzinnige toestand. Er was een grote chaos op dat plein, geschreeuw, er gebeurde van alles. Vooraan stonden Servische vrouwen te schreeuwen en er was een rel tussen Serviërs en de SAP. De organisatie had ons gevraagd af te sluiten met twee minuten stilte. Het was een enorm gekrakeel, maar toch ben ik begonnen met het gebed voor de vrede. En de vrede daalde over Amsterdam; het werd dood- en doodstil. Die twee minuten stilte heb ik zelfs met veertig seconden gerekt. Het werd doodstil op de Dam, dat was heel indrukwekkend. Je zag die vrouwen kalmeren, je zag dat Nederlandse vrouwen die vrouwen de hand gaven. Maar dat komt niet op de televisie."

Daar staat tegenover dat de werkgroep goede reacties krijgt op de brieven, die ze bij de wakes aan autoriteiten schrijft. Van premier Kok kreeg ze ooit een reactie die geadresseerd was aan de 'Franciscaanse Vredesmacht'.

Imam

Stilte en geweldloosheid zijn geen middelen, waar je als beweging gemakkelijk groot mee wordt. Toch moet de kracht van de stilte niet onderschat worden. Steeds meer mensen lijken die kracht te ervaren. Louis Bothe verwijst naar de stille tocht die de avond voor het interview plaatsvond ter herdenking van de gevolgen van een vuurwerkexplosie in Enschede.

Hij vertelt ook van de reactie van een ander lid van de werkgroep, een imam. "We hebben in oktober een wake gehouden naar aanleiding van de oorlog in Tsjetsjenië. We hebben toen met ons vieren, en daar was de imam bij, een wake gehouden voor Russische ambassade, in een volkomen uitgestorven straat in Den Haag, op zondagmiddag. Het was een belevenis voor die man, en ook voor ons, toen hij ontdekte dat je ook op een andere manier je protest kunt laten horen. In de Islamitische cultuur gaat dat toch veelal met geschreeuw gepaard."

Dat een imam is aangesloten bij de Franciscaanse Vredeswacht past in de traditie van Franciscus. De heilige is weliswaar op Kruistocht gegaan, maar niet, benadrukt Bothe, "om oorlog te voeren. Hij wilde de Sultan van Damiate bekeren en is daadwerkelijk met hem in dialoog geweest. Er zijn in onze orde twee manieren om het geloof te verkondigen: door het woord en door je manier van leven." "En ik geloof," vult Roline Veldkamp aan, "dat onze imam zich ook binnen de franciscaanse beweging thuis voelt, omdat hij meer wil dan alleen praten."

De Franciscaanse Vredeswacht heeft bescheiden plannen. Na Woensdrecht is de groep begonnen met regelmatige wakes in Den Haag, op het Binnenhof en op het Plein voor het ministerie van Defensie. Er is echter ook een periode geweest dat de groep niet meer was dan, zoals Roline Veldkamp het aanduidt, "een waakvlammetje". Maar bij de Kosovo-oorlog belde men elkaar op en liet de Franciscaanse Vredeswacht zich weer zien. "Wij doen wat nodig is," zeggen Veldkamp en Bothe.

In ieder geval wil de groep zich blijven manifesteren met wakes. Vaste gelegenheden daarvoor zijn de herdenking van het afwerpen van de eerste atoombom op 5 augustus en van de Dag van de Verenigde Naties, 24 oktober. En de groep is vastbesloten bij ITEC te blijven waken, ook nu de wapenbeurs verhuist naar de Noordfranse stad Lille. "De heer Mills, de organisator van ITEC, zegt dat hij ons zal missen. Maar wij gaan ook naar Lille," zegt Roline Veldkamp. "We zijn ook naar Lausanne gegaan toen de beurs daar was. Toen hebben heel veel franciscanen meegedaan, dat was heel leuk." En Louis Bothe heeft al adressen van leden van zijn congregatie in Lille.


Tjark Reininga


De eerstvolgende wakes van de Franciscaanse Vredeswacht zijn op 5 augustus (herdenking Hiroshima) en 21 oktober (naar aanleiding van de Dag der Verenigde Naties).
Informatie:
Roline Woldinga-Veldkamp,
Oostelijk Halfrond 65,
1183 EN  Amstelveen;
telefoon 020-6452399,
e-mail: roveld"at"dds.nl
Financiële bijdragen zijn zeer welkom op giro 3691653



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


-In memoriam Truke Kranendonk -



Met wapens geen vrijheid, geen vrede

Op 20 april 2000 overleed Truke Kranendonk. Bijna 81 jaar. De afgelopen vijftien jaar werkte zij mee aan diverse activiteiten van AMOK en allerlei andere linkse groepen. Hieronder geven we tekst weer die haar zoon Wout Kranendonk tijdens de crematieplechtigheid uitsprak.

We nemen afscheid van Truke Kranendonk-Storm. Wie of wat was ze? Eigenwijs. Hard. Actief. Dapper. Gedreven.

Hoe wordt iemand zo? De oudste van drie kinderen in een druk gezin. Voor vader en moeder de tafel dekken, voor twee broertjes en voor nog véél meer mensen die over de vloer kwamen. Pleegkinderen, leerlingen op de coöperatieve drukkerij, anarchisten, socialisten, communisten, syndicalisten, vrijdenkers en humanisten, christen-socialisten......

Onbedoeld was ze 'n keer de schrik van een nieuwe schooljuffrouw. Die vroeg of ze nog Nationale liederen kende. Nou ze kende er wel een "met daarin het woord `..nationale'..." Het is niet meer goed gekomen tussen haar en de juffrouw.

Later wordt ze lid van de Nederlandse Bond van Abstinent Studerenden. Abstinent. Ja, kroeg, kerk, koning, kazerne en kapitaal, in Truke's leven zitten ze allemaal.

Studeren dus. In Leiden voor kinderverzorgster als de oorlog ons land bereikt. En later pedagogiek bij het Nutsseminarium in Amsterdam.

We nemen afscheid van Catharina Dirkse uit De Bilt, althans volgens de identiteitspapieren van een koerierster. In Scheveningen heeft ze drie maanden vastgezeten. Da's alvast een jaar minder dan haar vader in Duitsland. En dan zijn er nog diegenen die de oorlogsjaren niet overleefd hebben.

Ik kan me goed voorstellen dat ze na de oorlog, na het verlies van een broer, nu eindelijk eens gewoon gelukkig wil zijn met een eigen gezin. Nou: nauwelijks heeft ze na acht jaar inwonen een eigen huurflat, of de opstand in Hongarije brengt tienduizend vluchtelingen naar Nederland. En Truke vindt dat ze maar het beste kan gaan helpen bij de opvang. Dan moest Dick maar een paar weken voor mij zorgen.

Dicks plotselinge overlijden in '79 heeft haar flink aangegrepen. Ze hervindt zich, verhuist naar Amsterdam en besluit zich maar eens opnieuw nuttig te gaan maken voor de samenleving. Met hààr prioriteiten: Amnesty International, Vrouwen in het zwart, 50+, Kernwapens, vluchtelingen, Vredesbeweging Woensdrecht, AMOK, Marinee, 't Kan Anders, Tegen de legitimatieplicht, noem maar op.

Ik heb nog een foto van haar uit de krant eind '92 bij een actie bij Eurometaal tegen export van Nederlandse granaten naar Turkije. Granaten die best eens tegen Koerden gebruikt zouden kunnen worden.

Waar zijn we? We zijn hier op de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Hij heet nieuw, maar hij is wat ouder. Als U buiten komt. In het eerste grote praalgraf hierachter ligt generaal Van Heutz. Ze moest eens weten.....

En nu is dat leven afgelopen. Op. Het lichaam versleten. En het idee dat de geestelijke achteruitgang onvermijdelijk is - dat is ook niet goed voor je humeur. Truke in het Besjeshuis - het idee alleen al! Het jaar 2000. De milleniumbug. De euro. Dat hoefde ze allemaal niet zonodig meer mee te maken. Ze besloot dat ze - voor één mens - wel genoeg had gedaan. Maar eigenlijk vond ze dat helemààl niet genoeg had gedaan.

Ik heb haar huis opgeruimd. Er is nog een demonstratiebord over, zullen we het weggooien? We kunnen het méécremeren. Wie het wil gebruiken mag het meenemen. Als je in de geest van Truke wilt blijven: je zou het aan allemààl willen meegeven. "Met wapens geen vrijheid, geen vrede." Haar leven is ten einde. Ons leven gaat door. Truke heeft er wel voor gezorgd om ons haar missie mee te geven. En een herinnering. Bedankt.


Wout Kranendonk



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Column -

Spektakel

Het is gebruikelijk dat er enige tijd na afloop van een militair conflict kritiek loskomt en ook wel feiten bekend worden die eerst angstvallig geheim gehouden werden. Opvallend is de mate waarin dit nu gebeurt ten aanzien van de NAVO-acties van 1999 tegen het Joegoslavië van Miloseviç.

Zo was er onlangs de berichtgeving in Newsweek over een geheim rapport van de Amerikaanse luchtmacht met de onthulling dat de destijds door stafchef Shelton genoemde resultaten van de luchtaanvallen schromelijk overdreven waren. Er waren ongeveer tienmaal zo weinig Joegoslavische tanks en pantserwagens geraakt en ongeveer twintigmaal zo weinig kanonnen. Het wemelde blijkbaar van de namaaktanks en heel wat getroffen doelen bleken burgervoertuigen.

Wel heel uitzonderlijk was het verzoek van de NAVO aan de CIA of die nog wat te bombarderen doelen kon verzinnen. De NAVO was namelijk door de eigen voorraad heen! De CIA verzon een Joegoslavisch overheidsgebouw, maar op die plek bleek de Chinese ambassade te staan!

Tot de scherpe critici behoort ook Rob de Wijk van het Instituut Clingendael. In de NRC van 8 mei vermeldt hij een slachtpartij door de Serviërs in Kosovo die door het UçK zou zijn uitgelokt met het doel om de NAVO te doen reageren. Hij betwijfelt ook of de etnische zuivering van Kosovo al vóór de NAVO-bombardementen was begonnen. Voorts wijst hij erop dat de NAVO-aanval plaatsvond zonder mandaat van de Veiligheidsraad en strijdig was met het volkerenrecht. Hij beklemtoont dat niet alle doelstellingen werkelijk gehaald zijn.

Het is daarom interessant om het vredesakkoord van de NAVO en Miloseviç te vergelijken met de eisen die begin 1999 in Rambouillet aan Joegoslavië werden gesteld. Die gingen aanzienlijk verder. De mogelijkheid van een toekomstig referendum in Kosovo over volledige onafhankelijkheid verdween. De vredesmacht KFOR in Kosovo is niet een NAVO macht en omvat ook Russische troepen. En vooral: de eis dat NAVO militairen zich vrij mochten bewegen in heel Joegoslavië is volledig verdwenen.

Die laatste eis van Rambouillet is zo vérgaand en onlogisch dat de Serviërs vanzelfsprekend neen zeiden. Het was dan ook waarschijnlijk de bedoeling dat ze neen zouden zeggen en de NAVO zich dus gerechtigd zou voelen om te gaan bombarderen. Zelfs tegenover een gewelddadige dictator als Miloseviç is dit een schandalige gang van zaken.

Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina




Recensies Recensies Recensies
Recensies Recensies Recensies
Recensies Recensies Recensies




The arms trade revealed - a guide for investigators and activists
Lora Lumpe and Jeff Donarski
Arms Sales Monitoring Project of the Federation of American Scientists : Washington DC
August 1999
123 pp.

Het Arms Sales Monitoring Project van de Federation of American Scientists (FAS) doet al jaren intensief onderzoek naar de rol van de Verenigde Staten in de wapenhandel. Gebruik makend van de Freedom of Information Act (FOIA, de Amerikaanse tegenhanger van onze Wet Openbaarheid van Bestuur) weet de FAS regelmatig gegevens boven water te krijgen die wapenexportbureaucraten het liefst diep in hun bureauladen hadden gehouden. Daarnaast kent de FAS als geen ander de weg in de politiek en allerhande andere netwerken. Om die kennis in bredere kring te verspreiden verscheen (alweer twee jaar terug) The arms trade revealed, een gids die een uitgebreid beeld schetst van de ins-and-outs op wapenhandelgebied aan de andere kant van de oceaan. Het is een bijzonder informatief bladerboek ("Do not try reading this book from cover to cover; you'll never make it"), dat vrij makkelijk wegleest.

Onder het motto 'ken uw vijand' wordt uit de doeken gedaan hoe de wapenlobby in de Amerikaanse politiek is geïnfiltreerd. Op steenworp afstand van het Witte Huis, in K Street, vertegenwoordigen tientallen lobbykantoren de belangen van de Amerikaanse wapenindustrie. Tijdens de verkiezingen in 1995-96 doneerden de 25 grootste wapenfabrikanten samen 10,8 miljoen dollar in de campagnekas van voornamelijk Republikeinse kandidaten. De FAS hecht zelf ook bijzonder aan de politieke lobby. Nogal uitvoerig wordt uit de doeken gedaan hoe het hele parlementaire besluitvormingsproces werkt en op welke manieren die te beïnvloeden is.

Naast een handleiding om zelf informatie openbaar te krijgen biedt The arms trade revealed inzicht in het werk dat anderen eerder al hebben gedaan. Het hoofdstuk Citizen Activism geeft een idee van de verschillende netwerken die in de VS campagne voeren voor bijvoorbeeld een strenger wapenexportbeleid, een verbod op landmijnen, of tegen subsidiëring van de wapenindustrie. Tegelijk worden de lessen van de verschillende actiestrategieën geëvalueerd. Vanzelfsprekend is het boek doorvlochten met adressen en webpagina's van zowel actiegroepen als overheidsinstellingen die op een of andere manier iets met wapenhandel te maken hebben. Dat deze gids zich weliswaar voornamelijk op de Amerikaanse situatie richt is op zich geen punt. Het zou alleen geen gek idee zijn iets vergelijkbaars eens voor de Nederlandse situatie op papier te zetten.
(FS)



The Arms Fixers - Controlling the Brokers and Shipping Agents
Brian Wood and Johan Peleman
BASIC Research 99.3, PRIO Report 3/99, NISAT : Oslo
1999
139 pp.


Met de grote belangstelling die er bestaat voor de rol van kleine wapens in conflicten, komt er ook meer geld beschikbaar om onderzoek te doen naar de handel erin. Waar het in kaart brengen van de legale stromen al lastig is, wordt dat bij illegale wapenhandel bijzonder moeilijk. Het geniep waarin dit verkeer plaatsvindt maakt dat niet meer dan een topje van de ijsberg bekend wordt. In die schaarse gevallen blijken zoveel rookgordijnen te zijn opgeworpen dat de waarheid alsnog moeilijk te achterhalen valt.

Illegale wapenhandel kenmerkt zich door de betrokkenheid van een groot aantal handelaren, makelaars, transporteurs en andere tussenpersonen, die veelal gebruik maken van postbusfirma's in verre belastingparadijzen en vliegtuigen leasen van maatschappijen die geregistreerd staan in landen zonder noemenswaardige regelgeving. De handel loopt door landen met een gebrekkige controlecapaciteit en maakt dikwijls gebruik van corrupte functionarissen die bereid zijn documenten te vervalsen.

In The arms fixers is een boeiende compilatie gemaakt van een aantal van deze illegale zaken die de afgelopen jaren de publiciteit haalden. Vanuit verschillende invalshoeken hebben Peleman en Wood geprobeerd in kaart te brengen welke actoren een rol spelen in de illegale wapenhandel. Het is de wereld van illustere namen uit een nog niet zo grijs Koude Oorlogsverleden (Adnan Khasoggi, Samuel Cummings) naast die van de privatisering van de oorlog (Executive Outcomes/Sandline International), gedomineerd door Zuid-Afrikaanse speciale eenheden uit de apartheidstijd, wegbezuinigde KGB-ers en gewiekste zakenlieden die met verschillende aliassen opereren. Schimmige firma's die al naar gelang de omstandigheden hun klanten vinden in Angola of Sierra Leone en die hun uitvalsbasis, wanneer de adem van de autoriteiten ze te heet in de nek wordt, verplaatsen van België naar Zuid-Afrika.

Een groot gemis in deze wirwar van persoons- en bedrijfsnamen is het ontbreken van een register; voor andere onderzoekers zou dat een waardevolle handreiking zijn geweest bij verder spitwerk. Het probleem van de illegale wapenhandel is immens en lijkt amper oplosbaar. De auteurs bieden een raamwerk van maatregelen aan, die vooral neerkomen op grotere openbaarheid van gegevens, betere controles op het goederenverkeer en een uitgebreide registratie van handelaren. Ontegenzeggelijk zijn dit belangrijke stappen vooruit, maar die weg is nog heel erg lang en van heel wat meer hobbels en valkuilen voorzien dan de veelgeprezen landmijnencampagne.

Zolang de medewerking van Westerse autoriteiten aan een effectieve controle op de verspreiding van kleine wapens nog uiterst moeizaam verloopt, valt niet te verwachten dat armlastiger landen veel geld en energie zullen steken in het verbeteren van hun capaciteit. Wat niet wegneemt dat een flink aangescherpte controle in de haven van Rotterdam en op Schiphol een belangrijke (symbolische) stap in de goede richting zou zijn.
(FS)



Illegale trafiek van wapens naar conflicten: de Grote Meren en Angola
Johan Peleman
IPIS-Brochure 123 : Antwerpen
augustus 1999
55 pp.
ISBN 82-7288-207-8


Meer in vogelvlucht, maar daardoor zeer toegankelijk voor de leek en bovendien in het Nederlands, brengt Peleman in deze IPIS-uitgave de geweldsspiraal in Centraal-Afrika in beeld. Hij legt verbanden tussen de oorlogen, de aanwezigheid van waardevolle natuurbronnen (olie, diamant, goud en tropisch hardhout), het belang van multinationals (lees: de westerse wereld) daarbij en de soms beslissende invloed van huurlingen en geleverd wapentuig. Zeer zeker de twaalf en een halve gulden waard.
(FS)



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Wapenhandel -



Wapenhandel
Samenstelling: Frank Slijper

Voor meer informatie over Nederlandse wapenhandel en -industrie: ga naar www.stopwapenhandel.org



Munters houdt kernwapens droog

Een slimme Zweed, Carl Munters, verzon halverwege de vorige eeuw systemen die vocht de baas moeten blijven. De ontvochters bleken een gat in de defensiemarkt. Wanneer je als leger met je dure spullen regelmatig in de tropen of op zee opereert is het natuurlijk handig ze te kunnen beschermen tegen roest en andere vochtproblemen. Munters bedient de militaire klantenkring via een speciaal Defence Coordination Office in Alphen aan de Rijn. Eigenaars van een Leopard tank of Patriot raket kunnen hier terecht voor een duurzame behandeling van hun wapentuig. Een nucleaire oorlog leidt Munters ook in goede banen: het bedrijf houdt de lanceerbuizen van de Trident raketten aan boord van de Amerikaanse atoomonderzeeërs droog.


Philips verstevigt militaire positie

Met de verkoop van Hollandse Signaal aan het Franse Thomson-CSF in 1990 leek Philips zich vrijwel teruggetrokken te hebben uit de defensie-industrie. Op Philips Crypto (informatiebeveiliging) na profileerde de elektronicagigant zich nauwelijks als krijgsleverancier. Maar in de schaduw bleven ook de Philips Machinefabrieken in Acht (bij Eindhoven) militair actief. De afdeling Aviation bouwt daar al 30 jaar uitlaatsystemen en naverbranders voor de motor van de F-16. Ook maakt men er onderdelen voor helikopters (Apache en Chinook) en vliegtuigen (F/A-18 Hornet) van Boeing. De laatste maanden heeft Philips Aviation een aantal grote orders in de wacht gesleept. Eind vorig jaar haalde het nog een vervolgorder binnen ter waarde van een kleine honderd miljoen gulden. Voor dat bedrag is Philips de komende tien jaar exclusief leverancier van enkele onderdelen van de F-110 motoren, die General Electric voor de F-16 bouwt. De Amerikaanse luchtmacht past momenteel alle F-16's aan en als onderdeel van die opknapbeurt krijgen deze de nieuwe F-110 motor. Begin dit jaar boekte de Philipspoot ook belangrijke orders voor onderdelen van andere oorlogsvliegtuigen. Voor 10 miljoen gulden koopt British Aerospace 23 vleugelverbindingsconstructies voor de Nimrod 2000, het nieuwe patrouillevliegtuig van de Britse luchtmacht. Daarnaast doet Philips Aviation een gooi naar orders voor het Joint Strike Fighter project, de beoogde opvolger van de F-16 in de VS en mogelijk Nederland. Hiervoor heeft Philips verschillende demonstratieprojecten opgezet. Een van de meer kansrijke ontwerpen schijnt de Blisk zijn, een turbine-schoependisk, die uit één stuk titanium wordt gefreesd. Samen met Fokker zet het in op de bouw van het staartstuk. Om de groeiende orderportefeuille af te kunnen werken zoekt Philips Aviation "op korte termijn een aanzienlijk aantal extra medewerkers" om de huidige 60 werknemers te versterken.
Bronnen:
Luchtvaart, januari en maart 2000
TW, 19 januari en 23 februari 2000


De vliegdekschepen van Bill Gates

De miljarden die Microsoft oprichter Bill Gates heeft verdiend met de verkoop van Windows software worden voor een deel belegd in de wapenindustrie. Cascade Investment LLC, Gates' investeringsmaatschappij, verklaarde in februari een aandeel van acht procent te hebben verkregen in Newport News, bouwer van onderzeeërs en vliegdekschepen voor de Amerikaanse marine. De investering van Gates heeft een waarde van zo'n 170 miljoen gulden. Nog een goede reden om geen Microsoft spullen te kopen.
Bron: Defense News, 6 maart 2000


Bedrijfsleven wil meer profiteren van oorlogsellende

De stichting Nederlandse Industriële Inschakeling Defensieopdrachten (NIID) ervaart grote problemen voor de defensie-industrie bij het verkrijgen van orders van de Verenigde Naties. Hoewel Nederland een van de gulste donors van de VN is, krijgen bedrijven amper een voet tussen de deur in New York. Jaarlijks plaatst de volkerenorganisatie voor ongeveer zes miljard gulden orders bij het bedrijfsleven voor VN-vredesmachten en wederopbouwprojecten in oorlogsgebieden. De Economische Voorlichtingsdienst organiseert daarom in juni voor geïnteresseerde ondernemingen bijeenkomsten waar men alvast een eerste contact kan leggen met inkopers van de VN. Mede om het belang van het bedrijfsleven bij vredesoperaties te bevorderen heeft Defensie zelfs een heus convenant afgesloten met de industrie. Ook de VN erkent dat Nederland slecht af is: het heeft het predikaat Under Utilised Major Donor Country gekregen. Want, voor wat hoort wat.
Bronnen:
Defensiekrant, 3 februari 2000
Telegraaf, 4 april 2000


Patrouilleschepen voor Argentinië

Argentinië heeft onlangs vier kleine patrouilleschepen van het type Alucat 1050 in gebruik genomen. De kustwacht gaat de boten van Damen Shipyard gebruiken in de strijd tegen smokkelaars aan de grens met Paraguay. De Nederlandse scheepjes bevallen blijkbaar goed. De Gorkumse scheepsbouwer verkocht halverwege de jaren '90 al eens 30 patrouilleboten aan de Argentijnse Prefectura Naval.
Bron: Jane's Defence Weekly, 23 februari 2000


Staat verkoopt laatste deel Eurometaal

Verspreid over een periode van negen jaar verkoopt de Nederlandse Staat in drie delen haar belang van 33 1/3 procent in Nederlands grootste munitiefabrikant Eurometaal aan Rheinmetall DeTec AG. Vorig jaar had het Duitse concern al een derde van het aandelenkapitaal overgenomen van DynamitNobel. Het vooral door granaatleveranties aan Turkije omstreden Zaanse bedrijf komt daarmee volledig in Duitse handen. De overheid acht de voorkeursbehandeling die Eurometaal tot nu toe genoot niet langer in het belang van de Staat.
Bron: Ministerie van Defensie, 11 mei 2000


Nachtzichtapparatuur voor Belgen en Britten

Het Britse Pilkington Optronics is net als Hollandse Signaal een dochter van Thomson-CSF. Signaal USFA uit Eindhoven heeft daarmee een zusje dat zich eveneens bezighoudt met optische technologie. Die verwantschap lijkt goed van pas te zijn gekomen bij een order van het Britse leger. Dat bestelde eind vorig jaar bij Pilkington 73 proefexemplaren van de Lion, een handkijker die Signaal USFA samen met Delft Sensor Systems, Thomson en GEC-Marconi heeft ontwikkeld. In 1998 kocht de Nederlandse landmacht al 803 Lions.
OIP Sensor Systems, de Vlaamse dochter van Delft Instruments gaat het Belgische leger 1.097 MUNOS nachtkijkers leveren. Deze zijn uitgerust met de nieuwste beeldversterkingsstandaard, de XD-4, die ontwikkeld is door Delft Electronic Products (DEP) in Roden. Een order voor nog eens 394 MUNOSsen wordt in de loop van dit jaar verwacht. De kijkers zullen vastgeschroefd worden op machinegeweren van FN Herstal. "Being forewarned is being forearmed, after all..." aldus DEP.
Bronnen:
Defense News, 6 maart 2000
International Defense Review, maart 2000


Militaire software van Baan

Bekend als reformatorische multinational met een liefdadig karakter weigerde Baan tot voor kort in te gaan op de vraag of het bedrijf zich bezighield met het fabriceren van militaire software. Die vraag lag voor de hand aangezien Baan zijn explosieve groei halverwege de jaren negentig voor een groot deel realiseerde als huisleverancier van British Aerospace (o.a. Hawk gevechtsvliegtuigen) en het Amerikaanse Boeing, dat naast passagiersvliegtuigen ook een hele reeks militaire toestellen bouwt. Bovendien verdiende Baan miljoenen met de compensatieorders die het verkreeg bij de aanleg door Northern Telecom van het Netherlands Armed Forces Integrated Network.

Met de meer Amerikaanse wind die het afgelopen jaar door het bedrijf is gaan waaien is die schroom voorbij. Mogelijk wil het bedrijf de tegenvallende resultaten van de laatste tijd compenseren door een steviger positie op de militaire markt. In het blad Armex zet Baan een twee pagina's grote advertentie waarin het de warme band met RDM-dochter SP Aerospace and Vehicle Systems (pantservoertuigen en landingsgestellen voor veelal militaire vliegtuigen) aanprijst. In oktober al maakte Baan goede sier als een van de hoofdsponsors op de jaarlijkse promobijeenkomst van de NIID, de lobbyclub van de Nederlandse wapenindustrie. Tijdens de lunch kon het militair-industrieel complex bij de Baan-stand de strijd aanbinden tegen dartkampioen Raymond van Barneveld. Voor meer politiek overwicht heeft het Veluwse bedrijf oud-staatssecretaris van Defensie Gmelich Meijling als lobbyist in de arm genomen. Een andere legerman, generaal b.d. Van den Breemen stapte overigens, "om gezondheidsredenen" in maart op als commissaris bij Baan.
Bronnen: o.a. Armex, maart/april 2000


Nieuw traangaspistool voor ME

De Mobiele Eenheid van de Friese politie heeft tien nieuwe traangaswerpers gekregen. Het wapen is aangeschaft met het oog op de Europese kampioenschappen voetbal. Op het schietkamp in de Marnewaard bij Zoutkamp hebben de traangasschutters onlangs geoefend met het nieuwe wapen van Heckler & Koch, dat de bejaarde Winchester karabijn vervangt. Arrestatieteams kunnen er ook binnenshuis prima mee uit de voeten: een deur of thermopane ruit wordt met gemak doorboord.
Bron: Friesch Dagblad, 27 maart 2000


Screening Signaal Huizen

Niet alleen mensen, ook bedrijven worden door de inlichtingendiensten gescreend. Vorig jaar op 17 november was de beurt aan de nieuwe vestiging van Signaal Communications in Huizen. Een commissie van BVD (Binnenlandse Veiligheidsdienst), MID (Militaire Inlichtingendienst) en landmachtmilitairen voerde een inspectie audit uit, een onderzoek dat nodig is om de fel begeerde Facility Security Clearance te behouden die nodig is om met staatsgeheimen te werken. Begin 1999, toen Signaal Communications net verhuisd was, was er al een zogeheten quick look geweest om de te kijken of de nieuwe lokatie voldoet aan de beveiligingseisen. Dit keer gebeurde het uitgebreider: inbraakbeveiliging, IT-beveiliging, beheer van cryptomodules en omgang met staatsgeheimen, kwamen op dit examen aan de orde.

Het hoofd van de MID, de heer Maas himself, die blijkbaar voor deze gelegenheid zijn hol verlaten had, verklaarde tevreden te zijn: "Het is hier perfect geregeld." Hij kreeg onmiddellijk lik-op-stuk van General Manager Adri Blokhuis: "Ik zie eroptoe dat we dit peil in de toekomst vasthouden."
Bron: Signalen, januari 2000



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Berichten van de basis -

Berichten van de basis

Hoger beroep burgerinspecteurs kernwapenbasis Volkel

Op dinsdag 11 juli 2000 om 13.50 uur zijn vier burgerinspecteurs gedagvaard voor de zitting van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, Leeghwaterlaan 8. Het betreft het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter Den Bosch over de op 2 april 1999, tijdens het Paasvredesaktiekamp, uitgevoerde inspectie naar de illegale kernwapens op vliegbasis Volkel. De vier vredesaktivisten werden veroordeeld tot geldboetes terzake het zich bevinden op verboden grond en vernieling. Aangezien het opslaan van atoomwapens op vliegbasis Volkel illegaal en immoreel is namen de inspecteurs geen genoegen met de veroordeling en gingen in hoger beroep. Ze zullen tijdens het proces hun motieven naar voren brengen en duidelijk maken dat de Nederlandse overheid in strijd handelt met het Internationaal Recht.
Kom de burgerinspecteurs tijdens hun procesgang ondersteunen. Kom naar de rechtszaak in Den Bosch op 11 juli om 13.50 uur.



Website InSudok

InSudok, het informatie en documentatie centrum over de voormalige Sovjet Unie en de landen van het Gemenebest van Onafhankelijke staten, heeft zijn website vernieuwd en verbeterd:
www.stelling.nl/insudok
Kontaktpersoon:
Bas van der Plas:
insudok"at"planet.nl of tel: 073-6221308



Oproep tot deelname aan de
wake van de Franciskaanse vredeswacht
bij de atomaire vliegbasis Volkel, 2 september 2000

Onder het motto 'Hier liggen kernwapens' houdt de Franciscaanse Vredeswacht een wake bij de hoofdpoort van de vliegbasis. De wake vindt plaats van 12 tot 16 uur op 2 september bij de hoofdpoort van de vliegbasis.



Verslag avond over kernwapens beschikbaar

Het verslag van de informatie-avond over kernwapens die op 19 april in de IJsbreker te Amsterdam werd gehouden, is klaar en kan besteld worden door ¦ 5,- over te maken op PG 754 9774 van AMOK inzake Werkgroep Eurobom te Utrecht. Vermeld 'verslag IJsbreker'.



Nieuw boekje over kernwapens: 'Kernwapens op retour'

In maart verscheen dit nieuwe overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van kernwapens vanaf 1989, en de achtergronden daarvan. Het is de eerste nederlandstalige publikatie over dit onderwerp voor een breed publiek die is verschenen sinds het einde van de Koude Oorlog.
De brochure kan besteld worden door ƒ 13,20 over te maken op giro 754 9774 ten name van AMOK inzake Werkgroep Eurobom te Utrecht. Vermeld 'kernwapen brochure'



Aktie-oproep voor 1 oktober
OPENHEID OVER KERNWAPENS, NU!
Zondag 1 oktober 2000: burgerinspektie vliegbasis Volkel

Doe mee aan een groots opgezette aktie om voor eens en voor altijd duidelijkheid te krijgen over kernwapens in Nederland om ze vervolgens op te ruimen in Nederland, in andere (NAVO-)landen, wereldwijd! Op vliegbasis Volkel (N.Br.) liggen al sinds begin jaren zestig enige tientallen Amerikaanse kernbommen, gereed voor gebruik door Nederlandse F16's. De aanwezigheid van kernwapens op Nederlands grondgebied wordt van officiële zijde bevestigd noch ontkend.
1 oktober 2000 is wereldwijd uitgeroepen tot aktiedag tegen kernwapens. De oproep gaat uit van het Abolition 2000-netwerk, waarbij wereldwijd ruim 2000 (vredes)organisaties zijn aangesloten. (Abolition betekent afschaffing.)
Info: www.abolition2000.org
Meer informatie: Rob Boogert: 070-3890235.
Of kijk op http://vredessite.nl/kernwapens/.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Fk